Hoofdstuk 1

91 9 31
                                    

Rue stapte uit de auto, die ze net geparkeerd had dicht bij waar alles was gebeurd. Om precies te zijn waar de moord was plaatsgevonden. De moord op een leerling van het Sint-Lucas college. Het bleef onwerkelijk dat er eindelijk na al die jaren opeens iets spannends gebeurde. Uit het niets zag ze een bekend gezicht opdoemen, op de fiets om precies te zijn. Het was haar 14-jarige broertje Asher. Zijn zwarte haren waren erg wild en reflecteerden in het felle zonlicht. Ze was dankbaar dat hij niet het slachtoffer was. Ze zuchtte nog. Eindelijk was er iets spannends gebeurd in Elverduin, want dat gebeurde nooit. Behalve dan veertien jaar geleden de moord op Andy Hoover. Maar dat was ver verleden tijd, en niemand sprak daar meer over. Dit dorp was namelijk voor heel lang echt saai, iets spannends of een misdaad was hier niet te vinden. Je moest dan een ander dorp zoeken. Daar had Rue al serieus over nagedacht, want ze had al twee jaar als hulpje van de detective Harvey Jones gewerkt, maar ze hadden allebei niet veel werk te doen. 'Hey Asher,' zei ze, en ze zwaaide naar haar jongere broertje.

Asher stopte abrupt met fietsen en hij keek naar zijn zus. 'Wat moet je?' vroeg hij chagrijnig, die niet de moeite deed zijn ochtendhumeur een beetje te verbergen.

Ze voelde zich een tel beledigd, maar ze negeerde zijn nogal gemene reactie en besloot wel aardig terug te doen. 'Ben je een beetje oké na vanochtend?' vroeg Rue, doelende op zijn overleden klasgenote. Het was haar taak om Asher te vragen of hij oké was, niemand weet het waarom, maar als oudere zus, moet je nou eenmaal zorgen voor je jongere broertje of zusje, ook al ben je maar een paar maanden ouder.

'Ik ben oké, mag ik nu gaan met de fiets?' vroeg hij duidelijk geïrriteerd. Rue hoorde hoe hij de nadruk legde op "fiets" en begreep toen waarom hij zo geïrriteerd was. Hij vond het vervelend, dat hij op de fiets moest en Rue met de auto kon, al had zij het al haar schooljaren net als hem moeten doen.

'Ja, je mag gaan, met je fiets.' Ook zij legde de nadruk op het woord fiets om haar broertje te plagen.

Asher glimlachte toen nogal nep. 'Dank je Rue,' zei hij, waarna hij op zijn zadel ging zitten en snel wegfietste. 'Zie je thuis!' riep hij nog naar haar, waarna hij de hoek omging en uit het zicht verdween.

Gehaast liep Rue de brug over, die over de openbare weg liep en leerlingen een mogelijkheid gaf om naar de gymlokalen te lopen. Ze had zelf ook op deze school gezeten, dus ze kende de weg. Alleen waren er geen leerlingen te zien. Het voelde er een beetje leeg. Een school zonder leerlingen voelde niet echt als een school, vond ze. Ze was wel benieuwd wie er vermoord was en hoopte vurig dat het geen kennis was; misschien was dat dan toch wel het engste van haar beroep. Je wist niet of je een bekende dood kon aantreffen. Nerveus daalde ze de brug af, waar ze een aantal collega's in witte pakken herkende die haar een knikje gaven. 'Succes,' leken ze haar te willen vertellen. Dat zal ze wel nodig hebben.

Ze zag vanuit de verte al haar baas staan met een andere jas aan dan normaal die mee wapperde in de ochtendwind. Harvey droeg altijd een donkergroene regenjas. Het was zijn favoriete jas, had hij altijd verteld. Ze vroeg zich af waarom hij hem nu niet droeg, de jas was niet te warm voor het weer voor die dag.

Rue versnelde haar pas en liep naar hem toe. 'Ik ben er,' zei ze hijgend en ze veegde het zweet van haar voorhoofd af. Haar conditie was erg achteruit gegaan sinds ze gestopt was met de middelbare school en minder fietste, merkte ze. Misschien kon een bezoekje aan de sportschool geen kwaad zo af en toe. Ze kwam er niet echt aan toe door haar werk. Het was nou eenmaal druk, ook als er niets spannends gebeurde helaas.

Hij keek haar chagrijnig in de ogen aan, gaapte, overhandigde haar latex handschoenen en schoenhoesjes en wenkte haar om met hem mee te komen. Ze stapten over het politielint, waar Rue haar aantrof. Een paar lichtbruine haren wapperden in de wind, en haar ogen waren gesloten. Ze was al ruim een uur dood werd geschat, omdat er al lijkvlekken opgetreden waren – paarse vlekken op de huid, doordat de bloedcirculatie is gestopt zakt het bloed door de zwaartekracht naar beneden, wist Rue. Ze zag dat ze al een stuk bleker begon te worden. Ze zag er levenloos uit, en het was ergens moeilijk te beseffen dat ze een aantal uur geleden nog onbewust en levendig rondliep.

De forensisch arts, Marcus, stond al klaar in zijn witte kap en had een mondkapje op. Hij was iets ouder, rond de vijftig, en had al jaren ervaring, en was misschien wel de enige met wie Harvey een beetje een band had opgebouwd. Hij ging rechtop staan en zette zijn mondkap af. Rue wou iets zeggen, maar Marcus was haar voor: 'Meisje, veertien of vijftien jaar,' kwam hij meteen ter zake. 'Vermoord met een keukenmes dat in haar buik is gestoken. Vanuit haar rug door haar buik, dus ze zag het waarschijnlijk niet aankomen. Ik zie ook geen sporen van verzet, maar haar voorhoofd is wel een beetje geschuurd tegen de muur,' en hij wees eerst naar haar voorhoofd, en daarna naar de ruwe, stenen muur waar bloedsporen op te zien waren. 'Tijdstip van overlijden, vermoedelijk kwart over zeven tot half acht.'

Rue zuchtte en plaatste haar handen in haar zij. 'Het is Bethany Brown, ze is mijn buurmeisje en zit bij mijn broertje in de klas.'

De detective schreef snel iets op in zijn notitieschrift. 'We laten haar ouders of verzorgers het nog bevestigen,' zei hij, en hij snoof. 'Vreselijk wat er is gebeurd.'

Marcus stemde met hem in, en ook Rue knikte, maar ze was een beetje afwezig. Het viel haar op dat de grond onder het bloed zat; het was een bloederige moord geweest, dacht ze. Ze waagde nog een paar stappen naar het hulpeloze lichaam. Ze vroeg zich af wie dit gedaan kon hebben. En waarom.

'Oké bedankt, ik zie je later nog wel als je in het mortuarium onderzoek hebt kunnen doen,' zei Harvey. Hij liep van het lijk weg en Rue volgde hem gedwee, tegen de ijzige wind in. Zodra ze over het lint hadden gestapt begon hij te praten: 'Een meisje heeft haar gevonden, ik wil dat jij haar naar Ravi gaat brengen, hij zal het daar verder overnemen en een verklaring afleggen, gaat dat lukken?' vroeg hij, waarna hij naar Rue keek. 'Ik ga dan contact opleggen met haar ouders.' Zijn groene ogen boorden in haar donkerbruine. 'En doe een beetje snel, wil je?' voegde hij eraan toe. 'Ik heb weinig rust gehad vannacht.' Zijn stem klonk een stuk serieuzer dan normaal, maar dat was in dit geval ook logisch.

Natuurlijk zou ze snel doen was haar gedachte daarbij. Het was een moord. Elke seconde was kostbaar, en elke seconde dat er nu verstreek, liep de moordenaar op vrije voeten. Ze moest haar best doen. Rue wilde zich ook graag bewijzen tegenover hem. Ze kon niet zeggen dat ze een beetje nerveus was, want dan zal ze nooit zelf een detective worden. En dat wilde ze juist zo graag; zelf een detective worden. Ze knikte en verborg alle gevoelens die op dit moment niet van pas zouden komen. 'Komt goed, waar is ze?'

'Even verderop. Verknoei het niet, ze is kwetsbaar. Wees aardig voor haar, ze heeft het zwaar. Dit alles is niet niks.'

Misschien dat ik het inderdaad beter kan doen, dacht ze automatisch. Ze merkte dat Harvey vaak een beetje zorgde voor een gespannen sfeer; hij was niet bepaald goed met kinderen – misschien omdat hij er zelf geen had, en als dingen niet verliepen zoals hij wilde, werd hij chagrijnig. Nog een reden waarom de twee niet altijd even goed konden samenwerken. Helaas waren er meer redenen, dacht Rue zuchtend.

'Ze zit pas in de eerste, als ik me niet vergis,' vertelde hij.

En waarom dacht hij dat ze een mietje was? vroeg ze zich af. Rue was 25, niet vijf. Ze had altijd een hekel aan mensen die haar behandelden als een kwetsbaar kind. Ze was die fase allang voorbij, alleen leek haar baas Harvey Jones dat niet echt te beseffen. Ze beloofde zichzelf op dat moment dat ze zich zou bewijzen. 'Ik zal voorzichtig zijn.'

Vertrouw NiemandWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu