Of course always something goes wrong

38 5 1
                                    

Zo snel ik kan ren ik door de gang waar Sneep me naartoe heeft gewezen, en ik open de deur. Waarom zitten alle kantoren op slot, maar de meeste gevaarlijke kamers dan weer niet?

Bijna vergeet ik, door de omvang van de ruimte, de deur achter me dicht te trekken.

Een zacht blauw licht straalt af van alle Profetieën die hier liggen te wachten op hun eigenaar. Als die überhaupt ooit nog komt om ernaar te luisteren.

Maar zelfs het zachte blauwe licht kan de andere kant van de hal niet verlichten, en dus loop ik een groot zwart gapend gat binnen. Aan beide kanten zijn rijen en rijen met alleen maar Profetieën en ik zucht diep. Hier ga ik nooit alleen onze Profetie vinden.

Op goed geluk loop ik een van de eerste gangen in waar ik erachter kom dat alles op alfabetische volgorde ligt. Maar wel op die van de achternamen eerst. Dat maakt het al wat overzichtelijker.

Tenminste, dat had ik gehoopt. Tot ik erachter kom dat zowel gang links áls rechts de achternaam A bevinden.

Daarom ren ik een stuk vooruit en tel in mijn hoofd hoeveel rijen ik voorbij ren.

Tien in totaal voor ik stop en opnieuw ga kijken.

De moed zakt me in de schoenen. Ik ben nog niet eens op de hélft van de letter A.

Met een kreun gooi ik even mijn hoofd in mijn nek, voor ik besluit verder te rennen. Ik moet veel op goed geluk doen vanavond.

Na een paar minuten ben ik al buiten adem en met mijn rug tegen een van de kasten blijf ik even staan uithijgen. Wel kijk ik of ik eindelijk de volgende letter in het alfabet heb bereikt.

"Yes!" zeg ik als dat het geval is. Mijn stem word ver de hal door gedragen en weerkaatst aan meerdere kanten door. Tot hij ergens in de verte verdwijnt. Het voelt best onbehaaglijk om hier zo in je eentje rond te dwalen. Alleen met je gedachten.

Zodra mijn hoofd met me aan de haal dreigt te gaan zet ik de pas weer in en begin weer te rennen. Langs alle gangen die zo tjokvol Profetieën liggen.

Uit nieuwsgierigheid wandel ik uiteindelijk één van die gangen in. Er zitten Profetieën tussen uit lang vervlogen tijden. De Victoriaanse, middeleeuws zelfs.

Allemaal zonder eigenaar en die eigenaren zijn allemaal allang dood. Het heeft iets macabers.

Waaróm heeft het Ministerie besloten ze ooit hier op te slaan en ze tot het einde der tijden te laten bewaren?

Want ondanks dat ze niet te gebruiken zijn door degenen die ze hier hebben gebracht, of geplaatst, kunnen ze wel degelijk vernietigd worden.

Dat heeft Ginny in haar schooltijd wel laten merken toen ze de helft van deze hal opblies zodat ze een voorsprong konden krijgen op de Dooddoeners die zich ook hier in deze hal hadden verzamelt.

En één van die Dooddoeners was opa...

Een paar jaar later ging míjn vader er ook in mee, al was dat voor een groot deel wel tegen zijn zin in en was hij voornamelijk heel erg bang.

Bang om "nee" te zeggen, bang voor zijn familie, bang dat zijn ouders iets zou overkomen als hij iets fout deed.

God Voldemort heeft zoveel families verscheurd. Niet alleen letterlijk, door ze te vermoorden, maar ook mentaal door ze te onderwerpen aan duistere en gevaarlijke magie. Ik kan me ergens wel voorstellen hoe bewust mijn vader zich in die tijd moet zijn geweest van zijn menselijkheid. En hoe makkelijk hem zijn leven afgenomen kon worden als hij niet deed wat hem door Voldemort werd opgedragen.

Ik heb de luxe gehad dat ik nooit heb hoeven nadenken over hoe ik zou reageren in zo'n situatie. En of ik zou hebben gedaan wat mijn vader heeft gedaan.

Hopelijk hoef ik daar ook nooit over na te denken.

Pas na wat als een eeuwigheid voelt, kom ik aan bij de juiste gangen en ik loop erin om op zoek te gaan.

Mijn hart bonkt in mijn keel nu komt het ineens wel heel dichtbij... ik kan mijn hartslag in mijn oren horen en het maakt me alleen nog maar zenuwachtiger.

Pas na een uur kijk ik recht tegen de kleine bal aan. Ineens word ik overspoelt door twijfel.

Ik had dit samen met Albus moeten doen niet alleen. Maar- voor ik mezelf echt tegen kan houden steek ik mijn hand al uit.

Witte mist kolkt en draait in de lichtblauwe bol.

Hij voelt koel aan in mijn hand en ik kijk er even naar. De Profetie past precies in mijn hand en voelt licht. Bijna alsof ik lucht in mijn handen heb.

Ik heb hier iets heel breekbaars bij me, dat is me wel duidelijk. Voorzichtigheid met hem mee terug krijgen naar Zweinstein is dus geboden.

Snel steek ik hem in de binnenzak van mijn jas en ren terug naar de deur waar ik door naar binnen ben gekomen.

Leid naar de gang, leid naar de gang, smeek ik in stilte als ik de deur zie opdoemen. Ik voel mijn zij steken omdat ik al te lang ren. Mijn conditie is echt om te huilen.

Met een ruk trek ik de deur open maar omdat het in de gang terug naar het Departement feller is dan hierbinnen, word ik even verblind.

Ik wacht tot ik gewend ben aan het licht, en loop dan, een stuk rustiger, de gang door. Hopend dat de bewakers al voorbij zijn gekomen en ik hen niet tegen het lijf ga lopen.

Ik wil net de hoek om wandelen als ik tot mijn schrik stemmen hoor.

Shit, shit, shit!

Voorzichtig kijk ik om de hoek en zie twee ruggen naar me toe staan, het is duidelijk dat de twee met elkaar staan te praten. Zo snel mogelijk steek ik over naar de gang waar ik Severus' portret heb gevonden en glip weer naar binnen.

"Dat duurde," hoor ik de nu bekende stem zeggen.

"U had gelijk Professor," zeg ik zacht, "die Hal was enórm."

"Gevonden wat je zocht?"

Ik knik, "alleen kan ik niet weg ik denk dat de twee bewakers waar u het over had in de gang naar de uitgang staan."

Sneeps zwarte ogen nemen me kritisch in zich op en dan zucht hij duidelijk geïrriteerd, "dan maar via deze weg," zijn portret zwaait open en er verschijnt een grote gang. Mijn mond zakt open en ik kijk naar Sneep, die zich in zijn lijst, waar geen achterkant in zit, heeft omgedraaid en me aankijkt, "deze gang leidt terug naar het kasteel," zegt hij.

Ik staar hem aan. Dat meent hij toch niet serieus? Via die gang ben ik langer onderweg dan met het haardvuur, als ik van hier naar het kasteel wil komen.

"Meneer Malfidus! Ben je nou een tovenaar of niet!" snauwt het portret en eindelijk kom ik in beweging.

Ik klim de gang in en de laatste streep licht valt weg als het portret dicht zwaait. Echter niet voor lang, want zodra het portret dicht is vlammen er fakkels op.

Even kijk ik om naar de oude Professor Toverdranken. Maar die let al niet meer op me en heeft zich weer naar de kamer gericht want ik kijk naar zijn rug.

Nou, hier gaan we dan, denk ik bij mezelf en ik zet een drafje in. Hoe wil ik ooit op tijd weer in het kasteel aankomen?

En- ook niet onbelangrijk, waar gaat deze gang op uit komen? Het angstige gevoel bekruipt me dat dat wel eens het kantoor van Professor Anderling zou kunnen zijn. Als iemand nu niet boos wil maken is zij het wel.

Tot mijn verbazing duurt het niet lang voor ik de uitgang voor me op zie doemen. Dat had ik ook wel moeten weten eigenlijk.

Zachtjes duw ik het portret open en kijk om me heen.

Mijn vermoeden was juist, en zo zacht mogelijk klim ik het portretgat uit. Ook zo stil mogelijk lukt het me om het kantoor te verlaten en veilig op de gang terecht te komen.

Snel weet ik mijn weg in het donker naar beneden te vinden en ik ren van verdieping naar verdieping.

Ik zet nét mijn voet op de tree van de trap richting de kerkers, als ik een hand voel die me in mijn nek grijpt.

Scorpius Malfoy: The ProphecyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu