Hoofdstuk 35.

36 9 4
                                    

David

Snel volg ik ze, zo makkelijk komt hij niet van me af. Die eikel.

Luna wordt hardhandig de auto in geduwd. "Zo snel ben je niet van me af." Zeg ik met een zekere stem. Mark knalt de deur van de auto dicht en draait zijn gezicht mijn kant op. Een paar passen en hij staat vlak voor me, misschien wel iets te dichtbij.

Met samengeknepen ogen kijkt hij me aan. "Wil je soms eindigen zoals dat mens daar?" Vraagt hij bot, terwijl hij naar achter wenkt. Ik draai me om en zie een oude vrouw op de grond liggen, dood. Ik draai me weer snel om. "Wie is dat?" Vraag ik, zijn vraag negeer ik. Hij schudt lachend zijn hoofd.

"Je denkt echt dat je alles van Luna weet hè? Dat is haar oma," zegt hij, met een geamuseerde lach. "O' en dat vindt je grappig?" Hij blijft even stil. "David, ik heb geen zin meer in jou, je verspilt behoorlijk mijn tijd." Hij stapt de auto. "Doei David." Hij knipoogt en scheurt er van door.

"Ik weet waar ze naartoe gaan." Ik kijk geschrokken opzij en Daniël kijkt me met een kleine glimlach aan. Ik kijk hem raar aan. "Ik haat hem," mompelt hij. Even denk ik na. "Maar waarom...?" Vraag ik stamelend. "Hij was woedend, nadat ik Luna had geholpen en haar liet gaan, hij heeft me helemaal gemarteld." Hij wijst met zijn vinger naar zijn oog. Ik knik. "Ik vertrouw je, maar nog niet honderd procent." Mompel ik bot terug. Hij knikt begrijpelijk. "We gaan Luna halen," zegt hij vol zekerheid. "Voor jou en haar." Een glimlach ontstaat op mijn gezicht.

*

"Mijn vrouw, mijn vrouw..." Zei de oude man. Zijn lichaam trilde, de hele tijd al. Even moest ik aan Luna denken, haar lichaam trilde de laatste ook zo. Maar de reden weet ik al. Helaas. Ondertussen zaten Daniël en ik binnen, in het huisje van de oude mensen.

Daniël kwam met wat thee aanzetten en gaf het beleefd aan de man. Ik ging hurkend voor hem zitten. Angstig keek hij me aan. "Bent u de opa van Luna?" Vroeg ik met een zachte stem. "Gaat u me vermoorden?" Vroeg hij, die man was helemaal in shock. Ik stond op en slaakte een zucht. "Nee meneer, ik ben geen moordenaar."

Hij stond op, pakte een vaas die op een kast stond, en smeet het met al zijn kracht tegen de muur aan. Daniël keken elkaar even aan. Ik beende voorzichtig op hem af. "Alles komt goed, meneer. Wij helpen u." Hij lachte, op een manier wat mij kippenvel bezorgde.

"Zozo," hij keek me lachend aan. "Dus u kan mijn vrouw weer tot leven brengen?" Vroeg hij spottend. Ik slikte hoorbaar. Ik schudde mijn hoofd. "Nee het spijt me meneer, maar ik kan wel u kleindochter terug halen."

Luna

"Mark, waar gaan we naartoe?" Vraag ik angstig. "Kop dicht." Zegt hij frustrerend. Gelijk ben ik stil. Ik kijk naar buiten. Het verbaasd me nog dat ik geen zak rond mijn hoofd heb, ik zit niet eens vast met touw of iets dergelijks.

Zou ik uit de auto rollen? Of hoe je het ook mag noemen. Ik bijt op mijn lip.

"Luna?" Hoor ik plots. Ik schrik uit mijn gedachtes. "Huh, wat?" Vraag ik, terwijl ik Mark via de spiegel in de auto aan kijk. Hij zucht even. "Ik hou van je." Zegt hij met een grijns. "Maar ik niet van jou." Spuw ik terug.

Mark rijdt naar de kant van de weg en drukt op de rem. Hij kijkt naar achter, naar mij. "Nog één keer zijn opmerking en je bent er geweest," hij geeft me een dodelijke blik. Maar plots veranderd alles. Zijn gezicht betrekt en zijn ogen worden waterig. "Uh Mark, gaat het wel?" Vraag ik dan toch nog uit beleefdheid, nee het is eerder uit nieuwsgierigheid.

Hij pinkt een traan weg en kijkt me doordringend aan. Hij gaat wat doen, ik voel het.

Hij draait zich gehaast om en stapt de auto uit. Hij opent de deur en sleurt me de auto uit. Hij smijt me op de grond, ik voel alle ogen van mensen die langsrijden, op ons gericht, maar niemand neemt actie.

Hij plaats zijn knieën naast mijn beide benen en houdt mijn armen op de grond gedrukt met zijn grote, sterke handen. Afwachtend kijk ik hem aan. Hij komt met zijn gezicht vlak boven me hangen. Weer rolt een traan over zijn wang naar beneden.

"Luna..." Begint hij. "Ik wil alles voor je doen, waarom hou je niet van me?" Zegt hij rustig. Maar ondertussen weet ik wel dat zijn stemming snel kan veranderen. "Ik, uh..." Ik weet niks te zeggen. "Waarom?!" Vraagt hij bevelend. "Omdat, ik op iemand anders ben!" Schreeuw ik naar hem. Zelf voel ik ook een traan over mijn wang rollen.

"En wat is hier aan de hand?"

The Wedding Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu