Hoofdstuk 9

156 24 5
                                    

Wanneer ik mijn ogen open weet ik voor enkele seconden niet meer waar ik ben, pas als ik mijn blik naar rechts kantel zie ik daar mijn moeder zitten. Ze kijkt naar me en glimlacht vriendelijk. Mijn blik is nog wazig dus ik zie alleen haar grove gelaatstrekken.
"Hallo lieverd," zegt ze zacht en ze zoekt mijn hand. Haar hand is zachter en warmer dan vanochtend. 
Ik wil wat zeggen maar mijn keel voelt droog aan en mijn stem klinkt schor. Er komt niet meer uit dan enkel wat gepiep.
"Het is goed," zegt mijn moeder terwijl ze haar ogen voor enkele seconden sluit. "Ga nog maar wat slapen, de rust heb je nodig."
Ik kijk mijn moeder doordringend aan. "Mam, is de operatie-" mijn stem klinkt zwaar en raspend, alsof ik jaren heb gerookt.
"-Ik weet het niet," zegt ze snel zodat ik niet eens de kans heb om mijn zin af te maken.
Ik oog wat teleurgesteld. Ik had al gehoopt dat ze iets zouden weten, al was het maar iets kleins.
"De chirurg heeft me alleen verteld dat de operatie goed is verlopen. Ze hebben genoeg kunnen weghalen voor nader onderzoek."
Ik knik en bedank mijn moeder. Dan sluit ik mijn ogen weer.

Even later zit ik rechtop in bed. Er zijn enkele uren verstreken sinds de operatie. Om precies te zijn drie uur. 
"Hallo Brannon!" hoor ik naast me, het is Saskia.
"Ik ga je weer terug brengen naar de afdeling. Je hoeft nog maar één nachtje te blijven en morgenochtend mag je weer naar huis toe." Ze haalt de remmen van het bed en vraagt of mijn moeder weer aan de andere kant van het bed wil staan, zodat ze samen het bed weg kunnen rijden uit de uitslaapkamer.
Wanneer we door de gang rijden, let ik op alle personen die langskomen. Veelal jonge kinderen met hun ouders. De kleine kinderen kijken naar mij en ze wijzen naar het bed. Oudere artsen lopen star door en de veel jongere artsen of co-assistenten praten gezellig met elkaar.

Als ik eenmaal weer op mijn kamer ben voel ik steken in mijn been. Voorzichtig sla ik de deken om zodat mijn been bloot komt te liggen.
Er zit een lange streep met hechtingen rondom de onderste helft van mijn knie met een klein beetje opgedroogd bloed rondom de hechtingen. Ik voel de wond kloppen maar ik wil geen lafaard zijn die om een pijnstiller vraagt. Ik kan de pijn wel aan. Ik bijt op mijn tanden en vraag aan mijn moeder of ik mijn laptop mag.
"Alles goed Brannon?" vraagt ze, "heb je pijn?" Met in haar handen mijn laptop bestudeert ze mijn gezicht. Het is niet moeilijk om te zien dat ik verschrikkelijke pijn heb maar ik wil het niet toegeven.
"Nee hoor. Het valt best mee," zeg ik en ik zet mijn grootste glimlach op. Glimlachen werkt altijd.
"Oké! Mooi zo," zegt mijn moeder en ze neemt weer plaats op de simpele grijze plastieken stoel. "Als er wat is dan moet je het zeggen hè?"
"Natuurlijk, maar er is niks mama. Echt niet." Eigenlijk kun je een beetje pijn ook niet rekenen tot de definitie: 'er is iets aan de hand'. Wanneer er echt iets aan de hand is, dan ben je gesloopt. Gelukkig is dat niet het geval.

Ik start mijn computer op en wacht tot mijn desktop is geladen. Als achtergrond afbeelding staan Austin en ik samen. Lachend. Met op de achtergrond de skatebaan waar ik iets meer dan een week geleden ben gevallen. Austin heeft daar nog zijn lichtblonde haar. Dat betekent dat die foto alweer anderhalf jaar geleden is genomen. Austin verandert heel vaak van haarkleur, maar het staat hem ook allemaal erg goed. 
Ik klik op de keel van Austin waar het skype-icoontje staat. Hopelijk is hij vandaag online, want ik heb hem al een tijdje niet meer gesproken. Normaal spreken we elkaar twee tot drie keer in de week, maar deze week is het er een beetje bij ingeschoten.
Wanneer ik zijn naam zoek in de lijst zie ik tot mijn ongenoegen dat Austin niet online is. Helaas, morgen weer proberen dan maar. Misschien zijn er nog wel andere mensen online, ik scroll door naar beneden en ik zie dan dat Lars wel online is. Ik klik hem aan en begin een videogesprek. Hopelijk neemt hij op.
Niet veel later verschijnt het grote blije hoofd van Lars op het scherm. "Lars!" roep ik enthousiast.
"Hé Bran, hoe is het daar?" vraagt Lars. Zijn ogen schitteren en zijn lach neemt de helft van zijn gezicht in.
"Goed, goed! Operatie is gelukt, ik leef nog!" grap ik en Lars grinnikt. 
"Heb je veel pijn?" vraagt Lars geïnteresseerd. Ik leg hem uit dat het wel meevalt met de pijn. "Veel minder dan ik had verwacht. Als je dat litteken trouwens ziet, kan je zo zeggen dat ik door een haai ben aangevallen. Heb ik nog een mooi verhaal om te vertellen."
"Laat eens zien!" zegt Lars enthousiast en zijn ogen beginnen te glimmen van spanning. Lars houdt van spanning en avontuur.
Ik pak de laptop op met mijn rechterhand en houd het ding vast alsof ik een ober ben met een enorm dienblad vol met allerlei drankjes.
"Seconde," zeg ik en ik sla met mijn linkerhand de deken van mijn knie. Ik zie dat er zich rondom mijn knie een blauwe plek vormt.
"Zie daar," zeg ik alsof ik een grote show aankondig en ik hou mijn laptop vlakbij de wond.
"Oh, is dat alles?" zegt Lars nep-teleurgesteld. "Dat was dan een heel klein haaitje dan hè. Meer een goudvis."
Ik begin te lachen, ik heb de humor van Lars gemist. Wanneer Lars lacht, krijgt hij kuiltjes in zijn wangen en schieten zijn oren lichtelijk omhoog.
"Brannon, ik ga even naar beneden." Mijn moeder legt haar tijdschrift op het crèmekleurige nachtkastje en loopt naar me toe.
"Moet ik voor jou nog iets meenemen?"
Ik schud mijn hoofd. 
"Goed, dan ga ik nu. Ik ga eerst langs het winkeltje en vervolgens ga ik beneden even wat eten. Dus je kunt er het best op rekenen dat ik over ongeveer twee uurtjes terug zal zijn."
"Is goed mam," zeg ik. Ze slaat haar zwarte schoudertas over één schouder en loopt rustig de kamer uit. Het geluid van haar hakken wordt bij elke stap die ze zet steeds zachter, totdat ik haar niet meer hoor.

"Was dat je moeder?" vraagt Lars die inmiddels uitgelachen is.
"Nee, dat was een super mooie verpleegster die wat hand- en spandiensten kwam verrichten." Ondertussen pak ik een dropje uit de zak die mijn moeder gisteren voor me heeft meegenomen uit het winkeltje. De zak is al bijna leeg.
Wanneer ik mijn blik weer richt op mijn computerscherm zie ik dat Lars even uit het veld geslagen lijkt. Zijn blauwe ogen staan groot en zijn gezichtsuitdrukking is een en al verbazing.
"H-hand en-" Lars maakt zijn zin niet af, want hij staat nog net zo verbaasd te kijken als daarnet. "Bedoel je dat?" Lars krijgt een ondeugende glimlach om zijn lippen. 
"Oh Lars, nee! Niet dat! Gast!" ik leg mijn handen overdreven om mijn oren en schud mijn hoofd.
Lars kijkt alsof hij zich van geen kwaad is bewust. "Wie zei dat ik dat bedoelde?" Lars heeft moeite om zijn gezicht in de plooi te houden.
"Ik ken je langer dan vandaag, Lars," zeg ik hoofdschuddend.
"Dat is nou jammer!" zegt Lars die een zwiepend gebaar met zijn arm maakt. "Maar Bran, het was heel leuk om met je te praten maar ik moet helaas gaan. Eten," zegt Lars. Aan zijn stem hoor ik dat hij het jammer vindt.
"Geen probleem, morgen kom ik naar huis. Misschien kunnen we dan chillen?"
"Lijkt me een uitstekend idee! Succes nog met dat verpleegstertje van je," zegt Lars terwijl hij een ondeugend gezicht trekt. "En de hand- en spandiensten."
Ik glimlach. "Het is al goed meneer de eeuwige puber. Misschien heb jij weer eens een nieuwe muze nodig?"
Lars glimlacht. "Later!"
"Later!" zeg ik en ik steek mijn hand omhoog voordat ik het scherm afsluit. Ik klap mijn zwarte laptop dicht en leg hem bij het voeteneinde.
Zuchtend laat ik me achterover vallen in het kussen. Het hoofdeinde van mijn bed staat in een hoek van ongeveer 120 graden. Zo kan ik lekker tegen het matras aanleunen. Ik werp een snelle blik op de houten klok. Bij elk cijfer is een eend afgebeeld die verschillende activiteiten uitvoert. Half acht, de tijd gaat snel. Mijn moeder is vertrokken om iets voor zevenen.
Net wanneer ik me afvraag of ze mij zijn vergeten bij het eten komt er een broeder aanlopen met brede schouders die een metalen trolley vooruit duwt met mijn eten erop. De broeder heeft gemillimeterd grijs haar en een kuiltje in zijn kin. Zijn gezicht staat vrolijk.
"Goedemiddag meneer, hier is je eten." De broeder zet een tafeltje over het bed heen en stelt alle spullen uit. Vervolgens haalt hij de deksel van het dampende bord. 
"Eet smakelijk!" zegt de broeder die weer wegloopt met de trolley in zijn hand.
"Je kunt beter zeggen: veel succes!" roep ik hem na. De broeder draait zich om en glimlacht. 
"Ik zal het onthouden Brannon," en hij verdwijnt naar de laatste kamer.
Ik kijk naar de dampende aardappelprut op mijn bord wat vermengd is met de uitgelopen vleesjus die over de kleffe gehaktbal zou moeten liggen.
Ook liggen er wat boontjes naast. Lekker is anders, maar ik heb wel honger. Sinds vanochtend heb ik nog niks gegeten, want ik moest nuchter zijn voor de operatie.
Ik pak de vork van het servetje af en zet deze in de gehaktbal. Dikke jusklodders druipen van de gehaktbal af. 

Ik zet mijn tanden erin en eet de gehaktbal in een paar happen op. De rest volgt net zo snel. Het eten is best te doen, als je het snel op eet tenminste. Je moet er niet te lang bij stilstaan want het eten heeft bijna geen smaak. Waarschijnlijk hebben ze nog nooit van kruiden gehoord.
Ik leg het vuile bestek op mijn bord wat nog bezaaid is met aardappelkruimels en jus. Ik kijk uit het raam naar buiten. In de verte zijn prachtige groene weilanden te zien. Ik lig op de goede kant van de afdeling want aan de andere kant zie je alleen maar industrieterrein. Koeien grazen over het weiland en de lucht heeft een prachtige kleur deze avond. Het is een mengeling van oranje en rood. De wolken hebben de vorm van dunne lijnen die verspreid in de lucht zweven.
De wereld is zó mooi.




Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu