Hoofdstuk 41.

51 10 9
                                    

Luna

Ik wou mijn ogen open doen. Maar het lukte niet. Het licht deed te veel pijn aan mijn ogen. Ook was ik te zwak om steeds alert te blijven.

Hoofdpijn.

Dat speelde ook weer. En ik was nog niet eens een minuut wakker. Ben ik wel wakker? Ik had geen idee. Maar soms vond ik het gewoon heerlijk, om van iedereen weg te zijn. Alleen jezelf en niemand anders.

Het was stil en vredig had ik mijn ogen dicht. Ik glimlachte even kort. Een bescheiden glimlach. Ook al lig ik hier, in een ziekenhuis. Maar het maakte me niks uit.

Plots voelde ik iets kouds tegen mijn voorhoofd gedrukt. Mijn hart klopte gelijk sneller. Maar was het wel nodig, die paniek gelijk? Ja, dat was het.

'Ik zal je verlossen, babe.' Klonk een stem. Die van Mark. Ik opende langzaam mijn ogen. Een wapen kwam in zicht, al zag ik het nog wazig. 'M-Mark.' Mijn stem trilde. Hij zweeg en keek me alleen maar aan. Zijn lippen strak op elkaar.

'Waarom? Waarom doe je dit mij aan? En jezelf?' Vroeg ik wanhopig aan hem. Een traan rolde weer naar beneden. Het verbaasde mij nog dat ik kon huilen. Ik had de laatste zoveel tranen verloren.

'I-Ik weet het niet...,' stamelde hij, het wapen trok hij een stukje van mijn huid af. Een opgelucht gevoel kwam naar boven en opgelucht zuchtte ik zacht. 'Nee. Het gaat je niks aan.' Zei hij plots weer met een harde stem, het wapen weer vol op mij gericht.

Met mijn handen pakte ik stevig het witte laken vast. Ik ben bang. Doodsbang.

'Mark,' begon ik onzeker. 'Ik wil je helpen, maar doe dan wel dat wapen weg, het heeft geen zin.' Zei ik tegen hem. Maar eigelijk loog ik niet. Ik zou hem wel willen helpen. Hem zeggen dat hij veel meer van het leven kan maken.

'Het leven heeft geen zin.' Kaatste hij terug. Zijn hand begon ineens licht te trillen. Ik knikte. 'Dat klopt. Maar je kan er alsnog het beste van maken, ik kan het niet meer. Ik ben ziek, Mark. Jij niet.' Ik probeerde hem over te halen.

'Wel, Luna. Ik heb hulp nodig.' Zei hij met een huilende stem. Hij zakte neer op het bed. Met grote ogen keek ik toe. Een traan rolde over zijn wang en viel neer op het witte laken.

'Niemand houd van me. Niemand.' Zei hij. Het wapen lag inmiddels op het bed. Maar alsnog vond ik dat wapen niet fijn in de buurt. 'Mark. Ik hield van je, echt waar.'

'Hield ja.' Mokte hij. 'Het spijt me. Maar er zullen genoeg meisjes zijn die voor jou zullen vallen. Zonder een wapen dan.' Voegde ik nog toe. Het leek wel alsof ik tegen een kleuter praatte. Dat hij niet goed bij zijn hoofd is de laatste tijd, is wel duidelijk.

Hij kijk me aan. Alsof alles nu tot hem doordrong. Maar dat was niet het geval.

Hij stond op, aders kwamen bij zijn gezicht tevoorschijn.

'Je neemt me in de maling.' Ik schudde mijn hoofd heen en weer. 'Niet waar,' zei ik eerlijk. 'Maar je moet niet vergeten dat je mijn bloedeigen oma vermoord hebt, en ik dus echt nooit meer van je kan houden.'

Hij liep richting de muur en sloeg met zijn vuist er tegen. Een harde bonk vulde de kamer. Daarna richtte hij zijn blik weer op mij.

'Maar ik kan van niemand meer houden.' Zei ik kalm. Waarom blijf ik zo rustig tegen hem? Misschien omdat kwaad gewoon geen zin heeft. Denk ik.

Vragend keek hij me aan. 'Kijk naar me. Ik ben ziek, David.' Zei ik nu wat harder. Hij knikte. 'Ik ga d-dood.'

Boem.

De deur bonkt met een knal tegen de muur aan. Verschrikt kijk ik opzij.

Opa.

Mark pakte stevig zijn wapen beet en richtte hem op mijn opa. 'Opa!' Gilde ik. Hij merkte mij op en gebaarde mij te blijven liggen. Ik gehoorzaamde. Nog wel.

'Doe dat wapen weg.' Zei mijn opa, en stapte naar voren. Richting Mark.

'Blijf staan, of er gaat een kogel door u kop.' Spuwde Mark uit zijn mond. Hij leek gewoon geen ziel te hebben, of althans geen liefdevolle.

'Nee. Je blijft gewoon met je poten van mijn kleindochter af.' Mijn opa beende wat krakkemikkig mijn kant op. Ik opende mijn armen. Ik wou hem omhelzen.

Knal.

Hij zakt naar beneden, leunde aan het bed vast. 'Opa! Opa!' Gilde ik nogmaals. Dit keer harder en met tranen. Niet nog een keer.

Ik pakte zijn hand vast. Maar ik was te zwak.

Ik stapte het bed uit. Ik knielde naast hem neer. Een traan viel op zijn kleren.

Levenloos lag hij op de grond. 'Opa, ik...' Woorden kon ik niet bedenken. 'Het is goed, meisje.' Zei hij terug. Hij glimlachte.

'Pas op jezelf. Ik hou...' Hij hapte naar zuurstuf. Ik keek hem aan. Kneep in zijn hand. 'Van je.' Vervolgde hij. 'Opa, opa.' Ik schudde zijn lichaam. 'Blijf bij me!' Ik schreeuwde het uit.

Maar het waren zijn laatste woorden.

The Wedding Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu