Hoofdstuk 36.

44 7 2
                                    

Luna

De man in politiekledij kijkt ons vragend aan. "Hij is gek geworden." Weet ik uit te brengen. Mark staat op en schudt zijn hand met de wat oudere man. "Mark," mompelt hij. "Bert." Zegt de man met een serieuze blik.

Ik sta op en een koude windvlaag komt direct tegen mijn gezicht aan. Ik ril. Maar of het alleen door de kou komt is nog maar de vraag.

"Zo," begint de man, Bert dus. "Ik kreeg een melding binnen van mensen, dat het er nogal verdacht uit zag allemaal, kunnen jullie misschien uitleggen wat er precies aan de hand is?" Vraagt de man knorrig. Maar godzijdank is hij hier.

"Niks ernstigs, gewoon een ruzie. Dat heeft iedereen toch weleens?" Reageert Mark. Ik kijk Mark aan. Ik wil iets zeggen, maar mijn lippen blijven op elkaar geplakt. De agent knikt. "Dat is waar, maar moet dat naast de weg op de grond?" Vraagt hij vervolgens. "Sorry, dat is inderdaad niet nodig." Verontschuldigd hij zich. "We zullen het anders aanpakken, toch Kim?" En ik voel zijn arm rondom mijn middel.

"Uhm," gelijk kijk ik Mark aan. "Toch? Kim?" Vraagt hij nogmaals met de nadruk op een andere naam. "Uhm ja." Zeg ik vlug. "Dus jouw naam is Kim?" En de agent richt zijn aandacht op mij. Mark geeft me een waarschuwende blik. Ik knik. "Kim is mijn naam." De man lijkt even te twijfelen, maar knikt uiteindelijk. "Je lijkt wel erg op de kroonprinses, maar dat terzijde." En de man lacht. Ik lach terug, maar Mark is het beu. Natuurlijk, ik had ook niks anders verwacht.

"Nou, zijn we klaar?" Vraagt Mark ongeduldig. De man schrikt van zo'n onbeleefde reactie, maar antwoord normaal terug. "Maar natuurlijk, sorry voor het ongemak, maar zouden jullie in het vervolg het wel ergens anders willen uitpraten?" Mark zucht luidt. "Maar natuurlijk." En hij legt dwingend mijn hand in de zijne.

Ik probeerde kalm te blijven, zolang ik maar kalm bleef, kwam alles wel goed. Nee! Schreeuwde ik in mezelf. Het komt niet zomaar goed. Ik moest wat doen.

De agent stapte op zijn motor en schuurde weg. Mark kwam voor me staan. "Weet je, ik denk dat een vakantie naar het buitenland wel goed voor ons is, en vooral voor jou." Hij grijnsde. "Mark," ik slikte hoorbaar. "Ik was niet zomaar bij mijn grootouders." Hij keek me vragend aan. "Ik heb kanker." En zonder moeite, bracht ik het uit.

Hij keek me met grote ogen aan. "Je hebt wat?!" Schreeuwde hij. Ik schrok en zette een stap naar achter. "Waarom heb je me dat niet eerder verteld?" Vervolgde hij op een rustigere toon. "Waarom denk je?" Vroeg ik bot. Hij rolt zijn ogen.

"Kom, we gaan naar m'n appartement." Zegt hij, terwijl hij richting de auto loopt. Dit keer zonder me mee te slepen. Slenterend volg ik hem en stap ik in. Hij blikt kort naar me en start daarna de auto en rijdt weg.

David

"Meneer, kunt u hier alleen blijven?" Vraag ik voor de zekerheid. Hij knikt. "Mooi, ik beloof, wij beloven, haar terug te halen." Zeg ik zeker. Daniël kijkt me aan. Zijn twijfelende blik is duidelijk van zijn gezicht af te lezen. Maar hij heeft gelijk. Misschien krijgen we haar nooit meer terug.

En net als we er van door willen gaan, worden we weer tegengehouden. "David toch?" Ik draai me om. "Ja, dat ben ik." Zeg ik. "Kom eens hier." Even blijf ik stil staan, maar loop dan snel naar hem toe. "Je bent verliefd op haar of niet?" Vraagt hij met een serieuze blik. Ik slik en haal ongemakkelijk mijn hand door mijn haar.

"Uhm ja." Geef ik toe. Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht. "Wees goed voor mijn kleindochter." Zegt hij uiteindelijk. Ik knik. "Ik heb alles voor haar over." Hij knikt dankbaar. En Daniël en ik benen het huis uit. Als we buiten staan, slaat de wind gelijk in mijn gezicht.

De adrenaline giert door mijn lijf. Mijn wilskracht neemt toe.

Ik moet haar vinden, hoe dan ook.

Luna

De rit was stil, maar vooral ongemakkelijk. Zonder iets te zeggen stappen we uit. Mark komt naast me lopen en samen lopen we het appartementen complex binnen.

"Wat eet je het liefst?" Vraagt Mark, nadat hij zijn jas op de bank had gesmeten. "Ik heb geen trek op dit moment." Mompel ik onverstaanbaar terug. "Ik zeg toch niet dat we nu direct gaan eten? Kom op, vertel het je tijger." Een lach siert zijn gezicht weer.

"Oké," zucht ik. "Pizza is toch wel erg lekker, maar we aten dat nooit in het kasteel. 'Arm voedsel' zeiden mijn ouders." En een zucht rolt over mijn lippen. "Aha, ik begrijp het. Dan gaan we straks pizza eten, is dat niet een goed idee?" Hij knipoogt en plaatst zijn lippen op mijn voorhoofd. "Ja." Zeg ik simpel. Hij schenkt me een glimlach en verdwijnt in zijn kamer.

In stilte neem ik plaats op de bank. "Je mag wel even de televisie of de radio aan zetten hoor!" Hoor ik Mark roepen. Ik zeg niks terug en zet de radio aan.

"Oh, lekker nummer." Zegt Mark als hij de woonkamer in komt dansen. Mijn blik glijdt over zijn lichaam. Hij heeft alleen een joggingbroek aan, zonder iets er bovenop. Laat me raden, om mijn aandacht te trekken, neem ik aan.

"Kom, dans met me." Hij pakt mijn handen losjes vast. Ik rol mijn ogen, wat ik al vrij vaak heb gedaan naar hem. "Mark, ik voel me niet lekker." Zeg ik op een zachte toon. "Kom op, je leeft maar één keer." Zegt hij lachend.

Gelijk schoten mijn gedachtes, naar dat ik ziek was. Mijn leven kan zo voorbij zijn.

"Oké, je hebt gelijk." En ik kan een lach niet onderdrukken. "Wauw, je lach. Je mag echt vaker lachen." Ik rol mijn ogen. Weer. "Wil je nou dansen of niet?" Vraag ik op een plagerige toon. "Oh, jazeker wel." En gelijk hijst hij me omhoog. Hij trekt me tegen zich aan. En zijn gespierde lijf voel ik duidelijk.

"Lekker een rustig nummertje." Zegt hij met een grijns. Ik negeer zijn opmerking en volg bescheiden zijn bewegingen. Zijn hand glijdt door mijn haar heen en vervolgens over mijn wang, waarna hij met zijn beide handen mijn gezicht vast houdt.

"Je bent onweerstaanbaar." Zegt hij hees. Met een mond vol tanden kijk ik hem aan. Zijn gezicht komt dichterbij en langzaam maar zeker voel ik zijn lippen op de mijne.

Na een aantal seconden duw ik hem hardhandig van me af. "Ahh! Waar ben ik mee bezig?!" Gil ik door het appartement. "Wat is er?" Vraagt Mark overrompeld.

"Wat er is?! Ik heb verdomme de moordenaar van een familielid gezoend!" Schreeuw ik uit. Tranen glijden weer over mijn wang. Ik word gek, nee alles heeft me al gek gemaakt.

Mark pakt mijn hand en sleurt me mee naar zijn kamer. "Laat me los! Verdomme, laat me gaan gestoorde gek!" Hij negeert alles en duwt me op zijn bed. Hij vlucht de badkamer in en komt snel terug. "Slik in." Beveelt hij me. Ik kijk naar zijn uitgestoken hand, waar een pilletje op ligt. "Wat is dit?" Vraag ik.

Hij komt naast me zitten op zijn bed. "Dat mijn liefste, zorgt ervoor dat al je zorgen verdwijnen." Even twijfel ik, maar snel neem ik het pilletje in. Mark grijnst tevreden. "Brave meid." En vervolgens drukt hij me het matras in.

The Wedding Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu