Hoofdstuk 27

92 14 10
                                    

Mijn moeder, zoenend met een man. Ik voel mijn ogen groot worden en ik draai me vrijwel meteen om. Ik wil dit niet zien. Ik wil niet zien hoe mijn moeder in een innige omhelzing staat te zoenen met een man die ik nog nooit heb gezien. Ik storm de trap op en laat me op mijn bed vallen. Iedereen heeft recht op zijn geheimen, maar waarom heeft mijn moeder me dit nooit verteld? Ik dacht dat we open naar elkaar waren en zeker over dit soort zaken. Ik vouw mijn handen in elkaar en leg ze onder mijn hoofd. Het witte plafond lijkt dichter naar me toe te komen, maar dat is slechts schijn. Mijn handen trillen en een vervelend gevoel bekruipt me. Het is alsof al mijn organen in elkaar worden gedrukt. Ik boor mijn nagels in het zachte dekbed en bijt op mijn lip. Het leven gaat door, maar het is niet altijd leuk. Waarom kan alles niet gewoon blijven zoals het was?

Plotseling voel ik een zachte streling bij mijn onderarm. Ik kijk omhoog en zie het bezorgde gezicht van mijn moeder. Haar ogen staan verdrietig. Ze wilde niet dat ik dit zou zien.
"Het spijt me," zegt mijn moeder. Ze haalt haar hand van mijn arm af. Ik haal mijn schouders op.
"Dit had je niet mogen zien." Ze neemt plaats op de rand van mijn bed en legt haar beide handen op het donkerblauwe dekbed. Ik klem mijn kaken op elkaar. Ik had het niet mogen zien, maar ze had het evengoed gedaan.
"Lieverd, zeg alsjeblieft iets." De stem van mijn moeder klinkt wanhopig. Haar hazelnootbruine ogen staren me verdrietig aan. De pijn is duidelijk te zien. Ik zou haar wel willen vergeven, dolgraag zelfs, maar ik kan het niet.
Ze legt haar hand kort op mijn arm en staat dan moeizaam op. Met haar andere hand ondersteunt ze haar buik. Lichtelijk gebogen loopt ze de kamer uit. Ze heeft spijt, enorme spijt. Dat is aan alles te merken. Waarom ben ik ook zo'n idioot. Waarom kan ik het haar niet vergeven. Ik wil wel, maar ik ben boos. Waarom ben ik precies boos? Geen idee, misschien omdat het als verraad voelt tegenover mijn vader. Ik weet het niet. Ik haat het van mezelf, dat ik het haar nu niet meteen kan vergeven. Ik wil het niet hebben dat mijn moeder zich schuldig voelt of pijn heeft. 

Ik krabbel langzaam overeind en leg mijn rechterhand over mijn linkerarm. Ik laat mijn nagels in de zachte huid boren. Mijn huid geeft mee. Minutenlang blijf ik zo zitten en dan laat ik mijn arm los. Kleine rode strepen van de nagels hebben groeven achtergelaten in mijn huid. Over twee minuten zijn ze weer weg, maar voor even voelt het goed.

Zuchtend kijk ik om me heen. De bordeauxrode gitaar in de hoek van de kamer lijkt me te roepen. Het smeekt om bespeeld te worden. Misschien is het wel goed, ik heb al enige tijd niet meer gespeeld. De laatste keer was in het ziekenhuis. Vlak voor Daniël overleed. Mijn hand pakt de gelakte hals van de gitaar. Daniël was een goede jongen. Ik kijk naar het shirt die ik heb laten inlijsten en aan de muur heb gehangen. Het shirt wat ik van Daniël heb gekregen. Mank en kaal, maar verder normaal. Ik mis hem. Nog iedere dag, maar het leven gaat door. Anderen zullen mij niet snappen, ze zullen mij een aansteller vinden. Ik functioneer beter als vrolijke Brannon, zowel voor anderen als voor mezelf. Als ik dat aspect volledig zou kwijtraken, zou mijn identiteit ook worden weggevaagd. Hiermee houd ik me staande in deze wereld. Positief, want zonder hoop geen leven.

Wanneer ik plaats heb genomen op mijn bed, sla ik een aantal akkoorden aan. Het klinkt goed. Ik heb het gemist. De zachte klank van de akoestische gitaar. De klanken die mij meenemen naar een plaats buiten deze wereld. Het lijkt wel alsof ik over deze klanken zweef, door de lucht, naar Daniël en Emma. Wat zou ik graag nog even bij ze willen zijn. De geur van Emma opsnuiven, het aanraken van haar zachte lippen. Haar handen die mijn huid zachtjes streelden en bovenal haar lieve ogen. De enige ogen die mij volledig transparant maakte. De kwetsbaarheid. Ik bijt zacht op de binnenkant van mijn wang.
"Niet huilen nu, Brannon," spreek ik mezelf zacht toe. Ik mis Emma. Mijn hand blijft op en neer gaan om steeds nieuwe akkoorden aan te slaan. Ik moet naar mijn moeder toe. Zij kan hier ook niks aan toe. Ik gun mijn moeder alles. Soms vind ik dingen moeilijk, maar daar kan mijn moeder niks aan doen. Dat ligt bij mij.
De gitaar leg ik op mijn bed. Ik kijk naar de prachtig houten gitaar die ik van Emma cadeau heb gekregen en druk mijn gevoel weg. Ik klem mijn kaken op elkaar om me niet te laten leiden door emoties. Ik moet nu naar mijn moeder toe. Na een beverige zucht loop ik mijn kamer uit.

"Sorry mam," zeg ik wanneer ik de deur van de woonkamer open doe. Pas als ik in de kamer sta, valt het me op dat ze er niet is.
"Mam?" roep ik. Geen gehoor. Nogmaals roepen dan. "Mam?" Dit keer iets harder. Ik kijk in elke kamer van de benedenverdieping, maar ze is nergens te bekennen. Waar kan ze zijn, op haar kamer misschien? Ik loop op de houten trap en sta binnen no-time voor haar slaapkamerdeur. De deur is dicht.
"Mam?" zeg ik zacht en ik klop op de deur. Nogmaals geen gehoor. De koperen deurklink die ik vast heb lijkt van ijs te zijn onder de aanraking van mijn warme hand. Voorzichtig duw ik de deurklink naar beneden. Mijn moeder ligt op haar bed. Het grijze dekbed is prachtig glad, behalve het stuk waar mijn moeder ligt.
"Mam, het spijt me," een zacht gesnik komt bij mijn moeder vandaan. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Waarom heb ik daarnet zo stom tegen mijn moeder gedaan. Waarom kan ik niet gewoon normaal doen en meer rekening houden met andermans gevoelens in plaats van mijn eigen gevoelens.
"Het spijt me. Geloof me alsjeblieft," inmiddels ben ik naast haar gaan zitten en ik leg mijn linkerhand op haar schouder. Ik voel regelmatig een lichte schok door mijn hand gaan van de gedempte snikken die mijn moeder slaakt.
"Het spijt me van mijn reactie daarnet, ik had gewoon niet zo mogen reageren. Het is gewoon," ik pers mijn lippen stevig op elkaar en slik een aantal keer. "Ik mis papa gewoon."
Mijn moeder krabbelt overeind en gaat naast me zitten. "Ik mis papa ook, jongen." Haar ogen is rood en de huid onder haar ogen is bedekt met zwarte strepen van haar mascara vermengd met het zoute traanvocht. Ze slaat een arm om me heen en drukt me stevig tegen haar lichaam aan.
"Ik had het niet moeten doen. Ik bedoel..." 
"Je hebt het goed gedaan," val ik haar in de rede. "Je hebt alles voor me over en ik gun jou de liefde." Het komt oprecht over. Het feit dat ik er misschien moeite mee heb, wil niet zeggen dat ik het mijn moeder niet gun.
"Hoe lang ken je hem al?" vraag ik terwijl ik de greep om mijn moeders middel iets laat verslappen.
"Ik ken Erik nu een tijdje, we zijn elkaar tegen gekomen in het ziekenhuis."
"In het ziekenhuis?" Ik begin te lachen. "Was hij ook zwanger dan?"
Mijn moeder glimlacht. Ik zie dat ze straalt als ze het over Erik heeft. Het moet een hele speciale man voor mijn moeder zijn.
"Ja, hij is net bevallen." Ze houdt een korte stilte en maakt dan een wild gebaar voor haar hoofd. "Nee, natuurlijk niet. Ik kwam net van jou af, toen ik besloot om nog even een kopje koffie te drinken in het café beneden." Ik knik, als aanmoediging dat ze verder mag vertellen.
"Hij zat ook in zijn eentje, naast mij aan een tafeltje. We raakten in gesprek en zijn uiteindelijk aan hetzelfde tafeltje gaan zitten. Het was erg gezellig." Mijn moeder krijgt een grijns op haar gezicht.
"Wat deed hij in het ziekenhuis?" vraag ik geïnteresseerd. Mijn moeder kijkt me aan en friemelt aan mijn shirt.
"Zijn dochter is ernstig ziek. Een spierziekte. Ze heeft niet lang meer." Ik kijk mijn moeder geschrokken aan. Ik zie aan haar dat het haar raakt. Ze kan zich natuurlijk als geen ander voorstellen hoe het is als je kind ernstig ziek is.

Ik weet niet goed wat ik nu moet zeggen. Wat valt er te zeggen? Na een korte stilte kijk ik mijn moeder vastberaden aan. Ze kijkt verbaasd terug.
"Ik wil ze wel ontmoeten. Allebei, zowel Erik als zijn dochter."
Mijn moeder kijkt me verrast aan. Ik zie een glimlach verschijnen op haar gezicht. Plotseling lijkt er iets in haar gezicht te verstarren.
"Ik weet niet of dat wel zo'n slim idee is," zegt ze als ze haar gezicht afwend. "Ik bedoel-"
"Ik denk dat dit een heel goed idee is. Mam, ik zie hoe je straalt als je over hem praat. Ik wil de man in kwestie ontmoeten en ik wil zijn dochter ook graag ontmoeten. Ze lijkt me een bijzonder persoon."
Mijn moeder glimlacht en kijkt me met vochtige ogen aan. "Ik zal het met Erik overleggen," zegt ze met een geëmotioneerde stem.
Er hangt een ontspannen stilte tussen ons, totdat mijn moeder deze doorbreekt.
"Dank je wel, Brannon. Dank je voor deze kans." Ik loop naar haar toe en omarm haar iele lichaam. De harde buik drukt tegen mijn mijn lichaam aan.
"Geen dank. Jouw geluk, is mijn geluk."


Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu