Hoofdstuk 16

105 18 11
                                    

Wanneer ik het kleine notitieboek opensla zie ik een prachtig krullend handschrift. Bij de eerste twee pagina's zijn twee prachtige tekeningen gemaakt met balpen. Ik laat mijn ogen glijden over het eerste verhaal en lees het aandachtig:

Vandaag heb ik weer een nieuw notitieboek aangeschaft. De andere was vol, vol met mijn gedachten en emoties. Het was een rommeltje geworden dus ik had dit nieuwe boek echt nodig. Het was een slechte dag, de slechte dagen lijken zich steeds sneller na elkaar op te volgen. Verdriet maakt plaats voor leegte en die leegte drijft mij tot wanhoop. Waar zal ik eindigen? Wat is werkelijkheid en wat niet? Het punt is dat ik het niet weet, dat is wat mij zo frustreert. Heeft niet iedereen een beetje recht op hoop? Geluk? Op een beetje zekerheid? Ik verlang zo naar die zekerheid. Ik hunker ernaar en probeer het te zoeken, maar hoe meer ik ernaar op zoek ga, hoe verder het lijkt te zijn.

Zou Lars dit hebben geschreven? Vraag ik me af, ik kan me niet herinneren dat hij zo in de put zit. Krampachtig probeer ik me het handschrift van Lars voor me te halen maar het lukt niet. Is dit handschrift niet van hem? Vast wel, hoe zou hij anders aan dit boek komen, daarnaast tekent Lars ook heel graag.
Ik laat de vochtige bladzijden snel door mijn hand gaan en zie dat er op elke pagina wel iets getekend staat. Dit kan niet anders dan van Lars zijn. De tekenfanaat. Mijn hand slaan de pagina's weer om zodat ik eindig bij de eerste pagina. De tekening die er staat is een soort tunnel. Het is met balpen gekrast in rondjes. Het middelste deel is het donkerste. Voor de duisternis staat een silhouette in een statische houding. Zijn hoofd en schouders bedekken een deel van de tunnel. Het silhouette is gemaakt met een rode balpen en zijn handen en voeten worden doorgetrokken tot de onderkant van de pagina. Het lijkt alsof de persoon bloedt. Ik kijk naar de volgende pagina.

Eeuwig rondzwervend, zonder doel in mijn leven. Vroeger had ik wel een doel, ik wist waar ik voor moest gaan. Ik wist wat ik wilde bereiken, maar nu niet meer. Mijn handen trillen terwijl ik deze woorden schrijf. Tranen in mijn ogen wellen zich op en vallen nog net niet op het papier. Dat zou zonde zijn van het papier. Mijn waardeloze vocht die de prachtige natuurlaag zou schaden. De Petersbrug is mijn thuis. Hier schrijf ik in alle rust, het kabbelende beekje voor mijn ogen schittert van het reflecterende maanlicht. Ik ben alleen, niemand die een arm om me heen slaat. Ik heb vrienden maar ik weer ze zelf van me af. Dat is verstandeloos, maar ik verlies ook mijn verstand. Elke dag een beetje meer. Mijn vrienden kunnen mij niet helpen en ik zal hen alleen maar dieper in de grond duwen. Zij hebben het recht om gelukkig te zijn.

Tranen springen me in de ogen bij het lezen van deze tekst. Voelt Lars zich echt zo? Ik heb het nooit aan hem gemerkt. Ik bewonderde hem altijd door zijn eeuwigdurende enthousiasme. Zelfs over de kleinste dingen, maar dit doet mij pijn. Waarom heeft hij me niet gewaarschuwd? Durfde hij niet? Zoals hij al had opgeschreven in zijn boek, bang om mij pijn te doen? Ik moet hem meteen bellen, nu meteen.

"Hallo!" roept mijn moeder ineens vrolijk en ze steekt haar hoofd om de hoek van de deurpost.
"Mam!" roep ik enthousiast en ik veeg snel de tranen van mijn ogen zonder dat mijn moeder dit werkt.
"Je raad het nooit!" schalt ze in mijn oor en ze springt op en neer in mijn kamer. Als je haar zo zou zien, zou je denken dat ze nog in haar tienerfase is blijven steken. Het enthousiasme, haar vrolijke visie, soms een tikkeltje naïef, maar dat is juist het prachtige aan mijn moeder.
"Als ik het toch niet raad, kun je het meteen even zeggen. Wel zo handig," zeg ik droog en mijn moeder grinnikt. Mijn moeder is goedlachs en daarom kun je altijd met haar lachen. Dat vind ik ook zo geweldig aan haar.

"Het is...." en ze trommelt met haar wijsvingers op mijn nachtkastje om er een soort van spanning in te brengen. Het lukt echter niet, haar wijsvingers lopen rood aan en na enkele seconden stopt ze ermee. Ze houdt haar lippen nog even stijf op elkaar. Nieuwsgierig kijk ik naar haar.
"Een meisje! Gefeliciteerd jongen!" roept ze. Ze danst door de kamer en knuffelt me stevig. Ik ben blij, ik zou het liefste uit bed springen om samen met mijn moeder door de ruime kamer te dansen, maar ik zit nog vast aan het infuus met chemo.

"Gaat alles goed hier?" vraagt Ties die langzaam de kamer komt binnenwandelen. Op zijn gezicht heeft hij een bezorgde uitdrukking en hij kijkt mij indringend aan. Daarna kijkt hij naar mijn moeder.
"Ja," jubelt mijn moeder die moeite moet doen om haar danspassen te onderdrukken.
"We hebben net te horen gekregen dat die kleine," zeg ik terwijl ik naar haar buik wijs, "een meisje is!" Ik vertel Ties maar niks over de weddenschap.
"Oh, gefeliciteerd!" zegt Ties met een blije uitdrukking op zijn gezicht. Die blije uitdrukking maakt plaats voor een strenge blik wanneer hij vervolgt: "maar houden jullie je wel een beetje rustig? Er zijn mensen die enorm zwak zijn en die kunnen alle rust goed gebruiken."
"Oh maar natuurlijk. Excuses," zegt mijn moeder snel. Ook ik bied mijn excuses aan. De blik van mijn moeder en mij kruisen elkaar. Hier hadden we geen rekening mee gehouden.

Die avond laat, wanneer ik blij ben met het heugelijke nieuws gaat mijn hand toch naar het zwarte notitieboek wat op het nachtkastje ligt. Mijn moeder is nu naar huis. Durf ik het te riskeren? Deze prachtige blijdschap op te geven voor misschien wel een enorm treurig gevoel? Nee, toch maar niet. Morgen is er weer een dag, denk ik bij mezelf.
Ik ga op mijn rug liggen en staar naar het plafond. Het witte plafond met kleine zwarte gaten. Het lijkt wel of er meelwormen doorheen gekropen zijn, maar dat zal het geval wel niet zijn. Althans dat hoop ik. Mijn gedachten gaan uit naar de baby. Een zusje dus. Mijn moeder had nog geen naam bedacht, maar ze zei dat ik mee mocht helpen met het bedenken van een naam. Daar moet ik maar eens goed over na gaan denken. Ik heb in ieder geval de weddenschap gewonnen, maar zoals ik met mezelf had afgesproken zou ik mijn moeder toch een weekend in een kuuroord gunnen. Wanneer ik weer thuis ben zal ik dat regelen. 

Mijn arm jeukt, met mijn rechterhand wrijf ik over mijn hand, waar het chemo-infuus in heeft gezeten. Hij is er gelukkig uitgehaald net voordat mijn moeder vertrok richting huis. Meteen daarna heeft Katrien, de aardige verpleegster ook even bloed afgenomen. Blijkbaar kunnen ze al zien of het effect heeft. Is dat niet het geval zal ik waarschijnlijk snel weer een chemokuur moeten ondergaan en dan zullen ze een port-a-cath inbrengen. Dit is een slangetje wat wordt ingebracht in een bloedvat vlakbij je sleutelbeen. Het schijnt handig te zijn, want zo hoef je niet herhaaldelijk geprikt te worden. Al lijkt het me ook geen prettig idee dat er een kleine snee in je huid wordt gemaakt met een scalpel waar ze vervolgens een slangetje in stoppen.

Ik sluit mijn ogen en denk aan alle gebeurtenissen die vandaag zijn gebeurd, maar vooral over de teksten die ik in het boekje van Lars heb gelezen. Verder natuurlijk aan het heugelijke nieuws dat ik een zusje zal krijgen. Vooral door het positieve gevoel te laten overheersen, kan ik de slaap vatten.


Een wereld zonder pijnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu