Hoofdstuk 17

124 19 11
                                    

Ik loop richting de metalen wasbak. De ronde spiegel die erboven hangt reflecteert mijn vrolijke gezicht. De haren op mijn hoofd zitten warrig en bedekken de helft van mijn gezicht. Vandaag heb ik geen zin om het te stijlen, iets wat ik normaal gesproken wel altijd doe. Ik pak mijn zwartleren borstel die op de hoek van de wastafel ligt. Er druipt water van mijn haren af. Mijn bleke rug voelt de streling van de druppels die vanaf mijn nek langzaam over mijn rug glijden. Ik zet de borstel in mijn stugge haar en begin het voorzichtig te kammen. Wanneer ik de borstel uit mijn haren trek, valt me op dat er veel haar in de borstel is achtergebleven. Meer dan normaal. De donkerbruine, natte lokken liggen stil tussen de rubberen spelden van de zwarte borstel. Een paar minuten blijf ik kijken, vol ongeloof. Pas dan realiseer ik me dat het van de chemokuur komt. Ik bijt op mijn lip en ga voorzichtig met mijn hand door mijn bruine haar. Alweer blijven er lokken steken tussen mijn vingers. Mijn blik richt zich op de grotendeels beslagen spiegel. Mijn eigen spiegelbeeld kijkt me aan. Diep en indringend. Tranen wellen op uit mijn ogen. De roze-rode kleine aderen in mijn oogwit worden duidelijk zichtbaar en een trieste blik verschijnt op mijn gezicht. Het kwijtraken van mijn haar. Ik wist dat het zou kunnen gebeuren, maar nu al? Teleurgesteld stap ik uit de vochtige ruimte en sta ik weer in mijn ziekenhuiskamer. Niks is veranderd, de muren zijn nog steeds donkerblauw, de lamellen scheiden nog steeds de kamer van de gang, en de fles water staat nog steeds op mijn nachtkastje. Alleen hangen er nu meer kaarten aan de muren dan voorheen.

Ik neem plaats op het bed en kijk naar buiten. De grijze fabrieken draaien overuren. Elke minuut van de dag stoot de grijze schoorsteen zwarte wolken uit. Zonde van het uitzicht, het had zo mooi kunnen zijn. De wereld is zo mooi en toch weten mensen het elke keer weer te verpesten.

Ik kijk op mijn grote zwarte sporthorloge. Mijn moeder zal pas later op de middag komen. Om drie uur 's middags krijg ik de uitslag of de chemokuur wel of niet heeft aangeslagen. Aan mijn haren te merken is dit wel het geval. Ik grinnik. De chemokuur kan maar beter zijn werk hebben gedaan, dan is deze opoffering niet voor niks geweest. Ik spring op van mijn bed en schuifel in mijn donkergrijze pantoffels naar de gang. Wanneer ik voor kamer nummer zeven sta, glimlach ik en zwaai ik naar Daniël die op zijn bed ligt. Zijn armen heeft hij onder zijn kale hoofd gelegd en zijn hoofd is gericht op de televisie die aan het plafond hangt.
"Kom maar binnen!" hoor ik gedempt. Aan Daniëls gezicht te zien roept hij aardig luid. Ik knik en loop naar de deur. Op de deur hangt een groene kaart, geen idee wat dat betekent.

"Brannon!" roept Daniël enthousiast en hij staat vrolijk op. Zijn witte shirt zit strak om zijn lichaam en de donkerblauwe joggingbroek die hij aan heeft valt juist enorm ruim. Het contrast tussen de twee kledingstukken is leuk om te zien.
"Vertel gozer, hoe gaat het?" vraagt Daniël die weer richting zijn bed schuifelt. Pas nu merk ik op dat zijn hand vast zit aan een infuus.
"Prima, ik krijg vanmiddag de uitslag," voorzichtig pak ik een grijze stoel die in de hoek van de groene kamer staat opgesteld.
"Welke uitslag?" vraagt Daniël geïnteresseerd en hij draait zich op zijn zij.
"Niks interessants, gewoon de uitslag of de chemokuur heeft aangeslagen."

"En dat noem jij niks interessants? Het is een keerpunt in je leven!" Daniël maakt met zijn armen een dramatisch gebaar en zijn stem versterkt het effect alleen maar.
"Grapje gabber. Trouwens, over gabbers gesproken-"
Ik weet al wat Daniël wil gaan zeggen. Hij wil vast van me weten of ik al wat merk van de chemokuur. Ik slik een keer.
"Heb je al last van de effecten van de chemo?"
Ik kijk Daniël aan. Zijn bruine ogen staren mij vriendelijk aan en de natuurlijke vorm van zijn lippen staan in een lichte glimlach, waardoor hij een lieve uitstraling heeft.
"Ja," geef ik toe. Ik voel hoe mijn hart bonst in mijn borstkas als ik denk aan de ontdekking van een uur geleden.
"Balen man. Is het je haar?" vraagt Daniël voorzichtig. Hij probeert om op te staan, maar het kost hem zichtbaar moeite. Ik knik hem zacht toe als teken dat hij voor mij niet hoeft op te staan. Na een korte strijd laat Daniël zichzelf weer in het kussen vallen, zichtbaar teleurgesteld in zichzelf. Meteen legt hij zijn hand op mijn schouder.

"Wat wil je doen met je haar? Het afknippen?" Daniël kijkt me toe. Zijn blik weerspiegelt medelijden, maar ook een vorm van vastberadenheid. Ik haal mijn schouders op, ik heb werkelijk waar geen idee. Ik heb daar om eerlijk te zijn nog niet over nagedacht. Mijn haar is toch een deel van mijn identiteit.
"Het blijft je eigen beslissing, ik weet hoe lastig de keuze is," zegt Daniël met een trieste blik in zijn ogen. Hij draait op zijn buik en zijn hand reikt naar de bovenste lade van het nachtkastje. Een pijnlijke grimas verschijnt op zijn gezicht.
"Gaat het wel?" vraag ik bezorgd.
"Natuurlijk," zegt Daniël en hij kreunt om het voorwerp wat hij zoekt, te pakken te krijgen.
"Zo," zegt Daniël en hij overhandigt mij een foto. Op de foto staat een jongen met donkerbruin halflang krullend haar. Mijn blik richt zich even op Daniël.
"Ja, dat heb je goed gezien. Dat ben ik, vlak voor het begin van de chemokuur," een zucht klinkt door Daniëls stem. Hij haalt snel zijn hand over zijn gezicht, maar kijkt mij dan weer vrolijk aan. De foto ligt in mijn handen alsof het een kroonjuweel is. Daniël staat er vrolijk op, maar zijn donkerbruine haar maakt zijn gezicht bijna onherkenbaar.

"Weet je wat het is, Brannon," Daniël kijkt me aan en wijst naar de foto.
"Het is maar net wat je gewend bent. Haar is maar een bezit, het groeit weer aan. Belangrijker is uiteindelijk je gezondheid."
Daniël raakt me met die opmerking, hij heeft gelijk. Ik mag blij zijn dat ik hier zit en dat ik leef. Haren groeien na verloop van de tijd weer aan. Ik slik mijn brok weg, die zich heeft opgehoopt in mijn keel. Om niet te huilen laat ik mijn ogen glijden door de ruimte. De kamer van Daniël is grotendeels hetzelfde als die van mij, alleen heeft Daniël zijn kamer persoonlijk ingericht. Aan de muren hangen posters en hij heeft zijn eigen beddengoed meegenomen. Het nachtkastje ligt vol met verschillende gadgets zoals een zilveren iPod en een witte PSP. Op de posters die ruim de helft van de kamer bedekken, staan verschillende bands geposeerd.

"Sorry, Brannon. Ik wilde je niet-," zegt Daniël voorzichtig.
"Geen probleem man. je hebt gelijk. Laten we het doen. Jij kan mij knippen toch?"
"Weet je het zeker?"
"Heel zeker."
"Ik heb inderdaad een tondeuse. Wacht even," Daniël staat op vanuit zijn bed en neemt de ijzeren infuuspaal met hem mee. De infuuszakken die bovenaan het haakje zijn vastgemaakt, zijn gevuld met een donkerrode drab. Het ziet eruit als bloed. Naast die infuuszakken, zijn er ook enkelen gevuld met een kleurloze vloeistof. Het kost Daniël veel moeite om vooruit te komen. Meer moeite als een paar dagen geleden, toen ik hem voor het eerst sprak.
"Lukt het?" vraag ik voorzichtig. Ik wil hem helpen, maar ik vind het lastig om aan te geven. Misschien wil hij mijn hulp wel helemaal niet.
"Ja, helemaal! Kom je?" vraagt Daniël vanuit de badkamer. Wanneer ik in de witte ruimte kom, die overigens identiek is aan de badkamer aangrenzend aan mijn kamer, staat Daniël met een tondeuse in zijn rechterhand. Zijn blik is een mengeling van seriositeit, maar tegelijkertijd begrip en opwinding.

"Gaat u zitten, meneer," zegt Daniël met een glimlach en hij haalt het witte douchekrukje van onder de douche vandaan.
"Dank u wel meneer, ik ben zeer vereerd." Ik merk dat mijn stem trilt. Het gaat nu echt gebeuren, straks zal ik mijn prachtige donkerbruine lokken niet meer hebben. Misschien staat een kaal hoofd mij helemaal niet. Tegelijkertijd klinkt de stem van Daniël nog na in mijn hoofd. "Haar is maar een bezit, het groeit weer aan. Belangrijker is uiteindelijk je gezondheid."

"Weet je het echt heel zeker?" vraagt Daniël aan mij voor de laatste keer.
"Ja, zet hem maar aan."

De tondeuse wordt aangezet, een luid zoemend geluid vult de kleine badkamer.
Zacht voel ik de druk van de tondeuse die begint bij de haargrens. Enkele lokken vallen langs mijn gezicht.

Dit is het dan. Mijn lang opgespaarde haar zal in een paar minuten verleden tijd zijn.


Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu