Hoofdstuk 22

115 16 14
                                    

Een nieuwe dag is aangebroken. Ik werk snel mijn ontbijt weg wat ik van de zusters heb gekregen. Twee sneden wit brood met kaas. Prima, maar geen culinair hoogstandje. Het is en blijft ziekenhuisvoedsel.

"Ik denk dat over een paar uur de uitslag binnen is," zegt Ties die dramatisch de gordijnen open trekt. Ik grinnik. "Weet je zeker dat je het juiste beroep hebt gekozen?" vraag ik met een glimlach op mijn gezicht. 
"Hoezo?" vraagt Ties die zich omdraait en mij verbaasd aankijkt.
"De manier waarop je de gordijnen open trok," voor een moment trek ik mijn wenkbrauwen op en moet ik een lach onderdrukken. "Ik denk dat je beter tot je recht komt als acteur."

Ties komt naar me toegelopen en brengt zijn hoofd dicht bij die van mij.
"Zal ik je eens wat zeggen?" fluistert hij. "Ik denk van niet." Hij springt op en huppelt naar de deur. "Tot straks Brannon," roept hij enthousiast voordat hij uit het zicht is verdwenen. 

Mijn lach klinkt oorverdovend hard, maar die Ties is toch ook een gekke vent. Huppelend en springend over de afdeling met zijn te strakke witte broek en zijn witte klompen. Er valt veel over hem te zeggen, maar hij heeft wel hart voor zijn vak en dat hebben er niet veel meer tegenwoordig. Ik rek me uit en gooi de dekens van mijn lichaam. Tijd om me aan te kleden. Het is nog vroeg; kwart over zeven zie ik wanneer ik de zwarte wijzers van de muurklok bestudeer. Nog na lachend laat ik me uit bed zakken en voel ik hoe mijn voeten op de enigszins koude linoleum vloer terecht komen. Ik grijp mijn kleren die ik gisteren al klaar had gelegd op mijn nachtkastje en gooi ze over mijn rechterarm. De zwart-witte Adidas broek staat goed bij het witte shirt. In het ziekenhuis loopt vrijwel iedere patiënt in een trainingsbroek en een simpel shirt. Vaak hebben ze ook nog sloffen aan. Dit is vaak praktisch wanneer je voor onderzoek weg moet. Het zit lekker en is vaak makkelijk uit te trekken, mocht dit nodig zijn voor het onderzoek.

De badkamerdeur opent zich wanneer ik de metalen klink naar beneden duw. De pyjama die ik in mijn hand heb, vouw ik netjes op en leg ik op mijn kussen. De broeders en verpleegsters zorgen dat elke middag het beddengoed weer netjes verschoond is. 'Service van de zaak', noemt Ties het altijd. Al weet ik dat hij er een pesthekel aan heeft.
Met mijn handen in mijn zakken loop ik richting de vensterbank waar mijn koptelefoon ligt. Ik zet hem op mijn hoofd en plug de kabel in mijn mobiel om even rustig wakker te worden met muziek. Voor mij is de dag zonder muziek beginnen, als een ochtend zonder koffie voor veel mensen.

"Dude!" roept een lange jongen die in de deuropening staat met zijn handen in zijn broekzakken. Ik herken de stem uit duizenden.
"Lars!" roep ik enthousiast. Ik gooi de koptelefoon van mijn hoofd, die op het zachte dekbed belandt. 
Lars komt met open armen mijn richting uitgelopen en ik ren naar hem toe met uitgespreide armen.
"Ik ben blij om je te zien, gabber" zegt Lars grappend terwijl hij zijn tengere armen om mijn lichaam sluit.
Ik glimlach. "Wat vind je ervan? Staat wel stoer hè?" Mijn rechterhand gaat over de kleine donshaartjes op mijn hoofd.
"Ja, je kan zo bij je broertje of zusje zitten in de baarmoeder," lacht Lars die uiterst geïnteresseerd naar mijn donsharen kijkt.
"Mag ik het aanraken?" vraagt hij twijfelend. Ik zie de twinkeling in zijn ogen. Dezelfde twinkeling die ik vaak bij hem heb gezien als hij het had over zijn tekeningen. 
"Natuurlijk." Lars strekt voorzichtig zijn arm uit en legt zijn tengere hand op mijn hoofd. Voorzichtig glijdt hij met mijn hand over mijn schedel.
"Het voelt net alsof ik een klein kuikentje aan het aaien ben." Lars trekt zijn hand terug en staart me nog steeds lachend aan.

Even later zitten we in het eetcafé van het ziekenhuis. Onze handen sluiten zich om de mok die tot de nok toe is gevuld met warme chocomel. Lars neemt een hap van zijn sandwich en kijkt me aan. "Ik heb je gemist man," zegt hij met volle mond. Zijn eten valt bijna uit zijn mond.
"Niet met volle mond praten," zeg ik met een deftige stem.
"Hou toch op," zegt Lars plagerig en hij geeft me een zachte stoot tegen mijn schouder.
Ik kreun een beetje van de pijn. De stoot die Lars me gaf was dan niet heel hard, de plek voelt toch pijnlijk aan.
"Had ik dat niet mogen doen?" vraagt Lars met een bezorgd gezicht. Zijn ogen staan geschrokken.
"Nee, maak je geen zorgen," zeg ik glimlachend. "Het komt waarschijnlijk gewoon door de chemotherapie." Ik haal mijn schouders op en drink een slok van mijn warme chocolademelk.

Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu