Hoofdstuk 31

13 7 13
                                    

Rue lag vredig te slapen toen ze opeens haar ringtoon hoorde afgaan, die haar tegen haar wil in uit haar slaap trok. Eerst dacht ze dat het haar wekker was, maar het was half twee in de nacht, dus dat was nogal onwaarschijnlijk. Tenzij Asher haar wekker expres zo vroeg had ingesteld, wat waarschijnlijk niet het geval was. Zo erg was hij ook weer niet.

Ze griste vermoeid naar haar telefoon. Ze ging ervan uit dat het Harvey was die belde, maar dat was het niet. Er was blijkbaar iemand die buiten Harvey gek genoeg was om haar midden in de nacht te bellen. Het was een onbekend telefoonnummer. Daarom twijfelde Rue even of ze wel op moest nemen. Onbekende nummers betekenden vaak niet veel goeds. Dat was in films in ieder geval zo. 'Hallo, je spreekt met Rue.'

'Hallo. En ja, ik weet wie je bent,' zei een duidelijk vervormde stem aan de andere kant van de lijn die nogal akelig overkwam.

'Wat wil je van me? En waarom bel je midden in de nacht, ik probeer gewoon te slapen.' Ze was nogal geïrriteerd, dus dacht ze niet bepaald na over de consequenties. Het was toch een persoon die dacht grappig te zijn. Waarom had ze ook eigenlijk opgenomen?

De persoon lachte. Een lach die haar vaag bekend voorkwam, maar ze kon niet achterhalen van wie het nou was. De persoon die belde, kende ze, alleen van wat? Het bleef stil, op het ruis na, en de klok aan de muur waarvan de wijzers zachtjes verder tikten.

Toen Rue genoeg had van het wachten op een antwoord, probeerde ze het opnieuw: 'Hallo, wat wilt u van me?' Ze zuchtte. Ze haatte wachten op antwoord, ook bij appjes, maar nu was het nog stukken erger. Als de persoon nu niet snel zou antwoorden, dan zou ze ophangen en weer gaan slapen in haar bed. 'Ik vraag het nog niet een keer beleefd,' voegde ze er geïrriteerd aan toe en ze was opeens klaarwakker.

Er viel een korte stilte, en ze stond op het punt op te hangen toen de stem aan de andere kant van de lijn antwoord gaf: 'Kom om vijf uur deze ochtend naar de begraafplaats bij de oude kerk,' zei de stem en de verbinding leek even weg te vallen. Het klonk als een grap, maar de stem was bloedserieus.

'En wat als ik niet kom?' vroeg Rue dapper. Ze had helemaal geen zin om in de problemen te komen, want ze had het gevoel dat dat wel zou gebeuren als ze daarheen zou gaan. Ze had al genoeg problemen, deze persoon moest haar gewoon met rust laten. Aan de andere kant was zich verzetten misschien nog dommer. Maar het was maar een stem, bleef ze zichzelf geruststellen, het is maar een stem, die je bang probeert te maken. Meer niet. Het is gewoon een stem, die je toevallig bekend voorkomt.

De persoon lachte weer. 'Je zal er spijt van krijgen,' zei de stem en hij of zij bracht een schamper lachje uit. 'En nog iets belangrijks.' Voor een paar seconden was het weer slechts het geluid van ruis die haar telefoon overbracht. 'Kom zonder telefoon.' De persoon hing op.

Rue staarde nog even verbaasd naar haar beeldscherm. Wat was er zojuist gebeurd? Iemand wilde dat ze naar een begraafplaats gaat in haar eentje, zonder telefoon. Dat betekende niet veel goeds. Moest ze überhaupt wel gaan? 'Nou, ik heb weer eens een keuze, maar niet heus,' mompelde ze geïrriteerd en ze stond op. Ze kleedde zich om. Haasten ging ze niet doen. Ze had nog ruim drie uur om een plan te bedenken en zich voor te bereiden. Slapen kon ze niet meer.

Ze sloop stilletjes naar beneden en pakte daar een kom en vulde het met cornflakes en daarna met melk. Ze at in het donker haar ontbijt op. Ze wilde haar ouders niet wakker maken. Asher mocht gerust wakker worden, zolang hij haar niet irriteerde en geen vragen zou gaan stellen. Het was nogal moeilijk om uit te leggen waarom je al om vijf over half twee zit te ontbijten. Maar ze wist niet wanneer ze weer iets zou gaan eten als dingen uit de hand liepen, en wat die persoon van haar wilde, dus kon ze het maar beter nu doen. Ze had ook totaal geen idee wie ze later zou gaan treffen. Het enige wat haar bekend voorkwam was die akelige lach, die in de engste horrorfilms voor kon komen, maar ze kon zich niet meer herinneren waar ze het eerder gehoord had. En wie er nou zo lachte. De lach was nogal vreemd.

Rue wreef vermoeid in haar ogen. Ze was ergens erg moe, maar ergens ook totaal niet. Haar lichaam wilde dolgraag slapen, maar haar hersenen konden het gewoon niet. Niet wanneer ze besefte dat iemand haar op een afgelegen plek wilde ontmoeten. Om wat, haar te bedreigen? Haar bang te maken? Had dit met de moordzaak van Bethany te maken, of was er simpelweg iemand die haar zo erg haatte dat die haar wou beangstigen? Of beide. En kon de persoon niet een uurtje later bellen, dacht ze.

Toen Rue met moeite haar ontbijt ophad, zocht ze naar een pen en een stuk papier. Ze wilde een briefje achterlaten voor haar ouders en Asher, zodat ze niet ongerust zouden worden.

 𝙸𝚔 𝚋𝚎𝚗 𝚠𝚎𝚐 𝚟𝚘𝚘𝚛 𝚠𝚎𝚛𝚔, 𝚖𝚊𝚊𝚔 𝚓𝚎 𝚐𝚎𝚎𝚗 𝚣𝚘𝚛𝚐𝚎𝚗! 𝚉𝚒𝚎 𝚓𝚞𝚕𝚕𝚒𝚎 𝚟𝚊𝚗𝚊𝚟𝚘𝚗𝚍. -𝚁𝚞𝚎

Ze legde het briefje neer op het aanrecht. Daar zouden haar ouders en anders Asher wel het vinden. Ze wilde natuurlijk niet dat haar ouders en haar broertje ongerust werden. Rue keek toen op haar telefoon. Het was half drie. Ze rolde met haar ogen. Wat moest ze nou al die tijd gaan doen? Het document had ze al uitgelezen.

Ze dacht toen aan haar notitieboekje. Het kon nooit kwaad om haar aantekeningen nog eens door te nemen. Ze sloop stilletjes naar boven en pakte het boekje. Rue baalde wel dat Bethany niet de moordenaar van haar vader had opgeschreven in het document. Had deze zaak al af kunnen ronden en had ze even wat meer vrije tijd. Dat was namelijk ook haar moordenaar en dan was de zaak klaar. Nou ja, dat dacht Rue dan; bewijs had ze niet. Maar het zou kunnen, want de zaken waren met elkaar verbonden. Dat wist ze zeker.

De overige tijd bladerde ze door haar aantekeningen. Toen besefte ze zich dat het half vijf was. Ze pakte snel haar sleutels en liet haar geliefde telefoon thuis. Het voelde nog steeds niet goed om weg te gaan, maar ze had tenminste het briefje achtergelaten. Al was alles wat erin stond een leugen. Ze zou ze vast niet vanavond zien, tenzij ze gewoon geluk had en dit alles een prank was. Ze zou zichzelf echt uitlachen als dat het geval was.

Rue startte de auto en racete naar de begraafplaats. Ze parkeerde haar auto even verderop en stapte onzeker uit. Rue hoopte vurig dat dit een of andere grap was, en ze een paar minuten later gewoon terugreed, op weg naar huis. Ze wandelde naar de begraafplaats. Ze vond het misschien een beetje beangstigend dat de grafstenen er onder het mos zaten en er een beetje mist zweefde, als de zielen van de overledenen. De beller had niet gezegd waar ze precies moest wachten, dus bleef ze maar dicht bij de ingang4, wachtende bij de muur van een graf. Het was wat groter dan de rest, dus het moest vast een belangrijk persoon zijn geweest.

Na een tijdje zag ze een schim opdagen uit de verte, die vanaf de grafstenen op haar af kwam lopen. Het was een vrouw, dat kon ze afleiden aan de lange rok waarvan de uiteinden op de wind dansten. Pas toen ze een paar meter van haar verwijderd was wist ze wie het was. Enna, één van haar hoofdverdachten van de moord op Bethany Brown samen met Julius Hoover en Nick Brown. Die twee heren bleven ook verdacht. Ze lachte. 'Geen telefoon?' Toen Rue haar hoofd schudde, antwoordde ze: 'Mooi zo.' Ze zette nog een paar stappen naar haar toe, als een roofdier dat naar haar prooi toe sloop.

Rue voelde haar hart in haar keel bonzen. Ze vond het niks dat Enna haar had gebeld midden in de nacht om hier af te spreken.

'Ik wist ergens wel dat je op zou dagen. Weet iemand dat je hier bent? Vast niet.' Ze lachte weer, en toen pas begon Rue die lach te herkennen. Het was de ezel lach van Enna natuurlijk. 'Niemand merkt dat je hier bent, dus ook niemand zal merken dat je even verdwijnt.'

Vertrouw NiemandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu