Hoofdstuk 41

84 8 8
                                    

De volgende ochtend zitten Austin en ik samen in het vliegtuig richting Schiphol. Beiden zijn we stil. We hebben veel met elkaar gesproken over de behandeling en over de voor- en nadelen. Ik heb getwijfeld over mijn participatie, maar Austin en mijn moeder zijn vol lof. Ook Lars vindt dat ik het moet doen. Misschien weten zij het wel beter. Toch heb ik mijn vraagtekens bij de behandeling. De consequenties van de behandeling zijn extreem. Ik zal blijven leven of ik zal sterven. De impact zal hoe dan ook groot zijn.

Ik zit op de stoel naast het vliegtuigraam. Austin zit langs me met zijn ogen gesloten en zijn zwarte oortjes in. Dromerig staar ik uit het raam. Er is niks te zien, behalve de suikerspin achtige structuur van wolken. Het hele zicht is wit. Ik kan het niet helpen, maar mijn gedachten gaan automatisch richting de dood. Zou het uitzicht dan ook zo rustgevend zijn? Het voelt bijna als je bevinden in een totaal nieuwe dimensie. In de vreemde droom met mijn vader, Daniël en Emma voelde het ook zo rustig. Misschien is de dood zo gek nog niet. Ik slaak een zucht. Ik moet hier nog niet van uitgaan. Misschien ben ik nog te redden. Soms vraag ik mij af waar die levenslustige jongen is gebleven. Natuurlijk ben ik dit voor de buitenwereld nog steeds, maar stiekem verlang ik naar de dood. Mijn vroegere blik op de wereld was zo veel meer onbezorgd. Soms mis ik het. Ik zou er alles voor overhebben om deze naïeve visie op het leven terug te krijgen, maar ik weet dat, zelfs als ik het overleef, ik nooit meer hetzelfde naar de wereld zal kijken. Er is te veel gebeurd.

Ik hoor een zacht gesnurk naast me. Ik draai me om naar Austin. Zijn hoofd is lichtelijk naar rechts gezakt en zijn mond heeft hij half open. Zijn linker oortje is uit gevallen en rust nu op de grijze capuchon van zijn trui. Zijn ogen heeft hij vredig gesloten en het oranje haar bedekt de helft van zijn gezicht. Ik glimlach hoofdschuddend en kijk op het ingebouwde scherm in de stoel voor mij, hoe lang de reis nog duurt. Als het allemaal volgens planning verloopt, zijn we binnen een kwartier op Schiphol. Mijn moeder zou ons op komen halen waarna we onze spullen thuis kunnen afzetten en vervolgens naar het ziekenhuis kunnen rijden. Mijn moeder heeft gezegd dat ze voor Daylana een oppas had gevonden. Soms hoop ik dat de gebeurtenissen allemaal anders waren geweest. Ik vind het erg voor Daylana dat ze moet opgroeien in een lastige situatie, maar misschien is het wel lastiger voor mijn moeder. Aan de ene kant is ze in de wolken met haar prachtige dochter, maar aan de andere kant moet zij onzekerheid voelen over mijn levensverwachting. Het lijkt mij een van de ergste dingen die je als ouder mee kan maken. Zeker omdat zij geen steun heeft van een partner.

"Wij verzoeken u vriendelijk om uw gordels vast te maken. Wij zullen over enkele minuten de landing inzetten." De vrolijke stem van een jonge stewardess klinkt door de cabine. Naast me opent Austin langzaam zijn ogen.
"Net op tijd, dromer," zeg ik lachend en ik ga speels met mijn hand door zijn haar.
Hij glimlacht en wrijft een aantal keer in zijn ogen.
"Gaan we landen?"
"Eigenlijk zijn ze dat niet van plan. We vliegen verder naar Portugal," zeg ik met een serieus gezicht.
Austin schudt zijn hoofd. Zijn oranje haren wapperen voor zijn gezicht en hij mompelt iets wat ik niet kan verstaan. Beide klikken we onze gordel vast en zijn we klaar om te landen.

"Goede reis gehad?" Mijn moeder strijkt met haar handen, haar haren achter haar oren.
"Zeker, we hebben niks te klagen gehad, toch Aus?" Austin schudt zijn hoofd. "We hebben een goede reis gehad, mevrouw. Dank u wel."
Mijn moeder en ik kijken elkaar voor een seconde aan en glimlachen dan.
"Aus, hoe vaak heb ik het al gezegd. Je hoeft mijn moeder geen mevrouw te noemen."
Austin glimlacht wat ongemakkelijk en knikt.
"Zullen we gaan?" Mijn moeder wacht ons antwoord niet af en loopt direct richting de grote glazen deuren die de aankomsthal scheiden van de openbare weg.
Austin en ik pakken onze koffers vast en lopen achter mijn moeder aan. We volgen haar naar de parkeergarage waar haar rode Ford staat. De Ford kleine Ka lijkt angstig geparkeerd te staan tussen de gigantische auto's. We laden onze koffers in de kleine bagageruimte van de auto. Onze twee koffers passen er maar net in. Austin en ik lopen naar het portier. Ik laat Austin achterin zitten en zelf neem ik plaats op de bijrijdersstoel. Mijn moeder heeft de sleutel al in het contact gestoken en draait deze om.
"Goed, laten we maar gaan." Ik en Austin knikken. De zenuwen lijken toe te nemen vanaf het moment dat ik uit het vliegtuig gestapt ben. De experimentele behandeling maakt mij nerveus. Veel behandelingen zijn uitgesloten voor uitgezaaide botkanker, dus ik ben benieuwd wat de artsen willen toedienen. Ondanks dat de dood zelf mij geen angst inboezemt, doet de lijdensweg ernaartoe dat wel. Ik wil niet weer hetzelfde beleven als die keer in coma. Het was hartverscheurend om mee te maken hoezeer de mensen in mijn omgeving van slag waren.

Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu