The Grave

40 6 1
                                    

Gelukkig komen we veilig weer aan in onze leerlingenkamer. Waar het een flink geroezemoes is. Mensen zitten te kletsen, grappen te maken en er wordt in een hoek huiswerk gemaakt.

De eerstejaars stressen over hun opdrachten en hun half paniekerige stemmen sluipen door de ruimte.

"Als we nog huiswerk gefikst willen krijgen kunnen we dat beter ergens anders doen," mompelt Albus en ik knik.

"Mee eens."

We besluiten naar de bieb te gaan, waar het gelukkig altijd rustig is. Op het geschraap van veer op perkament en gefluister na. Maar dat hindert in ieder geval een stuk minder dan de ongewoon drukke leerlingenkamer.

Ik zoek een mooie plek bij het raam, waar we opnieuw met een mooie zonsondergang gedag kunnen zeggen tegen vandaag.

Albus komt erbij zitten met onze benodigde boeken en al snel zijn we beiden met onze eigen opdrachten bezig.

Voor Merryweather een uitgebreid verslag over de verdediging tegen weerwolven en vampiers. Voor Hagrid een opstel over Boomtrullen. En Firenze verwacht dat we voor de komende maand een voorspelling maken over de stand van de planeten.

Die laatste heb ik het meeste moeite mee dus daar begin ik mee. Dan heb ik dat maar vast achter de rug.

En omdat het een van Albus' beste vakken is kan hij het voor me nakijken als ik klaar ben.

Hij doet hetzelfde, maar dan met de Kruidenkunde, die ik voor hem nakijk zo.

In de stilte raak ik af en toe afgeleid door de krassende veren, het perkament en het gefluister.

En ergens in een hoekje hoor ik leerlingen smoezen samen. Te ver weg om het te horen, dichtbij genoeg om heel af en toe een woordje op te vangen.

"Deed raar," vang ik halverwege een keer op.

"Opvallend wel," hoor ik vijf minuten later.

"Leek wel in paniek ofzo?"

Fronsend kijk ik op als ik die laatste zin hoor, "Al?" fluister ik.

"Hm?" verdwaast kijk hij op.

"Hoorde jij dat ook?" vraag ik zacht en ik knik in de richting van de stemmen.

"Wat? Nee?" hij kijkt me nog steeds met diezelfde verdwaasde blik aan. "Wat moet ik gehoord hebben?"

"Volgens mij hadden een paar leerlingen het over Merryweather," mompel ik, terwijl ik mijn boek over sterrenkunde wat verder naar me toetrek. "Ik kon alleen het grootste gedeelte niet horen."

"Wat hoorde je dan?" vraagt Albus nu een tikje afwezig, omdat hij ook in zijn boek zit te lezen.

"Ik hoorde alleen "deed raar", "opvallend" en "leek wel in paniek ofzo," tel ik op mijn vingers.
"Hm," antwoord Albus, die me allang niet meer heeft gehoord. Zuchtend gooi ik even mijn hoofd in mijn nek maar laat het gaan.

Als ik na een half uur klaar ben, frons ik net zo hard over de kaart die ik klaar heb als net toen ik die leerlingen hoorde fluisteren. Klopt dit wel?

Dit zou heel slecht uitkomen...

"Eh- Al?"

"Ja, Scor?"

"Zou je mijn planetenkaart kunnen nakijken?" ik reik hem over de tafel mijn perkament aan, die hij aanpakt en met een frons bekijkt.

"Mag ik het boek dat je hebt gebruikt?" vraagt hij.

Dat geef ik hem en opnieuw valt er een stilte tussen ons.

In die stilte kijk ik naar buiten, er vliegen een paar vrolijk kwetterende vogels over het veld en de geur van een vroege zomer drijven al door de open ramen in de bibliotheek. Die geur, vermengt met de geur van oude boeken maken dat ik even mijn ogen sluit en genietend inadem.

In dat moment, bedenk ik iets. Mijn ogen schieten weer open en half struikelend ren ik naar het raam toe.

Nergens is ook maar een spoortje te bekennen van enige regenval, zoals wij die hadden in de Kamer van de Hoge Nood.

Ik druk mijn neus tegen het raam, maar het grasveld is kurkdroog en glinstert niet eens in de zon.

Nergens plassen en de lucht is nog blauw.

"Al," in mijn hart voel ik angst kruipen.

"Wacht even."

Mijn blik verplaatst zich naar de plek waar ik de bliksem in heb zien slaan, "Al," zeg ik, nu iets dringender.

"Bijna klaar, Scor."

Ik draai me om, "Al! We moeten nú iets checken!" roep ik. Ineens is het doodstil in de bibliotheek.

Verward kijkt Albus me aan, maar voor hij kan reageren of iemand ons een reprimande kan geven over de herrie die ik net maakte, grijp ik hem bij zijn pols en hijs hem overeind uit zijn stoel.

"Gast, wat is je probleem!" roept Albus, als ik hem mee de gang op trek. Hij stribbelt tegen. Dat kan ik hem niet kwalijk nemen, maar ik kan ook niet per se hier en nu uitleggen wat ik net heb ontdekt.

"Kom op! Ik leg het uit als we onderweg zijn!" ik laat hem los en kijk hem indringend aan, "het is belangrijk. Echt, belangrijk. Alsjeblieft?"

Albus kijkt achterom, "en ons huiswerk dan?"

"Dat kunnen we morgenochtend ophalen toch? Kom mee," nu pak ik hem bij zijn hand en trek hem resoluut mee naar buiten.

Hoewel de zon nog een beetje schijnt is het toch al behoorlijk fris aan het worden. En naast me voel ik Albus dan ook rillen.

"Kijk om je heen Al, wat valt je op," ik kijk mijn vriend aan, die overduidelijk geen idee heeft waar ik naartoe wil.

"Waar waren we zeg twee uur geleden?"

"De Kamer van de Hoge Nood?"

"En wat gebeurde daar?"

"het begon heel hard te regenen," zegt Albus schouderophalend.

"Kijk om je heen," zeg ik nog een keer, maar iets zachter.

Dat doet hij, en langzaam zie ik tot hem doordringen waar ik naartoe wil. Hij grijpt me bij mijn schouder, "geen sporen van regen-" stamelt hij.

"Weet je nog dat ik de bliksem zag inslaan?"

"Ja?"

"Ik weet precies waar dat is," ik wijs in die richting en meteen zie ik Albus bleek worden, als hij ziet waar ik naartoe wijs.

"Denk je dat die bliksem een teken was?"

"Daar komen we maar op één manier achter."

Tegelijk beginnen we te rennen. Het hele stuk, het veld over langs het meer. Langs het Verboden Bos dat ik deze keer niet eens een blik waardig keur.

Regelrecht naar de twee graven.

Hijgend blijven we staan en Albus kijkt me aan, "wat wil je doen?"

Zonder antwoord te geven, richt ik mijn toverstok op het verweerde graf van Voldemort.

"Dissendium!" probeer ik op goed geluk. Albus grijpt me bij mijn mouw en trekt me dichter naar zich toe, als tot onze shock het deksel van het graf begint te glijden.

Het donkere gat verwelkomt ons allerminst en vertwijfeld kijken we elkaar aan. Bang voor wat we aan zouden kunnen treffen.

Uiteindelijk doe ik voorzichtig een stapje naar voren en strek mijn nek.

Mijn hart maakt een sprong, als ik iets in het graf zie liggen en even kijk ik glimlachend om naar Albus.

Scorpius Malfoy: The ProphecyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu