"Meneer Potter, wil je even helpen met opruimen?" vraagt Professor Wemel nuchter als de les voorbij is terwijl hij zijn boeken en perkament bij elkaar pakt. Zelf loopt hij weg, maar in het voorbijgaan knipoogt hij even naar me.
Albus loopt wat knorrig naar het bord om dat schoon te vegen. Als een docent vraagt je te helpen opruimen of schoonmaken bedoelen ze altijd dat dat zonder magie moet gebeuren.
Ik leun op de lessenaar, "Al het spijt me," zeg ik. "Ik had echt meteen spijt van die opmerking alleen- ugh- de hele school zat me aan te kijken. Ook mijn eigen schuld, dat weet ik."
Albus draait zich om en slaat zijn armen over elkaar. Hij kijkt me verwachtingsvol aan.
"Als ik moet kiezen tussen jou of die stómme- nou het woord dat ik nu even niet zal noemen, kies ik natúúrlijk voor jou. Altijd."
Met een diepe zucht ploft Albus op Bills stoel, "ik had al gezien dat het je speet. Je twijfelde voor je naar buiten liep of je terug zou komen, toch?"
Ik knik.
Hij glimlacht, "Scor ik ken je. Jij kan nooit lang boos op me zijn," pesterig geeft hij me een duw met zijn voet. Die grijp ik voor hij hem terug kan trekken, en ik trek hem met stoel en al naar me toe.
"Vieze vuile-" lach ik.
"Ik vergeef je," zegt hij, "ik ook sorry. Mijn reactie was overdreven dat weet ik. Maar ik was je gezeur echt zó beu."
Ik doe alsof ik mijn mond op slot draai en de sleutel weggooi, "was dit nou onze eerste echtelijke ruzie?" zeg ik op een pesterig toontje terwijl ik mijn tas over mijn schouder hijs.
Achter me hoor ik Albus lachen, "nee man, dat was kinderachtig kibbelen." Hij steekt zijn hand naar me uit, "laten we dat niet meer doen?"
Meteen pak ik zijn uitgestoken hand aan, "deal."
Als we de klas uitlopen en kunnen genieten van een tussenuur vraagt Albus: "ga je met me mee naar Zweinsveld?"
"Wanneer ben ik niet met je mee naar Zweinsveld geweest," kets ik terug, "ja natuurlijk ga ik mee."
Grijnzend kijkt hij me aan, "je niet meer interesse Roos gaat ook mee," zegt hij. "Ik heb haar gevraagd toen wij "ruzie" hadden."
"Hoe ver ben je in je onderzoek naar wat mijn nieuwe interesse is?" zeg ik gevat en ik kijk hem aan, "of heb je dat al opgegeven? I mean, ik zou het je niet kwalijk nemen hoor. Ik zeg het je toch niet."
"Nee, dat heb ik nog niet opgegeven," zegt Albus meteen, "mijn geld voor nu staat op Georgia, aangezien je daar veel mee was de laatste weken."
"Zij gaat ook met ons mee naar Zweinsveld, want ik heb haar gevraagd," zeg ik met een glimlach. "Maar jammer joh, zij is het niet. Het is zo duidelijk dat het me verbaast dat je er nog niet achter bent."
Albus denkt even na, "Oké dan, is je nieuwe interesse eigenlijk wel een persoon dan?"
"Misschien wel, misschien niet," zeg ik schouderophalend.
"Scor kom op! Geef een hint!"
"Nee, jij wilt zo graag Sherlock Holmes uithangen, ga jij lekker Sherlock Holmes uithangen. Die wist door alleen maar naar mensen te kíjken wat ze die ochtend hadden gegeten aan de kruimels die nog op de kleding te vinden was. Dus, succes, Sherlock," ik werp hem een kushandje toe voor we bij de rest van de huiswerkklas ploffen.
Merryweather heeft observatie-dienst vandaag. Hij leest een boek en zit ontspannen met zijn voeten op tafel. De leesbril die hij nodig heeft is naar het puntje van zijn neus gegleden en hij lijkt het niet eens in de gaten te hebben. Even kijkt hij op als hij ons luid kletsend over ene Sherlock Holmes binnen hoort komen. Een waarschuwende vinger op de lippen moet ons duidelijk maken dat we vooral onze mond moeten houden.
Albus rolt met zijn ogen maar glimlacht terwijl hij zijn boeken en perkament uit zijn tas vist.
De dag dat we eindelijk voor het eerst naar Zweinsveld mogen is een frisse. De wind waait behoorlijk en blaast bladeren om onze voeten. Roos en Georgia hebben een muts op moeten zetten zodat hun haar niet steeds in hun gezicht wordt geblazen.
Van het weer lijken de derdejaars nu precies geen last van te hebben. Voor hen is het vandaag voor het eerst dat ze officieel naar Zweinsveld mogen, en hun opgewonden stemmen worden met de wind mee onze kant uitgeblazen.
Ik hoor ze zeggen dat ze het liefst hun hele zakgeld willen uitgeven bij Zonko's en Zacharinus.
"Mijn moeder vervloekt me als ze hoort dat ik niet eens nieuw perkament of inkt heb gekocht," hoor ik een van die kinderstemmen zeggen. "Ik heb haar beloofd mijn best te doen en dat ik haar elke week zou schrijven."
Vrienden lachen.
"Maar snoep is toch veel lekkerder joh!" roept een van hen, "en het Fopmagazijn heeft de beste grappen en grollen waarmee we de docenten helemaal gek kunnen maken!"
"Snoep heb je maar voor even"," de eerdere jongen aapt zijn moeder duidelijk na, "brieven kun je nog eens nalezen als je volwassen bent."
Ik grinnik en de anderen kijken me aan, "was je weer eens in dromenland, Scor?" vraagt Georgia, die het gelukkig goed kan vinden met Roos.
"Hm? Oh, nee. Ik hoorde net derdejaars iets zeggen over al hun geld verspillen bij Zonko's en Zacharinus," antwoord ik. "En over hoe moeders het daar niet mee eens zijn."
"Ik had echt geen idee wat ik kon verwachten de eerste keer," lacht Georgia, "man ik vond het al heel wat dat er een Toverdorpje bestond. En dat ík daar toegang tot had omdat Luuk en ik een heks en tovenaar zijn!" ze glimlacht bij de herinnering, "de eerste keer Zweinstein was overigens ook een shock. Luuk is bijna in het Grote Meer gedonderd, wisten jullie dat?"
"Wat? Nee!" lachen we alle drie.
Georgia giechelt, "ja joh. Hij hield bij hoog en laag vol dat hij zou zweren iets in het water te hebben gezien. En dat wilde hij natúúrlijk bekijken. Het is dat Hagrid hem bij zijn mantel greep, anders was hij voorover in het meer gekukeld."
We schieten in de lach.
"Hagrid zei dat als hij opgegeten wilde worden door de Reuzeninktvis, hij gewoon rechtop in het bootje moest blijven zitten. Want "die Inktvis van ons lust wel een elfjarig jochie dat niet op zijn kont ken blijven zitten",' bootst ze de stem van Hagrid na.
Een kwartiertje later lopen we de warme winkel van Zacharinus binnen. De geuren die hier hangen zijn zo zoet dat je zou zweren dat je het glazuur op je tanden kwijt bent op het moment dat je de winkel weer verlaat.
En toch is het de drukste winkel uit het hele dorpje. Tot mijn verrassing hoor ik bij het pakken van een zakje suikerveren en peper duiveltjes, een van mijn eigen favorieten, de kinderen van buiten het dorp.
Ik wurm me tussen de mensen door een weg naar hen toe.
"Kijk maar uit dat je moeder niet hoort dat je hier je hele zakgeld aan hebt uitgegeven hm?" brom ik en ik zie drie verschrikte kinderen naar me opkijken.
Lachend zwaai ik even ten afscheid en vind mijn eigen vrienden al snel weer.
Albus' heeft al karamelkevers en Kakkerlak krunchies in zijn handen. Wat die jongen met insecten in de vorm van snoep heeft zal ik nooit begrijpen.
"De krunchies kraken echt zó lekker in je mond Scor," zegt hij, als ik hem ernaar vraag. "Ik laat je er eentje proeven als we iets gaan drinken. Je wilt niets anders meer."
JE LEEST
Scorpius Malfoy: The Prophecy
FanfictionEen Profetie en een tienerjongen, wat kan er misgaan?