Hoofdstuk 25.

52 9 3
                                    

Luna

Met angstige ogen keek ik hem aan. Ondertussen was mijn hartslag al aardig omhoog. Maar ik was niet de enigste, Daniël zijn blik stond angstig en zijn borstkas ging aardig op en neer.

Zijn houding was het tegenovergestelde dan toen ik hem voor het eerst zag. Niet meer meer stoer, maar bang.

Hij parkeerde de auto op een grote parkeerplaats. De parkeerplaats van het ziekenhuis. Daniël stapte uit de auto en klapte de deur hardhandig dicht. Ik schrok, maar volgde zijn voorbeeld niet. Hij opende de deur aan mijn kant en gelijk vloog er een koude wind tegen mijn lichaam aan, wat een rilling veroorzaakte.

"Stap alsjeblieft uit." Zei hij smekend. Net zoals in zijn appartement. Ik keek hem strak aan en schudde wild mijn hoofd. Hij zuchtte even en kwam hurkend naast de auto zitten.

"Niet voordat je verteld wat we hier doen." Zei ik. "Dat kan ik niet vertellen." Zei hij trillend. "En hoezo niet?" Zei ik geïrriteerd. "Dat kan mijn hart niet aan." Zei hij en hij legde voorzichtig zijn hand in de mijne. Vragend keek ik hem aan, maar hij negeerde mijn blik.

Ik stapte vervolgens uit de auto en Daniël deed hem op slot en zwijgend liepen we naar het grote gebouw.

Daniël liep richting de balie en ik verschool me verlegen achter zijn lichaam. Hij trok me zachtjes opzij, nadat de vrouw achter de balie en Daniël wat woorden hadden uit gesproken. "Dit is Luna." Zei hij zuchtend. Maar zijn angstige blik was nog steeds van zijn gezicht te lezen en dat maakte mij nog nerveuzer.

Dit was geen goed teken? Of moest ik nog gewoon weer terug voor controle? Maar dat kan toch niet, nadat ik hier net nog was?

"Jullie mogen in de wachtkamer plaats nemen." Zei ze en ze keek mij medelevend aan. Met opgetrokken wenkbrauwen keek ik haar aan. Ze keek snel een andere kant op. Ik keek nu nog verbaasder.

"Luna, ga alsjeblieft zitten, je maakt me zenuwachtig." Zegt Daniël met een luide zucht. Ik keek hem zonder emotie aan. "Dat ben je toch al." Zeg ik bot terug. Hij rolt zijn ogen.

Even later komt er een vrouw de wachtkamer binnen. "Luna?" Roept ze. Ik kijk op en keek dan richting Daniël die op staat. Zwijgend lopen we achter de vrouw aan.

We komen een kamertje binnen en dezelfde man, die erbij was met mijn lichte hersenschudding, zat achter het bureau. "Ga zitten." Zei hij met een kleine glimlach. Daniël en ik namen wat ongemakkelijk plaats. De vrouw ging achterin de kamer staan en bemoeide zich er verder niet mee.

"Sorry, maar mag ik weten wat er aan de hand is?" Vroeg ik lichtelijk boos. De man keek naar Daniël. "Je hebt het niet verteld?" Vroeg de man verbaasd. Daniël haalde zijn schouders op en stond op. "Sorry, ik k-kan het niet." Zei hij stamelend. Hij keerde zich om, maar ik wist net zijn pols vast te pakken.

"Blijf alsjeblieft bij me." Smeekte ik, en keek hem diep in zijn ogen aan. Zijn ogen waren waterig en langzaam schudde hij zijn hoofd. "Sorry, ik kan niet-" zei hij, maar hij beende snel het kamertje uit en klapte de deur achter zich dicht.

Geschrokken keek ik de man aan. "We hebben slecht nieuws voor u." Zei de dokter. "En dat is?" Vroeg ik trillend.

"We hebben bij u kanker aangetroffen."

Mijn hele lichaam begon te trillen. Abrupt stond ik op. Ik begon te schreeuwen. "Hoe kan dat?" Vroeg ik nog kalm, maar ik vroeg het eerder aan mezelf. En al snel was mijn stemming veranderd.

"David! David!" Riep ik. De vrouw greep me bij mijn arm beet en duwde me terug in de stoel. Maar ik was sterker.

Met alle woede, alle emoties duwde ik haar aan de kant. Ik liep de kamer uit en rende door de gangen.

De tranen stroomde over mijn wangen. Mensen keken me vragend aan, ze hadden geen idee wat er speelde. Maar dat wist ik eigenlijk ook niet. Wat betekende dit? Ging ik dood?

"Daniël! Daniël!" Schreeuwde ik. Ik zag hem nergens. Eenmaal buiten herhaalde ik zijn naam weer.

Ik zag hem na een aantal seconden op een bankje met zijn handen in zijn gezicht verborgen. Ik beende snel op hem af.

"Daniël?" Vroeg ik snikkend, terwijl ik voor hem stond.

Hij keek op, zijn gezicht was net zo rood als zijn ogen. Ik ging naast hem zitten.

De tranen beende nog steeds een weg over mijn wangen, waarna ze verdwenen in mijn kleding.

"Je moet me helpen." Zei ik smekend. "Luna..." Zei hij met een trillende stem. "Ik kan niks doen."

Ik knikte. "Dat weet ik, maar met één ding wel." Zei ik. Hij keek me vragend aan.

"Breng me naar Parijs, naar David, ik moet hem zien. Ik houd van hem."

--------------------

Heftig hoofdstuk... :(

Nog snel even geschreven, voordat de schoolweek weer begint ;)

Xxx caitlinxfranke

Ps: ik weet niet precies hoe iemand erachter komt dat diegene kanker heeft, maar ik heb het uiteindelijk dus zo geschreven, maar misschien gaat dat in het echte leven anders, dus sorry als dat het geval is.

The Wedding Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu