Hoofdstuk 38.

48 9 2
                                    

David

Ik pak haar stevig vast en langzaam zie ik haar ogen sluiten. Het doet me zoveel pijn, om te zien hoe ze elke dag achteruit gaat. En ik kan niks doen. Enkel bij haar zijn. Maar dat is niet genoeg. Dat zorgt er niet voor dat ze gelijk beter wordt.

"Verdomme," vloek ik. Ik ben niet boos op haar. Nee, totaal niet. Boos op de ziekte. "Iemand! Help!" Schreeuw ik zo hard als ik kan. Na enkele seconden opent de opa van Luna de voordeur. "Allemachtig, wat is er gebeurd?" Vraagt de man angstig. Zijn lichaam trilt heel erg, valt me op. Maar daarna wendt ik snel mijn blik weer op Luna.

"Ze viel flauw? Ik heb geen idee, meneer." Zeg ik hopeloos. Niet wetend wat te zeggen of te handelen. De oude man knikt. Hij duwt me ineens aan de kant en neemt Luna in zijn armen. Hij loopt met haar naar binnen. En even schrok ik van zijn reactie, maar liep uiteindelijk snel naar binnen.

Eenmaal in de woonkamer zie ik haar liggen. Doodstil op de bank. "Wil je alsjeblieft even 112 bellen?" Vraagt hij aan mij. Ik schrik uit mijn gedachtes. Gedachtes, die ik liever niet wil dat ze uitkomen. Ik knik vlug en neem mijn mobiel in mijn hand.

*

"Zou ik alstublieft mee mogen? Mevrouw, ze is mijn vriendin." Zeg ik, als ze Luna in de ambulance leggen. De vrouw lijkt te twijfelen. Ze kijkt de opa van Luna aan. "Meneer, en u bent?" Vraagt ze, mijn vraag negerend. "Ik ben haar grootvader." Antwoord hij stilletjes. De vrouw knikt. Ze kijkt mij weer aan.

"Dan lijkt het me misschien beter als een echt familielid met haar mee mag." Ik slaak een zucht en haal mijn hand door mijn haar. Theo komt dichterbij staan en legt zijn hand op mijn schouder. Hij kijkt me kort aan, voordat hij zich richt op de verpleegster.

"Ik zou het erg waarderen als hij mee mag, dat is goed voor ons beide." Zegt hij met een serieuze toon in zijn stem. De vrouw kijkt even weg, maar knikt uiteindelijk. "Voorruit dan maar." En ze schenkt ons een glimlach en stapt de ambulance in.

Ik volg haar voorbeeld en stap ook in. Snel knik ik nog dankbaar naar Theo, die mij een bescheiden glimlach terug geeft. De deuren worden dicht gegooid en in stilte neem ik plaats naast Luna. En al vrij snel glijdt er een eenzame traan naar beneden, die al snel wordt gevolgd door meerdere.

*

Luna wordt uit de ambulance gehaald en nog steeds ligt ze doodstil. Ik stap vervolgens ook uit. Een onaangename rilling gaat door mijn lichaam. Ik sluit even mijn ogen en loop langs de kar waar Luna op ligt. Ik pak haar hand beet en knijp er zachtjes in. "Blijf bij me." Mompel ik zachtjes.

Na enkele meters stappen we het ziekenhuis binnen. We lopen door vele gangen en steeds meer doktoren voegen zich bij ons toe. Het duurt ook niet lang voordat iemand mij aan de kant duwt. Ik rol even mijn ogen, maar besef dan wel dat ze haar gaan helpen. Ze bedoelen het goed.

Dezelfde vrouw als van der net, tikt op mijn schouder. Ik draai me om en kijk haar vragend aan. "Wilt u alstublieft plaats nemen in de wachtkamer? Voor Luna wordt gezorgd, dat beloof ik." Ze schenkt me een glimlach, die ik eigenlijk bot beantwoord. Ik kijk haar nors aan.

"Ze heeft kanker." Floept eruit mijn mond. Verbijsterd kijkt ze me aan. "K-Kanker?" Vraagt ze stamelend. Ik frons mijn wenkbrauwen. "Ja, dat zeg ik toch." Ze zwijgt even. Ik wacht tot ze antwoord terug geeft, maar na een paar seconden geef ik het al op. Ik keer me om en been naar de wachtkamer. "Meneer?" Hoor ik vanachter me. Ik sta stil en draai me dan toch weer om. "Ik," begint ze, maar dan is ze weer stil. Zonder enige emotie kijk ik haar aan.

"Ik ga het melden en ervoor zorgen dat ze beter wordt en niet alleen ik, ook de andere doktoren." Zegt ze. Er staat geen glimlach op haar gezicht. Maar met serieuze blik kijkt ze me nog steeds aan. Ik denk even na. Uiteindelijk knik ik en zonder wat te zeggen keer ik me weer om en been ik ervandoor.

The Wedding Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu