The Ministry

40 4 4
                                    

A/N: Gisteren geen hoofdstukken, dus vandaag drie :3 Also, dit is hoofdstuk 30!! Feessie.

---------------------------------------------


De haard spuugt me uit op een gladde, zwarte vloer en snel krabbel ik overeind. Had ik gehoopt dat het rustig zou zijn, dat valt me vies tegen. Er lopen mensen gehaast langs me heen en letten niet op een jongeman die zojuist door een haardvuur is afgezet.

Daarin heb ik mijn lengte mee, ik zie er niet uit als een vijftienjarige. Met de mensenstroom mee loop ik naar het Atrium, oftewel, het middelpunt van het Ministerie van Toverkunst. Romeo Wolkenveldt is al jaren onze Minister van Toverkunsten, en iedereen in de toverwereld heeft een diep respect voor hem.

Er vliegen memo's over mijn hoofd en ik kijk naar boven.

Hoewel het Ministerie onder de grond zit, is het zo behekst dat het lijkt alsof het zich boven de grond bevind. Het plafond is van glas en het is een heldere nacht buiten te zien aan de sterren die fonkelend aan de hemel staan.

Er botst iemand tegen me aan die zich mompelend verontschuldigt en verder loopt. Dat doe ik zelf ook, ik baan me een weg naar de liften.

Verbazingwekkend genoeg sta ik met maar vijf anderen in de magische lift, die van links naar rechts en van boven naar onder gaat om mensen af te zetten.

Eigenlijk ben ik blij dat ik in de drukte een beetje kan verdwijnen in de anonimiteit, en ik hoop vurig dat ik niemand tegen kom die ik ken. De enige smoes die ik heb is dat ik hier ben om mijn vader een bliksembezoek te brengen, en zelfs dat zouden ze om deze tijd nog bevragen. Aangezien het allang bedtijd is geweest.

Het ongeluk is blijkbaar met me, want bij de volgende stop zie ik Ron staan. Meteen wurm ik me achter een dame die even omkijkt maar verder geen vragen stelt, en ik kijk van hem weg naar de grond. Niet dat ik te missen val.

Net als de Wemels hebben wij Malfidussen nu eenmaal ook bekende kenmerken die in de toverwereld vrijwel niet te missen zijn.

Kijk over me heen, je ziet me niet. Je hebt geen idee dat ik hier ben. Zie me niet, alsjeblieft zie me niet.

Gelukkig stapt hij twee verdiepingen lager uit en kan ik rustig ademhalen, dat had weinig gescheeld...

Op een paar memo's na is de lift leeg als de metalige liftstem aankondigt: "Departement van Mystificatie."

Ik stap uit en kijk om me heen. Het is hier groot en koud.

Hier staan geen wegwijsbordjes om me naar de goede plek te wijzen. Meteen weet ik dat ik niet alleen had moeten komen. Dit red ik nooit in mijn eentje...

Even adem ik diep in en uit, en loop dan verder het Departement in. Gang na gang en elke gang heeft zo'n vijf deuren. Het is hier een doolhof.

Op goed geluk loop ik de eerste gang in, voorzichtig want ik wil het liefst niemand tegenkomen hier. Maar het zijn voornamelijk kantoren en alle deuren zitten ook op slot dus daar kom ik niet veel verder mee.

Aan het einde van de ruimte met de gangen en kantoren krijg ik een tweesplitsing. Links en rechts zijn aan beide kanten van de muur ook weer deuren. Hoewel dit wel het begin lijkt te zijn van alle mysterie die rond het Departement hangt. En van mijn vader begrijp ik dat de mensen die hier werken zichzelf op zijn zachtst gezegd boven de rest vinden staan. Ook hebben ze verplichte geheimhouding over alles wat zich hier plaatsvind, behalve als ze bezoek krijgen van Wolkenveldt.

Met hem zijn ze verplicht te delen wat er hier gebeurt en wat en of er nog ontwikkelingen zijn. Maar ontwikkelingen over wat, dat weet dus niemand.

Geschrokken kijk ik om als ik stemmen hoor die dichterbij komen. Ik ren linksaf en trek de eerste de beste deur open die ik tegenkom. Die doe ik zo zacht mogelijk dicht en ik luister aan de deur of ik verder nog iets kan horen.

"Nee maar, een student uit bed," hoor ik ineens een stem achter me zeggen en geschrokken draai ik me om.

Er hangt een groot portret van Severus Sneep achter me, en hij staat me minachtend aan te kijken, "een Malfidus, ook nog."

Ik kijk naar de gesloten deur achter me, en dan weer naar het portret, "waarom hangt u hier?" vraag ik. "Hoort een Professor als u niet- nou-" ik wijs met mijn vinger omhoog, om aan te duiden dat ik had verwacht dat hij wel een paar verdiepingen hoger zou hangen, op een wat prominentere plek.

"Denk je werkelijk dat dit het enige portret is dat ik kan gebruiken in dit gebouw?" minachtend trekt hij een wenkbrauw op, "ik zou Anderling moeten waarschuwen."

"Dat zou me heel slecht uitkomen."

Sneep rolt met zijn ogen en slaat zijn armen over elkaar, "mij komt het slecht uit dat een leerling die zich op Zweinstein hoort te bevinden, in bed ook nog, het nodig vindt om hier rond te dwalen."

"Ik zou hier ook niet ronddwalen als ik niet met iets heel belangrijks bezig was," ik begin ongeduldig te worden.

"Wat kan er zó belangrijk z-"

"Een Profetie," gooi ik er nu wel geïrriteerd uit, "met mijn naam erop."

Sneeps wenkbrauwen schieten omhoog, "een Profetie met de naam van een Malfidus? Dat klinkt nogal ongeloofwaardig. Ik ken geen enkele- eervolle Malfidus."

"Dat komt omdat u mij nooit hebt ontmoet, professor" grijns ik, "ik ben de meest eervolle Malfidus die ik ken. Maar- ik ben niet de enige eigenaar van de Profetie. Albus Potter is de andere eigenaar."

"Een Potter hm? Dat klinkt al een stuk geloofwaardiger," zegt Sneep. "Zei je nou dat zijn naam óók op de Profetie staat?"

Ik knik.

"Twee personen voor één Profetie, weet je het heel zeker?"

"Ja, professor."

"Een Potter en een Malfidus hm?" hij kijkt me bedachtzaam aan, "wat denk je er zelf over?"

Ik haal mijn schouders op, "ik weet het niet professor. Mijn gedachten gaan alle kanten uit, van Grindelwald naar Voldemort. Of- misschien is het geen basale boodschap en slaat het nergens op. Wat ik natuurlijk het meeste hoop. De Potter in dit verhaal is niet met me meegekomen jammer genoeg."

Sneep kijkt me aan alsof hij er het zijne van denkt. En aangezien ik de verhalen over hem maar al te goed ken, zowel goed als kwaad, kan ik me voorstellen dat hij nu een heleboel vindt, zonder het hardop uit te spreken.

"Luister goed meneer Malfidus, want ik zeg dit maar één keer," zegt Sneep, "de Hal der Profetieën, ligt aan het uiterste eind van de gang rechts het is de deur aan je linkerhand. Let erop dat die hal enorm is. Ondanks de schade die er ooit is aangericht door een juffrouw Wemel-" even kijkt hij me veelzeggend aan en ik kan een glimlach niet onderdrukken, "kunt u niet onderschatten hoeveel Profetieën er in die hal te vinden zijn. Er is dus niet te zeggen wáár uw en Potters Profetie zich precies bevinden daar kan ik dus niet bij helpen. Elk half uur loopt er een wacht rond die de boel controleert."

Ik glimlach, "dank u, professor," ik glimlach breed, "als ik ooit iets terug kan doen-"

Snel loop ik weer naar de deur, en leg mijn oor ertegen, om te horen of die wacht hier in de buurt is. Als ik niets hoor doe ik de deur op een kiertje open en kijk de gang in. Die is leeg.

Met een beetje geluk kan ik het rennend redden.

Op het moment dat ik naar buiten wil lopen hoor ik Sneep zijn keel schrapen en ik kijk even om.

"Het was me een genoegen kennis te maken," zegt Sneep en na die woorden zie ik hem in zijn portret verdwijnen.

Nou, dat neemt niemand me meer af, de goedkeuring van dé Severus Sneep.


Scorpius Malfoy: The ProphecyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu