Hoofdstuk 35

8 3 2
                                    

'Nog een keer.'

Zweet.

'Nog een keer.'

Vermoeidheid.

'Nog een keer.'

Pijn.

De afgelopen seconden, minuten, uren was het zo gegaan. We waren uit ons bed gesleurd, gedwongen om voor dag en dauw klaar te staan. Water en smakeloze pap in onze maag, uniform aan, handen keurig gevouwen achter onze rug. Gewetenloos had ik gedacht. Het was ons niet toegestaan om een kop koffie te drinken, om in ieder geval een deel van de slaap uit ons systeem te verbannen.

Nee. Water. Meer niet.

Maar dit. Dit was pure marteling.

Oefeningen die gespecialiseerd leken te zijn om je lichaam te breken. Elke spier brandde in een verscheurend vuur. Spieren waarvan ik niet eens wist dat het lichaam bezat. Het kwam aan op doorzettingsvermogen, had de Sergeant gezegd. Elke soldaat moest bezitten over een genadeloze focus. De scherpte van de geest die het vijand zou weten te verslaan. Je lichaam voerde het uit, een robot bestuurd door je geest.

En zonder die discipline, die doorzetting, die kracht. Was je nutteloos. Zwak.

Ik klemde mijn kaken op elkaar, kniezende en protesterende pijnscheuten vlogen op in mijn tandvlees. De spanning stond er zo strak op dat mijn kaak elk moment in deze houding zou kunnen staan. Ik voelde me machteloos. Machteloos tegen de zwakte van mijn lichaam waar ik seconde na seconde mee geconfronteerd werd. Frustratie en woede, allemaal zorgden ze ervoor dat ik in tranen wilde uitbarsten bij het overweldigende gevoel van brandende spieren, het ademloze happen naar lucht, het geroffel van mijn hart alsof het de laatste meters van een marathon zette voordat het zou opgegeven.

'Opstaan, Whittaker.' De vrouw blafte vanaf de andere kant van het veld naar me, gebarend dat ik verder moest gaan met rondje. We waren begonnen met de warming up, iets wat niet al te zwaar zou moeten zijn, dacht ik. Integendeel. Ik was al uitgeput voordat de dag überhaupt zou beginnen. Het stretchen was redelijk makkelijk geweest, niets al te zwaars. Het enige lastige eraan was dat mijn balans ver te zoeken was en mijn lenigheid nergens te vinden was.

Ik dacht dat dat de warming up was. Dat was bij Ronan wel zo geweest, voordat we beginnen met sparren. Maar dat was al een tijdje geleden, voor..- Voordat ik het niet meer kon.

Dit was gewoon sadistisch. Een kilometer hardlopen, was een rondje op de baan die rondom het kamp liep. Push ups, sit ups, squats, lunges. Van alles een set van twintig, achter elkaar, zonder pauze of ruimte om ook maar je adem in te halen. En als laatste een oefening die mijn binnenste liet voelen als een trillende, dobberende bal van organen.

Ik had het gehaald door pure adrenaline die voortkwam uit de intense woede die ik voelde. Bij sommige van mijn teamgenoten leek het zo makkelijk te gaan. Zonder ook maar een druppeltje zweet die over hun voorhoofd naar beneden liep. Geen enkele zucht of kreun te bekennen.

Ik lag plat op de grond, mijn voorhoofd begraven in de vochtige aarde. Het zou een modderige vlek achterlaten, dat wist ik. Maar op dit moment maakte me dat niks uit. Ik zat toch al onder. Iedereen, op Ember, Dash en ik na, stonden al bij de vrouw te wachten. Ongeduldig met hun voet tappend, een misselijkmakende grijns van pure genoegdoening op hun gezicht. Varkens waren het. Elke. Fucking. Persoon.

Ik wist dat mijn vrienden, mijn nieuwe bondgenoten zoals we de vorige avond hadden besloten, op me aan het wachten waren. Vermoeid op de grond zittend, hun ademhaling regelmatig.

'Kom op Dawn.'

'Je kunt het.' Fluisterden ze allebei bemoedigend. Ik moest wel. Ik spande elke spier aan, een voor een om overeind te komen. Langzaam. Heel langzaam sleurde ik mezelf overeind en stond ik op, zonder mijn vreselijke mede- rekruten ook maar een blik waardig te schenken. Mijn stappen waren wiebelig maar ik was niet van plan om dat te laten merken. Achter me volgden Dash en Ember mijn voorbeeld. Hijgend en met een rood gezicht.

Even dacht ik op het gezicht van onze meerdere een medelevende blik te zien, terwijl ik langs haar liep en me opstelde in de rij. Het was snel verdwenen zodra ze zich naar de rest omdraaide, haar ogen scherp als die van een havik. 'Goed, gefeliciteerd met het voltooien van de eerste hindernis.'

De knoop in mijn maag verstrakte. 'Nu gaan we pas echt beginnen.'

We werden begeleid naar een trainingszone, waar overal grote vierkanten uitgezet waren, de bodem belegd met zand. Op vele ervan waren al krijgers aan het sparren. Hun bewegingen soepel en krachtig. Met een dodelijke precisie die ze bijna natuurlijk aan leek komen te waaien. Het fascineerde me om de gecontroleerde kracht te zien die zich onder hun huid in de krachtige spieren opbolde. Het was een woest gevecht, mar bezat toch een schoonheid die onmogelijk was om te negeren.

Achterin op een stuk afgezette trainingsgrond hielden we halt. 'Komende tijd zullen jullie trainingen hier gehouden worden. Op deze manier lopen jullie niet in de weg van onze soldaten en zullen jullie hier ongestoord kunnen trainen.' Ze wees met een gestrekte vinger naar het vierkant een paar meter van ons vandaan. 'Daar traint Sergeant Sharp. Onze groepen zullen gescheiden worden, dus geen interactie tijdens de training. Dat zorgt alleen maar voor afleiding. Afleiding zorgt voor slordigheid. Slordigheid leid tot dood.'

Iedereen leek een stapje achteruit te zetten bij de serieuze toon die ze aannam. Een voor een keek ze ons vervolgens aan met haar onpeilbare donkere ogen. 'Is dat duidelijk?'

Ik knikte, zodra haar ogen de mijne bereikte. Voor zover ik mijn hoofd zover kon krijgen om mijn bewegingen op te volgen. Het leek wel alsof het draadje dat mijn gedachten met de rest van mijn lichaam verbond, rafelde. Langzaam uit elkaar scheurde totdat het nog maar aan een dunne streng vasthield.

De rest van de middag ging in een waas voorbij. Vaag herkende ik de dingen die we deden, begreep ik wat de vrouw ons vertelde.

Balans, dat was essentieel. Zonder balans raakte je uit evenwicht waardoor geen enkel aanval gecoördineerd was en je gedoemd was om te verliezen. Je moest elke spier onder controle kunnen houden om een gevecht te winnen. Een gevecht draaide niet om wie het sterkste was, of de overhand had, maar het draaide om wie er het meeste controle had, de meeste precisie. Techniek was ook belangrijk, legde ze uit. Maar voor nu zouden we beginnen met balans en het opbouwen van onze kracht, ons uithoudingsvermogen.

'Ik ben kapot.' Ember zuchtte vermoeid, terwijl ze languit op het gras lag. We hadden onze maaltijd opgehaald in de eetzaal en vervolgens besloten om het buiten op te eten gezien de drukte. Onze eerste dag was een hel geweest. Niet alleen omdat het verschrikkelijk zwaar was en bijna onmogelijk om onze lichamen toe aan te zetten, maar ook omdat Zeke en zijn vriendjes er op gebrand leken te zijn om het ons zo zwaar mogelijk te maken.

Bij het hardlopen sprintte ze langs ons heen, met hun kin arrogant opgeheven en hun brede schouders die ons een duw gaven zodat we uit evenwicht raakten en keihard onderuit gingen op de stenen. Vooral ik leek het doelwit te zijn van hun pesterijen. Ik kon het al met moeite vol houden, laat taan dat hun er nog eens bij kwamen.

Vervolgens terwijl we allerlei rare oefeningen moesten uitvoeren om onze balans te vinden; balanceren op onze tenen, het lopen over een smalle balk, onszelf uitstrekken terwijl we op een been moesten staan, werden we af en toe even aangestoten, werd er een voet uitgestoken waar we over heen vielen of werden we ronduit gewoon omver geduwd wanneer de Sergeant even niet onze kant op keek.

Zodra ik voor de zoveelste keer een hap zand naar binnen werkten, door de hand van de opgeblazen, zwartharige kikker. Woest werkte ik mezelf overeind en gaf hem een duw. De beweging was zwak en voerde helemaal niks uit tegenover zijn brede borstkast. Hij keek naar beneden naar mijn handen die er nog steeds tegen aan geplaatst waren. 'Wat was je ban plan Bonenstaak? Me omver duwen?' Hij schamperde, zijn irritante lach die laag en hees grinnikte. 'Je kunt niet van de grote jongens winnen, schattebout.'

Het is dat Sergeant Basil tussenbeide kwam, en ons uitfoeterde dat we niet bezig waren met wat we moesten doen, anders had ik misschien echt wel overwogen om iets te doen war ik later spijt van zou krijgen.

Ik plofte naast Ember neer, languit op het gras terwijl ik de laatste hap van mijn stukje kip doorslikte en kreunde instemmend. 'Ik geloof dat ik dood ben.'

Emperor of Death | DutchWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu