Hoofdstuk 33

69 11 4
                                    

"Brannon?" het is de stem van mijn moeder. Haar stem klinkt nasaal, alsof ze huilt of heeft gehuild.
Ik wil graag roepen, ik wil haar een antwoord teruggeven, maar het lukt mij niet.
"Ik hou van je, Brannon. Kom alsjeblieft bij me terug."
Ik zou graag willen, mama. Je hebt geen idee hoe graag ik je in mijn armen wil sluiten. Hoe graag ik wil zeggen dat het allemaal goed komt en dat je je geen zorgen hoeft te maken. Maak je alsjeblieft geen zorgen, mama.
Ik hoor een vreemd soort gesnik. Het klinkt gedempt, alsof ze een zakdoek voor haar neus en mond houdt.

Met alle macht probeer ik weer terug te keren. Ik wil mijn moeder kunnen spreken, ik wil haar verdriet kunnen afnemen. Ze moet weten dat ik haar hoor. Geen gezeur, Brannon. Je moet terugkeren naar de gewone wereld, waar je moeder op je zit te wachten. Ze heeft je nodig. Herhaaldelijk probeer ik mezelf ervan te overtuigen dat ik daadwerkelijk een invloed heb op de gebeurtenissen. Alsof ik zelf zou kunnen beslissen om terug te keren naar het echte leven. Sterker nog, om met mijn moeder meteen te kunnen communiceren. Het is een vreemd soort staat waarin ik mij bevind. Ik kan prima helder nadenken, maar mijn ogen kan ik niet knipperen en ik kan mijn mond niet bewegen. Zou het zo voelen om verlamd te zijn? Een dichte mist lijkt mijn gedachten te vertroebelen.

"Ik weet dat het helemaal goed met je komt, Bran. Daar heb ik nooit aan getwijfeld. Je bent altijd een vechter geweest." Mijn moeder snikt zo vaak, dat de zin nauwelijks verstaanbaar is.

Ik weet het, mama. Het komt ook allemaal goed. Als je eens kon horen wat ik allemaal dacht, wat ik allemaal zou willen. Je hoeft je echt geen zorgen te maken.

"Deze keer maak ik me wel zorgen om je. Zelfs al ben je een vechter, niemand heeft controle over zijn eigen gezondheid." Ik hoor haar een aantal keer diep zuchten om haar snikken te onderdrukken. Nadat ze voor de derde keer een diepe zucht heeft geslaken, hoor ik het gesnik weer tevoorschijn komen. Ik schat in dat de tranen over haar wangen biggelen. Mijn moeder moet zo kwetsbaar zijn op dit moment.

Ik zou willen dat mijn moeder zich eens niet zo druk om mij zou maken. Haar verdriet is niet goed voor de baby. Ik kom er toch wel weer bovenop.

"Goedemiddag." Deze stem herken ik. Het is de stem die ik eerder heb gehoord. Het is de man die met mijn moeder in gesprek is gegaan.
"Heeft u nieuws?" De trilling in mijn moeders stem is duidelijk hoorbaar. Een gedempte snik volgt.
"Ik denk dat wij langzaam kunnen afbouwen met de medicatie, als het goed is zou hij dan weer bij bewustzijn moeten komen." De stem van de arts klinkt statisch en afstandelijk. Zou dit een kinderarts zijn? De meeste kinderartsen zijn altijd heel vriendelijk. Vaak zijn de chirurgen of de internisten minder meelevend.
"Meent u dat? Dank u wel!" De dankbaarheid van mijn moeder gaat door merg en been. Ik voel een koude rilling door mijn lichaam trekken.
"We zullen nog even moeten afwachten," zegt de arts koelbloedig. Er zit geen greintje emotie in zijn stem. Hij maakt een constatering. Het is alsof hij gewoon een zin uit een boek voorleest, zonder enige emotie.

Ik zou die vent willen slaan. In plaats van mijn moeder goede moed te geven, haalt hij haar naar beneden. Ik probeer mijn hand tot een stevige vuist te maken. Er gebeurt niks, nogmaals proberen. De kracht haal ik uit het onbeschofte gedrag van de arts. Mijn moeder heeft me nodig, ik moet en zal hier bovenop komen.
Na een aantal keer proberen lukt het om mijn vinger te bewegen. Het schuift hooguit een klein stukje over de zachte deken, maar het lukt!

"Brannon?" Mijn moeder klinkt verbaasd. Ik voel hoe ze met haar vingers, zacht over mijn arm streelt.
"Dokter, zijn vingers bewogen!" Mijn moeder roept het hard. De emotie die in mijn moeders stem doorklinkt, kan ik niet helemaal plaatsen. Het lijkt op enthousiasme, maar misschien ook wel paniek.
"Dat lijkt me nog vrijwel onmogelijk," zegt de arts nogmaals. Zijn stem klinkt donker en brommerig.
"Het is echt waar, dokter!" Mijn moeder klinkt wanhopig. Ik heb medelijden met haar, ze probeert zo hard haar best te doen bij een vreselijk nors type. Ik ken mijn moeder bijna niet, normaal is zij de kalmte zelve. Nogmaals zet ik mij in om mijn vingers tot een vuist te ballen. Het kost mij veel moeite, maar ik zal er alles aan doen om mijn moeder gerust te stellen. Ik voel dat mijn ademhaling zich versnelt en mijn hart sneller begint te kloppen, maar uiteindelijk bewegen meerdere vingers lichtelijk over de deken.

Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu