Hoofdstuk 19

127 20 21
                                    

Na een aantal lange uren is mijn moeder eindelijk vertrokken. Ik vond het gezellig dat ze er was, maar het zwarte boekje is geen seconde uit mijn hoofd geweest. Voorzichtig laat ik de ruwe pagina's langs mijn duim gaan. Mijn oog valt op de tekening van de tunnel. Dit stuk had ik een paar dagen geleden gelezen, al lijkt het tijden geleden. De dagen in het ziekenhuis kruipen langzaam voorbij. Ik trek voorzichtig de bladzijden uit elkaar. Ze zijn aan elkaar geplakt, waarschijnlijk doordat het boekje vochtig was toen Lars het aan me gaf. Mijn ogen glijden over de zwierige letters die zijn geschreven met een blauwe balpen.

Het is goed. Ik ben op. Kapot. Ik kan niet meer verder. Het voelt alsof iedere seconde die ik langer leef mij beklemt. Mijn hart wordt doorboort door eenzaamheid en verdriet en mijn keel wordt gegrepen door de tijd. Elke seconde dat ik leef, is een seconde te lang. Mijn tranen zijn opgedroogd. Mijn bloed is doordrongen van het giftige leven.

Ik moet dit stuk tekst een aantal keer doorlezen voordat ik besef hoe erg dit moet zijn. De pijn die Lars moet voelen, de wanhoop die hij ervaart. Waarom heb ik hier nooit iets van gemerkt? Ik voel me schuldig dat ik niet vaker heb gevraagd hoe goed Lars zich écht voelde. Zelfs nu, heb ik hem al een paar dagen niet meer gesproken. De laatste keer vertelde hij mij dat ik eerst het boekje volledig moest lezen voordat ik contact met hem mocht zoeken. Hoe hard deze woorden ook bij mij mogen binnenkomen, het gaat om de pijn die Lars ervaart.

Ik weet dat ik niet meer lang zal leven. Het is genoeg, voor mij is het leven voltooid.

Deze zin raakt me. Zou Lars heftige dingen van plan zijn? Snel sla ik de bladzijde om, om verder te kunnen lezen.

Soms vraag ik mij af of mensen mij zouden missen. Ik ben maar die dikke, slome Joram die niks in zijn mars heeft. De jongen die er alleen maar bij betrokken wordt door zijn verleden en zijn huidige situatie, niet om wie ik ben. De echte Joram kent niemand. Ze weten niet hoeveel nachten ik onder de Petersbrug slaap. Ze weten niet dat ik veel van mijn eten bij elkaar moet sprokkelen. Mensen weten niet dat ik nergens thuishoor. Ik ben een verloren zoon, een verloren zoon waarvan de ouders het niet uitmaakt dat hun zoon verloren is.

De schrik slaat mij om het hart. Ik voel het bloed uit mijn handen stromen. Mijn vingers verkrampen zich en mijn blik lijkt wel vastgelijmd aan het gelige papier met de blauwgeschreven letters. Dit dagboek is dus van Joram, maar wat doet Lars hiermee? Lars kent Joram, maar naar mijn idee zit hij Joram slechts af en toe. Mijn hand reikt naar mijn mobiel die op het crèmekleurige nachtkastje ligt. Plotseling bedenk ik me. Lars heeft het duidelijk gezegd. Ik mocht pas weer contact opnemen wanneer ik het hele boekje heb doorgelezen. Het feit dat ik al aardig ver ben, insinueert dat er nog belangrijke informatie zal komen. Maar wat zou het zijn? Een snelle blik op de ronde klok aan de muur tegenover me laat zien dat het al laat in de avond is, maar dit is te belangrijk. Ik moet weten wat het is. Wanneer ik weer begin met lezen voel ik plots een onaangenaam gevoel in mijn onderbuik.

Dag 16
Vandaag ben ik door Lars geroepen. Ik slenterde wat door het park zoals gewoonlijk, maar helaas had Lars mij zien lopen. Lars was daar met een groep aan het picknicken en ik wilde niet, maar Lars gaf mij een duwtje. Ik ken Lars nog van de middelbare school. Ik zat vaak bij dezelfde groep als Lars in het derde jaar van de middelbare school. Helaas ben ik daarna van school afgegaan. Het kon niet meer. Elke dag heb ik er nog spijt van. Ik heb geen toekomst, geen diploma's, helemaal niks. Doordat ik niet meer naar school ben gegaan zijn Lars en ik uit elkaar gegroeid. Lars is de enige die weet van mijn situatie met mijn ouders, al weet hij niet dat ik op dit moment op straat zwerf. Lars heeft me begeleid naar de groep waar hij zat. Gelukkig waren het aardige mensen. De jongen, Brannon, betrok mij gelukkig meteen. Ik vond het fijn, maar tegelijkertijd heel moeilijk. Ik weet wat mensen denken als ze mij aan zien komen lopen. De slome, dikke en rare Joram. Wie wil er nu met me optrekken? Een grote kans dat ze nu over me praten.

Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu