De volgende middag is het geen prachtige dag. De lucht is grijs en het is bewolkt. Uit de wolken komen minuscule regendruppels die de omgeving nat maken. In het park is het dan ook uitzonderlijk rustig voor een zaterdagmiddag. Ik vind het niet erg. De frisse wind die in mijn gezicht waait en de aanraking van de kleine regendruppels geven mij het gevoel dat ik leef. Mijn blik valt op een jongen die een aantal meter van mij vandaan zit, helemaal in zijn eentje. Zijn zwarte vest hangt losjes om zijn lichaam en zijn hoofd. Het hoofd van de jongen is grotendeels bedekt met een capuchon en hangt naar beneden. Zijn mollige handen heeft hij om zijn knieën geslagen.
Wanneer ik langer naar hem kijk, herken ik hem. Het is Joram!
"Joram!" roep ik naar hem. Ik steek mijn hand op, zodat hij mij duidelijk kan zien. Joram kijkt weg. Hij staat snel op en wil weglopen maar ik ren hem achterna.
"Kom je niet bij me zitten? Ik moet toch nog wachten op Lars." Jorams ogen zien er vochtig uit en zijn blik staat triest. Een penetrante zweetgeur komt me tegemoet.
"Kom," zeg ik terwijl ik naar de grote eikenboom wijs waar ik net onder zat. Ik zie twijfel in Jorams gezichtsuitdrukking. Zijn handen ballen zich tot vuisten en hij kijkt mij onzeker aan. Zijn hoofd richt hij weer naar beneden en hij komt langzaam naar me toe geschuifeld. Uiteindelijk neemt hij plaats tegen de ruwe bast van de eik. Zwijgend ga ik naast hem zitten. Wanneer ik naar zijn handen kijk merk ik dat hij zijn nagels in zijn bleke huid boort."Gaat het wel?" vraag ik voorzichtig. Ik buig mijn hoofd naar hem toe en wil graag mijn hand op zijn schouder leggen om hem het gevoel te geven dat ik bij hem ben, dat hij er niet alleen voor staat, maar dat durf ik niet. Misschien vindt hij dat niet fijn. Ik weet dat ik die vraag eigenlijk niet had hoeven te stellen. Het is duidelijk te zien dat Joram zich niet goed voelt, maar wat moet ik anders. Ik wil hem helpen.
"Ja hoor," zegt Joram opeens bijzonder opgewekt. Hij richt zijn blik naar mij toe en schenkt mij een zuinige glimlach. Nu ik zijn gezicht nader kan inspecteren zie ik dat hij minder puistjes heeft dan de vorige keer toen ik hem zag, maar over het algemeen ziet zijn vermoeide gezicht er nog hetzelfde uit.
"Weet je het zeker?" vraag ik nogmaals, in een poging hem de kans te geven.
"Ja, ik weet het zeker. Bedankt Brannon," Jorams stem klinkt zacht. Onzekerheid komt tot uiting in zijn stem.
"Als er iets is wat ik voor je kan doen, dan moet je het maar zeggen," probeer ik nog voor de laatste keer, tevergeefs.
Joran schenkt me een trieste glimlach. Zijn ogen zijn vochtig en zijn gezicht glanst van de regendruppels.Zwijgend zitten we naast elkaar. De bladeren van de bomen bewegen wild mee met de wind. De regen komt met steeds grotere druppels uit de lucht vallen.
"Soms, dan weet ik het niet," klinkt er opeens naast me. De zware stem van Joram doet mij opschrikken uit mijn gedachten. Elke keer vergeet ik dat Joram zo'n zware stem heeft. Ik wil net antwoorden waarom niet, maar Joram spreekt verder: "het leven is een obstakel."
Ik knik voorzichtig, mijn bruine haren vallen gedeeltelijk voor mijn gezicht. Ik kan me wel voorstellen wat hij voelt. Zeker nadat ik zijn verleden van Lars heb gehoord.
"Soms, heel soms dan denk ik," het valt even stil. Ik zie een druppel van Jorams kaaklijn naar zijn kin lopen. Hij huilt.
"Soms denk ik, dat het allemaal niks meer waard is. Dat ik er beter niet kan zijn. Soms, dan voel ik niks meer. Geen geluk, zelfs geen pijn." Zijn rechterhand reikt naar zijn linkerarm en schuift de lange mouw van het zwarte vest omhoog. Daarna schuift hij zijn festivalbandjes omhoog. Krassen en littekens komen tevoorschijn op zijn bleke huid. Een wit verband is gewikkeld net onder zijn elleboog.
"Zo hoop ik weer iets te voelen, het werkt helaas vaak maar voor even. Daarna is het net weer zo dood als daarvoor," de laatste woorden brengt Joram snikkend uit. Zijn schouders schokken en hij legt zijn gezicht in zijn handen.
Voorzichtig schuif ik naar hem toe, ik verlaat mijn droge plek voor een natte plek in het gras naast Joram en leg een arm om hem heen. Joram kijkt verbaasd naar mij met tranen in zijn ogen, maar glimlacht dan. Een trieste, maar oprechte glimlach die ik nog nooit eerder bij hem heb gezien."Brannon, Joram!" roept een stem vanuit de verte. Wanneer ik mijn hoofd omdraai zie ik een vaag gestalte lopen. Het begint al donker te worden, dus specifieke kenmerken kan ik niet meer zo goed waarnemen.
"Lars!" roep ik, hij is ondertussen al dichterbij gekomen en die ondeugende uitdrukking op zijn gezicht, zegt genoeg. Lars heeft namelijk van nature een ondeugende uitdrukking op zijn gezicht. Vooral zijn scheve glimlach speelt daar een grote rol in.
Joram veegt snel zijn tranen weg en staart weer star voor zich uit. Het lijkt wel alsof hij de kwetsbare kant die hij net heeft laten zien weer wil laten varen. Weer terugschieten in zijn veilige cocon."Wat een hondenweer," vloekt Lars binnensmonds terwijl hij plaatsneemt tegenover mij in het natte gras.
"Straks heb ik natuurlijk weer een natte kont, zul je zien dat mijn ouders dan gaan vragen wat ik heb gedaan."
Ik kan er niks aan doen maar ik moet lachen. Het is niet zozeer de opmerking die Lars vertelt, het is de manier waarop. Lars kan het met zijn heerlijke nuchterheid zo grappig vertellen. Zeker als je dan zijn hoofd erbij ziet. Zijn ogen en mond stralen ontevredenheid uit. Ook zijn donkere wenkbrauwen staan lichtelijk naar beneden gebogen."Goed, nu wil ik wel alles weten over die verpleegster," glimlacht Lars en hij trekt zijn wenkbrauwen op.
Ik glimlach. "Dat weet je toch, het was mijn moeder. Het merendeel van die verpleegsters daar waren oud en versleten." Lars kijkt teleurgesteld. "Geen nieuwe muze voor mij dus?"
"Nope, die zul je ergens anders vandaan moeten toveren. Succes jongen," zeg ik terwijl ik hem een schouderklopje geef.
Ondertussen houdt Joram zich op de achtergrond; hij zit weer in dezelfde positie als toen ik hem aantrof in zijn eentje onder de boom.
Ik kijk naar hem en onze blikken kruisen even. "Ik denk dat ik maar moet gaan," zegt Joram stuntelend en hij perst zijn lippen op elkaar. Een verdrietige glans is in zijn ogen te zien en zijn zorgrimpels zijn weer terug verschenen."Waar ga je naartoe?" vraagt Lars die ondertussen met zijn aandacht volledig bij Joram is.
Joram haalt zijn schouders op. "Ergens, ik vind wel wat," een gemaakte glimlach verschijnt op zijn gezicht. Als hij wil opstaan pakt Lars hem vast bij zijn arm. Jorams gezicht betrekt van de pijn maar hij probeert het niet te laten zien. Lars heeft niks door, maar ik zie het.
"Je mag vanavond bij mij komen logeren," zegt Lars dan vriendelijk. Zijn ogen kijken Joram aan en zijn gezicht staat bezorgd. Joram richt zijn blik naar beneden
"Het is echt geen probleem," benadrukt Lars nogmaals. Voorzichtig haalt hij zijn hand van Jorams arm.
"Anders kan het ook altijd bij mij," vul ik hem aan. Jorams blik is nog steeds naar beneden gericht.
"Bedankt jongens, maar het komt wel goed. Ik vind wel wat," zegt Joram terwijl hij opstaat. Hij slaat zijn zwarte Eastpack, die bedekt is met bandstickers, om zijn rechterschouder en loopt nadat hij zijn hand heeft opgestoken zwijgend weg.
Lars en ik kijken hem nog na, totdat hij uit ons gezichtsveld verdwijnt."Fuck," zegt Lars. Hij slaat met zijn vuist in het gras, waardoor de natte grassprieten platgeslagen worden tegen de grond. Wanneer de vuist de aarde raakt schieten er spetters modder in het rond.
"Zeg dat wel," zeg ik mat, terwijl ik gedachteloos voor me uit staar. Water druipt van mijn haar af. De regendruppels spatten uiteen op de stugge stof van mijn spijkerbroek.
"Kunnen we echt niks doen om hem te helpen?" vraag ik na een korte stilte. Mijn stem klinkt haast wanhopig.
Ik zou dolgraag willen, maar ik weet niet hoe. Joram is te koppig om zich te laten helpen. Hij wil geen hulp, hij wil alles zelf oplossen maar soms gaat dat gewoon niet. Mensen hebben hulp nodig. Iedereen heeft een schouder nodig waar hij of zij tegenaan kan leunen, of niet?
"Ik zou ook heel graag willen, Brannon, maar Joram is een persoon die niet geholpen wil worden. Wij kunnen alleen maar iets doen als Joram dat wil." Lars trekt een aantal grassprietjes uit de grond en draait deze tot een bal in zijn handen."Je hebt gelijk," zeg ik zuchtend. Ik heb moeite om me erbij neer te leggen, maar wat kan ik anders doen? Juist, helemaal niks. Joram moet hulp willen aanvaarden. Zolang hij dat niet doet, staan wij machteloos.
Wanneer ik Lars aankijk, voel ik zijn blik. De blik die Lars maar zelden op zijn gezicht heeft. Een blik die verdriet uitstraalt maar vooral angst en op dat moment weet ik dat we aan hetzelfde denken.
JE LEEST
Een wereld zonder pijn
Teen Fiction~Waar mensen mensen zijn die elkaar verstaan Waar liefde liefde is daarheen wil ik gaan Waar het eeuwig vrede is waar de zon schijnt Waar een nieuwe wereld is die niet meer verdwijnt~ Brannon Kaiden Foster, een 17-jarige jongen die vanaf zijn zevend...