Hoewel het in werkelijk maar een aantal minuten had geduurd, voelde het als een eeuwigheid voordat we het landgoed uit waren. Ronan bracht me naar de stallen, waar wachten de buitenkant bewaakten. Het waren er meer dan ik er gewoonlijk bij elkaar zag. Normaal gesproken waren er een of twee die dicht in de buurt waren en ik nog enigszins het gevoel had dat ik een normaal leventje kon leiden. Nu waren er alleen al zeven die bij de grote houten deuren stonden. Om maar nog niet te spreken over de anderen die bij de zijkanten waren gepositioneerd. Zodra ik de ruimte binnentrad overstroomden mijn oren met een kakofonie van geluid. De grijze stenen vloer was bedekt met Fae; Huishoudsters die trillend op de grond zaten, wachters die vanuit de hoeken de ruimte observeerden en kamermeisjes die van hot naar her renden om water en dekens naar iedereen te brengen.
Ik was me er altijd wel van bewust geweest dat we veel personeel in dienst hadden, maar nog nooit had ik iedereen bij elkaar gezien. Het overweldigde me een beetje om al die gezichten bij elkaar te zien. Gezichten waar ik er maar een aantal van bij naam kende, tot mijn grote schaamte. Deze mensen waren allemaal in deze situatie gebracht, een situatie waar ze waarschijnlijk zelf niets mee te maken hadden. Mijn ogen scanden de menigte, op zoek naar mijn beste vriendin. Paniekerig keek ik om me heen, maar Juniper was nergens te vinden. Alsof Ronan wist waar ik mee bezig was leidde hij me door de op elkaar gepropte groepjes heen, richting de stallen zelf. Grote, majestueuze paarden draaiden nerveus rondjes in hun stal, niet wetende wat hen overkwam. Tegen het einde waren er een paar legen, waar een klein groepje zich had verzameld. Ik herkende Lillian, de heler die me in mijn jeugd vaak van kwaaltjes had afgeholpen. In haar handen had ze een bruine leren buidel die bijna overstroomde met allerlei potjes, tubes en verbandrollen.
Ze heeft haar rode haar in een lange vlecht over haar schouder hangen en een witte haarband om de plukjes uit haar gezicht te houden. Hoewel ik weet dat ze minstens honderd jaar met mij scheelt, ziet eruit alsof ze de twintig net heeft gepasseerd. Een zacht gekreun komt vanuit de box. Het doet me denken aan het geluid wat een gewond dier maakt. Zo diep en rauw. 'Het komt goed Juniper, blijf heel stil voor me liggen oké?' Ze zegt het zachtjes, maar zelfs vanaf het eind van de gang ben ik in staat om het met mijn scherpe gehoor op te vangen. Juniper. Ik laat Ronan achter me en versnel mijn pas. Half sprintend haast ik me naar hen toen. Nee nee nee. De mantra blijft door mijn hoofd klinken, in de hoop dat het niet waar blijkt te zijn.
Met een schok kom ik tot stilstand voor de geopende boxdeur. Daar in het zachte stro ligt een laken uitgespreid, als een soort dienstdoend matras. In het midden ligt Junipers kleine figuur. Haar karamelkleurige haar ligt uitgespreid als een waaier boven haar hoofd en zit vol met strosprietjes. Ze is lijkbleek, alsof al het pigment uit haar huid is verdwenen. Haar ogen zijn gesloten en moeizaam haalt ze adem. Het klinkt piepend en onregelmatig. Ze hebben haar uniform uitgetrokken en vervangen door een schoon, veel te groot mannen T-shirt wat met bloed is bevlekt. Verdoofd aanschouw ik het tafereel. Dit kan niet waar zijn. Lillian heeft me in haar opperste staat van concentratie nog niet opgemerkt en Behendig stroopt ze het shirt omhoog om de wond te ontbloten. Het ziet er gruwelijk uit. Alsof iemand een hap uit haar lichaam heeft genomen. De zijkant van haar lichaam is een bloederige massa van gerafeld vlees. De randen zijn gekarteld en met elke ademtocht die haar lichaam verlaat stroomt er meer bloed langs ze op. De aderen die van de wond naar de rest van haar lichaam lopen zien er donkerblauw uit. Ze geven een scherp, onnatuurlijk contrast met haar witte huid en diep vanbinnen weet ik dat aderen er niet zo uit horen te zien. Er welt een ongecontroleerd geluid op uit mijn keel, een die mijn aanwezigheid verraad. Juniper opent trillend haar oogleden en kijkt me met doffe ogen vol pijn aan. Toch probeert ze er een glimlachje uit te persen zodra ze me ziet. 'He sukkel, blij om jou hier levend te zien,' Bij het horen van de koosnaam die ze sinds kleins af aan voor me gebeurt treed ik binnen en kniel naast haar neer. Met trillende handen neem ik de hare vast. Ze zijn ijskoud door het gebrek aan de rode levensstof die door haar lichaam pompt. 'Hé Juni.' Ik schraap mijn keel, niet wetende wat ik tegen het gewonde meisje moet zeggen.
'Blijf bij me oké, het komt allemaal goed.' Ik kijk vol hoop op naar Lillian die aan de andere kant van het lichaam zit en de wond heeft onderzocht. Haar gezicht staat getergd en langzaam schud ze haar hoofd. Gal welt op in mijn keel en met moeite slik ik de enorme brok door. De houding waarin ik zit is pijnlijk en ik verschuif zodat ik Junipers hoofd in mijn schoot kan leggen. Haar prachtige, anders zo stralende hazelnootkleurige ogen kijken naar me op. Ze geeft me een licht kneepje in mijn hand, zo licht door het gebrek aan kracht dat het bijna niet merkbaar is. 'Het is oké. Ik weet dat het niet zo is.' Zachtjes als een klein vogeltje probeert ze me gerust te stellen. Maar hoewel ze nu nog bij me is zie ik met elke passerende seconde het leven uit haar wegsijpelen. Een traan doorbreekt de glans die voor mijn pupillen ligt en rolt naar beneden. Over mijn wang, naar mijn nek totdat het met een drop de grond raakt. Langzaam zakken har oogleden dicht. En ik zie dat ze het probeert te vermijden. Hoe hard ze vecht om ze open te houden. 'Juni- Juni. Hou je ogen voor me open' Ik streel snikkend met mijn vingers door haar zijdezachte haar. Een troostende beweging, een waarvan ze me altijd vertelde hoe haar moeder dat vroeger bij haar deed. 'Het spijt me zo Juniper,'
'Het is niet jouw schuld.-' 'Die man, Hij zei dat hij op zoek was naar jou. Bloed voor bloed.' Krakend opende ze haar mond. 'Maar ik wist niet wat hij bedoelde. En ik- en ik wilde niet dat hij bij je in de buurt zou komen.' Een pijnlijke steek bral zich een weg door de barricade die ik met moeite op had gebouwd om niet te breken. Een jammerend geluidje welde op uit haar keel. 'Het doet zo'n pijn Dawn,'
'Ik weet het Juni, ik weet het. Maar je bent zo sterk.'
Ik verplaatste mijn hand naar de zijkant van haar gezicht, tegen de zachte huid van haar wang en bewoog mijn duim in cirkeltjes. 'Het spijt me Dawn,' ik verstand de woorden die uit haar mond kwamen bijna niet en boog me dichter naar haar mond toe. 'Niets hiervan is jouw schuld lieverd. Niets.' Verzekerde ik haar met een ferme stem. Ik zou haar niet de schuld op zich laten nemen voor deze situatie. Mijn hoofd was een warboel van gedachten, gevoelens en vraagstukken. Ik had geen flauw idee wat er allemaal was gebeurd- of waarom- maar waar ik absoluut zeker van was, was dat dit lieve meisje er niks mee te maken had. Dit verdiende ze niet, en ik zou haar haar laatste momenten niet laten doorbrengen met het gevoel alsof dat wel zo was.
'Het komt goed Juni, ik ben bij je.'
'Ik ben bij je,' Minuten lang herhaalde ik het. Als een schakelaar die vastliep en telkens opnieuw hetzelfde uitvoerde. Haar borstkas rees steeds minder vaak en haar hartslag klopte langzaam. Het had moeite om haar levend te houden en langzaam stopte het met vechten.
'Ik hou van je Dawn' Ze ademde sidderend. 'Maak me trot, en- en vermoord een paar van die klootzakken voor mij oké.' Voor een moment was de strijdlustige Fae die ik kende terug, de vriendin die weigerde om me op te geven, ook al had ik haar daar in mijn meest donkere momenten om gesmeekt. Ze liet het niet klinken als een vraag, maar beval me om het te doen.
Ik lachte vol pijn, mijn hoofd schuddend om de betekenis van haar woorden. Vol liefde glimlachte ik naar haar met een hart vol zeer en verdriet. Ik drukte een vederlichte kus op haar voorhoofd.
'Ik hou van je Juniper. En dat zal ik doen, dat beloof ik je.'
Nog een seconde ontmoette haar ogen de mijne, waarna ze dicht liet zakken en een opgeluchte zucht haar licht geopende mond verliet.
Ze was weg.
Mijn enige vriendin was weg.
En ik zou het die klootzak die haar me had ontnomen het nooit vergeven.
Die belofte maakte ik Juniper.
En ik zou mijn woord niet verbreken.
JE LEEST
Emperor of Death | Dutch
FantasyHet ijzer van mijn dolken weerspiegelde mijn bloederige gelaat. Het zong in mijn bloed. Een lied van dood en leven. Kwetsbaar, maar levensgevaarlijk tegelijk. 'Ben je er klaar voor?' Ik keek op naar de jongen die de muren rondom mijn hart had weten...