Hoofdstuk 21

111 15 9
                                    

De volgende dag sta ik weer in de gang,  leunend tegen de witgeschilderde muur. Ik kijk naar de kamer van Daniël. De gordijnen zijn nog steeds gesloten, maar door een kleine opening zie ik twee mensen in zijn kamer zitten. De grijsharige man houdt de hand van de vrouw vast, die op haar beurt weer de hand van Daniël vasthoudt. Waarschijnlijk zijn die twee mensen zijn ouders. Ik loop voorzichtig dichter naar het glas om Daniël beter te kunnen observeren. Wanneer ik enkele meters van het glas verwijderd ben draait de man zich om en kijkt me doordringend aan met zijn grote diepbruine ogen. Daniël heeft de ogen van zijn vader. Zijn vader wenkt me naar binnen. Zijn bewegingen zijn langzaam en het lijkt alsof elke beweging hem moeite kost. De vrouw kijkt niet achterom. Haar blonde haar met hier en daar een grijze pluk is slordig vastgebonden in een staart. Ik loop de kamer binnen en de geur van desinfectiemiddelen komt me tegemoet. De geur lijkt sterker dan gisteren.

De man kijkt me aan en glimlacht vriendelijk. Hij staat op uit de grijze stoel en loopt naar me toe. Zijn grijze haar zit in een perfecte scheiding. Wanneer de man mij een hand geeft en zich voorstelt als Daniëls vader, ruik ik de geur van dennen met cederhout. De geur komt me bekend voor, het is dezelfde aftershave die mijn vader altijd gebruikte.
"Johan. Ik ben de vader van Daniël," hoor ik Daniëls vader zeggen. Zijn licht gerimpelde hand sluit zich stevig om mijn vingers.
"Brannon," zeg ik even kordaat als ik Daniëls vader heb horen zeggen. Ondertussen is de vrouw naast haar man gaan staan. Het eerste wat in het oog springt, is de iets te grote bril voor haar kleine en ronde hoofd. Haar lippen zijn vol en ze glimlacht. "Dyonne."

"Ken jij Daniël goed?" vraagt ze vrijwel direct nadat ze zich heeft voorgesteld.
Ik kijk voor een moment naar mijn oude zwarte sneakers om moed te verzamelen en richt dan mijn blik weer op. Ik kijk recht in de grijze ogen van de moeder van Daniël en geef antwoord op haar vraag. "Ik heb Daniël hier leren kennen in het ziekenhuis een aantal weken terug. Hij was natuurlijk van mijn leeftijd, dus zodoende zijn we met elkaar in contact gekomen. Hij heeft me geholpen bij een lastige beslissing en hij heeft me veel verteld over zijn eigen ervaringen." Daniëls moeder kijkt me nog steeds aan. Haar onderlip trilt een beetje en haar blik wordt droevig.

"Daniël is," verder komt haar zin niet want tranen stromen over haar wangen en een onderdrukt gesnik is hoorbaar.
"Het spijt me," zegt ze geëmotioneerd en ze loopt weer terug naar haar stoel. Op het moment dat ze gaat zitten legt ze haar beide handen voor haar gezicht. Op dat moment denk ik aan mijn moeder, hoe zou zij reageren als ik er zo bijlag als Daniël? Waarschijnlijk hetzelfde en daarom raakt mij dit ook zo. Een tengere vrouw die voorovergebogen zit met haar handen voor haar ogen, te huilen om haar zoon. Zo zou de wereld toch niet mogen zijn? Helaas is dit nu de realiteit.

"Wat Dyonne probeert te zeggen," gaat de vader van Daniël verder, "is dat Daniël deze ochtend wakker is geworden en naar je heeft gevraagd." Johan glimlacht, maar zijn ogen staan droevig.
"Naar mij?" vraag ik vol ongeloof. Daniëls vader knikt. Een plukje haar schiet uit de gel en valt voor zijn ogen. Met zijn rechterhand perfectioneert hij het plukje haar.
"Waarom heeft niemand mij dat laten weten? Anders was ik meteen langsgekomen," zeg ik beduusd. Mijn blik glijdt langs Johan. Daniël ligt in zijn bed, hij ligt er niet veel anders bij dan gisteren. Zijn moeder zit nog steeds snikkend langs hem, maar heeft haar hand op die van haar zoon gelegd.

"Ik had het met de verpleger overlegd, maar die vond het niet verstandig." 
Ik voel mijn bloed koken. Hoe kon iemand anders voor Daniël beslissen wat wel en niet toelaatbaar was. 
"Ik weet wat je nu denkt," zegt Johan die zijn hand  op mijn schouder legt. "Het is niet aan de verpleger om dit te beslissen, maar ik beloof dat er een volgende keer komt." Ik kijk de vader van Daniël aan, maar ik betwijfel het. Misschien komt er wel geen volgende keer meer.
"Geloof je me niet?" Johan haalt de schouder van mijn hand en kijkt me wantrouwend aan. Ik merk nu pas dat ik mijn wenkbrauwen heb gefronst.
"Het spijt me. Natuurlijk geloof ik u," zeg ik snel en mijn blik richt zich naar de grond. Ik voel hoe het bloed zich naar mijn gezicht verplaatst.
"Fijn, want ik zal er persoonlijk voor zorgen dat hetgeen wat mijn zoon wil, zal gebeuren. Wat de verpleging ook zal zeggen."

Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu