Hoofdstuk 35

76 4 7
                                    

Lieve jij,


Zoveel gebeurt. Zo weinig gezegd. Alles houd ik voor mij. Niet alles, wel veel. Ik ben niet meer goed in praten. Het lukt niet.
Nieuwe middelen om te automutileren. Ik houd er van, evenveel als ik het haat. Het is niet oké, maar het voelt alsof ik het nodig heb en het lukt niet om mezelf tegen te houden.

Leeg, ik voel me leeggezogen. En ik ben misselijk. Misselijk van de beelden. Misschien ook wel misselijk van de medicijnen die ik nu neem, maar waar ook nog niks van merk. Dat er niks van merken is misschien wel logisch, ik neem ze waarschijnlijk nog niet lang genoeg. Maar nu is het erg moeilijk om ze te nemen, omdat ze nog niet werken.

Ik zit gevangen in het verleden. Gevangen in de beelden. Gevangen, door hem. Maar ik kan er niet uit ontsnappen en niemand kan mij helpen. Misschien is er maar een manier om te ontsnappen. Zelfmoord. Ik haat dat woord, net zoals ik het woord depressie haat.

Te vaak hoor ik grapjes erover. "Ik zit in een depressie," hoor ik wekelijks. Als ik zoiets zeg, voelt het alsof het allemaal maar een grapje is. Want dat soort dingen worden in mijn omgeving als grapjes gezegd. Daarom kan ik nooit de woorden op een bekende manier uitspreken, maar verzin ik synoniemen, andere manier om het te zeggen.

Ik zit gevangen in een zwart. Geen manier om hier uit te komen, alleen maar leugens door medicijnen. Ik wil niet meer vechten. Moe is wat ik ben. Maar moe is het verkeerde woord. Emotioneel ben ik uitgeput. Mijn lichaam sleept mij door de dag heen, alles op de automatische piloot. Maar ik ben meestal niet erg bewust van wat ik allemaal doe.
Ik doe alles maar, wat mensen van mij vragen. Maar zelf heb ik geen idee wat ik moet doen. Om gewoon te zijn. Maar vooral, hoe ik door alle dagen heen moet komen. Elke dag bereik ik dit punt, waarop ik breek. En al dagenlang geen tranen. Het is raar om het idee te hebben dat je moet huilen maar geen tranen hebt.

Ik heb zin in de rust van de vakantie, maar ik ben ook bang voor verveling. Van verveling komt bij mij meestal geen goede dingen. Ik ben bang om op vakantie te gaan, bang om niet vertrouwt thuis te zijn. Ik wil niet met mijn zus op een kamer moeten slapen, omdat 's avonds het ergst is. Ik wil veilig thuis blijven.

En ik wil jou een keer ontmoeten. Het liefst deze zomervakantie. Maar ik weet niet of jij kan. En ik durf dit niet te zeggen in persoon tegen je en dat voelt zo zwak, zo wantrouwend tegenover onze vriendschap, maar die vriendschap is wel degelijk enorm sterk. Ik ben alleen bang, bang voor het antwoord.


Xx,
Me

Stop mijWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu