Hoofdstuk 1

349 30 14
                                    

Mijn ogen blijven maar afdwalen van mijn Engels boek wat op de tafel voor mijn neus ligt. Grijpsma, de docent die ons Engelse les geeft en van wie de naam overigens zeer toepasselijk is, staat weer voorovergebogen over Cilia. Ik schud mijn hoofd en stop mijn potlood in mijn mond. Het gummetje heb ik gisteren per ongeluk doorgeslikt en de laatste week heb ik al twee potloden kapot gekauwd.
Sommige mensen hebben een kauwgumverslaving of zijn verslaafd aan roken, maar ik ben verslaafd aan het kapot kauwen van potloden.
Mijn gedachten worden afgeleid door Dean die met zijn horloge in mijn ogen zit te seinen. Dean is een vreselijk joch, zo'n type dat heel onzeker is over zichzelf en daarom continu bevestiging en aandacht zoekt van anderen. Ik wend mijn blik af en probeer me te focussen op de zinnen die in het boek staan, maar echt lukken wil het niet. Daarnaast beschik ik toch wel over het Engelse vocabulaire. Ik heb nu al enorm veel zin in vanmiddag.
Austin en ik gaan vanmiddag Skypen. Het lijkt nog maar gisteren toen ik Austin ontmoette. Het was niet lang voor ons vertrek naar Nederland. Austin was zes jaar oud en ik was zeven. Zijn gemilimeterde bruine haren en zijn vriendelijke ogen vielen mij direct op. Het was het type waar ik wel bevriend mee wou raken. In tegenstelling tot de meeste andere jongens.
“Mister Foster” klinkt er ineens hard door het lokaal. In mijn oren echoot het nog na. Ik mocht niet laten merken dat ik schrok dus herpakte ik me snel.
“Yes sir?” zei ik en mijn ogen staarde de zijne brutaal aan. Al was het lastig om zijn ogen te kunnen onderscheiden aangezien zijn dikke, borstelige grijze wenkbrauwen half voor zijn ogen hingen.
“Watch out, sir” zei meneer Grijpsma. Het laatste woordje kwam nogal spottend over zijn lippen maar daar besteede ik verder geen aandacht aan. Dat was gewoon hoe meneer Grijpsma was. Zo probeerde hij indruk te maken op de klas, al wist iedereen dat het geen effect had.

Wederom neem ik  mijn potlood tussen duim en wijsvinger en steek het tussen mijn lippen.

Thuis gooi ik mijn tas in de hoek van de twee grenzende blauwe muren van mijn slaapkamer. Mijn elastische vans trap ik uit onder mijn bed en ik ren snel naar mijn oude Dell computer, om deze op te starten.

Dat ding was al 4 jaar, maar ik had hem van mijn vader gekregen dus ik kon het niet over mijn hart verkrijgen om de computer weg te gooien. Ik wist hoeveel moeite mijn vader moest doen om het ding voor mij te bemachtigen.
Mijn vader had niet echt een baan, meestal deed hij tijdelijke, losse banen en daarvoor kreeg hij vaak net genoeg betaald zodat wij konden rondkomen. Gelukkig had mijn moeder een goed betaalde baan.
Zijn laatste baan was een tijdelijke baan op de bouw. Hij was ingehuurd om steigers te bouwen, helaas had een collega iets niet goed vast weten te maken waardoor hij een massieve ijzeren buis op zijn hoofd heeft gekregen. Zo dom als mijn vader was, had hij zijn helm niet op tijdens wegwerkzaamheden op de grond. Die klap werd hem dus fataal. Met een zuchtende snik klik ik op het Skype icoontje. Hopelijk is Austin nu al online. Eigenlijk hadden we pas over een uur afgesproken maar soms was een van beiden eerder en met een beetje geluk wij allebei. Tot mijn grote teleurstelling kleurt het icoontje van Austin nog niet groen, wat betekent dat hij nog niet online is.
Jammer. Ik spring met een aanloopje op mijn bed en pak de zwarte Sony koptelefoon die over mijn bed hangt. Met mijn andere hand zoek ik blindelings mijn oude zilveren iPod die altijd op precies dezelfde plek van het nachtkastje ligt. Wanneer ik het ding heb gevonden gaan mijn vingers als een automatisme en zet ik mijn favoriete afspeellijst op. Soms is het heerlijk om even een momentje voor jezelf te pakken, daarbij dat huiswerk komt straks wel. Eerst wachten op Austin. Ik zet mijn koptelefoon over mijn oren en wordt in de muziek gezogen.
Na een tijdje voel ik mijn Nokia Lumia trillen in mijn zak. Wanneer ik deze behendig met mijn linkerhand uit mijn zwarte broek vis, zie ik dat Austin mij heeft gesmst. Snel gooi ik de koptelefoon van mijn hoofd af en haast ik me naar mijn oude, houten bureaustoel.
Twintig oproepen gemist. Lekker handig weer Brannon, zucht ik in mezelf en ik druk op de groene knop om Austin te bellen.

Na een tijdje zie ik een geïrriteerde blik van Austin verschijnen op mijn scherm. Zijn kaak staat wat naar voren en zijn lippen zijn krampachtig samengeperst op elkaar.
“Sorry?” zeg ik met een piepstemmetje en ik probeer hem aan te kijken met mijn liefste gezicht.
“I'm kidding, mate” zegt Austin lachend en hij streelt met zijn rechterhand door zijn mintgroene haar.
“Heb je je haar geverfd?” vraag ik terwijl ik naar mijn beeldscherm wijs. Natuurlijk ziet hij dit niet, maar het gaat om mijn beleving.
“Jazeker, vind je het staan?” vraagt Austin, zijn stem klinkt zacht en hij lijkt onzeker te plukken aan een aantal haren.
“Tuurlijk, jou staat alles! Dat weet je toch?” roep ik enthousiast. Austin is altijd zo verlegen en onzeker over zichzelf terwijl dat helemaal nergens voor nodig is.
“Dankjewel” zegt Austin en hij glimlacht, “maar vertel eens, hoe is het op school?”
Ik maak een geluid wat 'wel oké' betekent, maar wanneer ik het vragende gezicht zie van Austin besluit ik om het toch maar wat toe te lichten.
“Kort samengevat, de leraren zijn kut, de meeste leerlingen van mijn klas zijn kut en Dean is kut.” Dan begin ik te lachen.
“Dus eigenlijk is alles kut?” vraagt Austin lachend aan mij terwijl ik aan hem zie dat hij zijn best probeert te doen om serieus te blijven.
“Daar komt het eigenlijk wel op neer, ja” zeg ik schouderophalend en ik bijt op mijn lip.
“Maar hoe is het daar in Engeland?” vraag ik, stiekem heb ik toch wel een beetje heimwee naar Engeland. Ik heb hier prachtige en geweldige mensen ontmoet maar Engeland is toch mijn thuisland.
“Tja, wel oké denk ik” hoor ik Austin zeggen. Nog geen twee seconden nadat hij dat heeft gezegd slaat hij zijn hand plotseling voor zijn mond. Zijn lichtbruine wenkbrauwen schieten omhoog.
“Wat?” vraag ik aan hem terwijl ik schichtig om me heen kijk.
“Kijk ons hier nou eens zitten” zegt Austin lachend en hij plukt aan zijn haar.
“Beiden vinden het allemaal 'wel oké' maar meer ook niet. Wat zijn wij ook een stelletje droogkloten.” Ik glimlach om Austin, ik snap precies wat hij bedoelt maar daarom passen wij ook zo goed bij elkaar. Het is niet voor niks dat we nog steeds een geweldig contact houden hoewel het al bijna 10 jaar geleden is dat ik ben verhuisd naar Nederland.

“Brannon, eten!” hoor ik mijn moeder van beneden roepen. Haar stem klinkt vrolijk en ontspannen zoals altijd.
Ik heb haar helemaal niet horen thuiskomen en naar mijn weten was ze ook al niet thuis toen ik thuiskwam.

“Sorry Aus, ik moet hangen. Spreek je later?” en ik kijk met een vragend gezicht naar mijn beeldscherm om polshoogte te nemen van Austins reactie.
Austin komt ineens naar voren en probeert met zijn 'puppy-ogen' in de camera te kijken, hopend om mij over te halen om langer te kunnen blijven.
“Nee sorry dude, ik moet echt gaan. Eten.” zeg ik met een semi-bedroefd gezicht.
“Is goed, ik spreek je over een paar dagen weer. Later!” zegt Austin terwijl hij naar mij zwaait en dan gaat plots het beeldscherm op zwart. Austin heeft de chat afgesloten.

“Hoe was school vandaag?” vraagt mijn moeder terwijl we samen tegenover elkaar aan het kleine glazen tafeltje zitten.
Haar dikke buik kan ik zo door het glas heen zien.
“Ze wordt al groot hè?” zeg ik en ik blijf staren naar mijn moeders buik.
“Hoezo 'ze'?” vraagt mijn moeder en ze schudt vragend haar hoofd.
“Let maar op mam, het wordt een meisje!”
“Dat dacht ik toch niet Brannon, als ik moet afgaan op de hoeveelheid dat het kleine mensje schopt, dan zou ik toch zweren dat het een jongen wordt.” Ze stopt een aardappel in haar mond en kijkt mij met haar vrolijke ogen aan. Mijn moeder is een beetje hetzelfde type als ik. Altijd straalt ze, hoewel ik ook weet hoe moeilijk ze het heeft gehad met het verlies van mijn vader.
Met mijn vork prak ik de aardappel fijn en steek die dan in mijn mond.
“Oké” zegt mijn moeder plotseling en ik kijk haar vragend aan met mijn linker wenkbrauw opgetrokken.
“We zullen een weddenschap afsluiten.” Mijn moeder denkt zichtbaar na, ze pakt haar kin vast tussen duim en wijsvinger en haar ogen zijn gericht naar het plafond.
“Wanneer het een meisje is krijg jij van mij,” een stilte volgt. “Wat wil jij dan van mij krijgen?” vraagt ze tenslotte.
“Een reis naar Engeland?” vraag ik hoopvol.
“Dat is een deal! En als ik het goed heb dan krijg ik van jou een dagje kuuroord!”
Ik glimlach, dat is typisch mijn moeder van die heerlijke impulsieve dingen. “Deal!” zeg ik tenslotte en ik prik met mijn vork in de laatste gehaktbal die nog op mijn bord ligt.

Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu