Josh 32

37 4 1
                                    

Hij sloeg haar.
Ik wist het zeker.
Ik hoorde een harde klap, zo hard dat hij maar van één iemand in dit huis afkomstig had kunnen zijn. Mijn papa.
Ik zat rechtop in mijn bed, want slapen kon ik al helemaal niet meer. De deken was ver over mijn kin heen getrokken. Toch liep het zweet me op mijn voorhoofd, zo bang was ik.

Toen kwam het aller ergste van de hele avond, en ik wist dat ik dit nooit meer zou vergeten.
Mijn mama gilde. Ze gilde zo hard dat ze zo uit een oude horrorfilm weg zou zijn gelopen.
Ze gilde geen zinnen, het was gewoon hoge tonen slaan. Het leek wel uren voordat ze stopte en ik kon het bijna niet meer aanhoren.
Toen hoorde ik een zachte klap, en het was eindelijk stil.
Ik wilde niet huilen, en ik deed het ook niet. Ik moest moedig zijn, dat had ik van deze gillende vrouw geleerd. De gillende vrouw die mijn moeder was.

Ik raapte al mijn moed bij elkaar en zette mijn linkervoet op de koude vloer naast mijn bed. Toen kwam de andere voet, en ik stond nu naast mijn bed. Voetje voor voetje sloop ik door mijn koele kamer, naar de deur die naar de overloop leidde. Ik had mijn hand nog niet eens op de deurkruk gelegd, toen ik opeens de voordeur dicht hoorde slaan.
Er ging een rilling door me heen. Zou papa eindelijk mama met rust gelaten hebben, en weg zijn gegaan?
Dan moest ik mama troosten! Die had vast wel een beetje pijn, na wat papa haar had aangedaan. "Kusje erop" zei mama dan altijd als ik pijn had.
Ik had geen twijfel meer en deed de deurkruk naar beneden. Ik rende de trap af en kwam beneden om mama te zoeken.
Maar... Ze was nergens.
"Mama, kom maar tevoorschijn!" riep ik enthousiast door de woonkamer, "Boze papa is nu weg. Hij zal je nooit meer pijn doen, dat beloof ik..."
Dat was het moment dat mijn vader binnenkwam. Hij had een rood aangelopen gezicht en hij kwam kwaad op mij aflopen.
Ik deinsde achteruit, maar achter me stond een ligstoel, papa's ligstoel. Daar mocht ik nóóit van mijn leven op gaan zitten, anders zou hij me schoppen en slaan tot ik nooit meer met mijn armen en benen kon bewegen, zei hij altijd.
Met mijn kleine beentjes viel ik achterover, op de verboden  ligstoel.
Ik keek hem bang aan toen mijn vader nog kwader begon te kijken dat hij al was. Hij versnelde zijn pas en haalde zijn vuist al naar me uit, maar op het laatste, aller laatste moment stopte hij. Ik was als verstijft, net als papa. Het leek wel alsof de tijd even was gestopt, en dat ik de enige was die dat kon bedienen.
Toen liet mijn vader zijn grote arm rustig weer zakken. Ik heb nooit geweten waarom, maar hij begon keihard te lachen, als een maniak. Een gek.
Een dronken gek.
Hij heeft me denk ik wel een paar minuten zitten uitlachen, waarvoor ik de rede niet eens wist.
Toen hij eindelijk uitgelachen was, begon hij met praten.
"Mama heeft je in de steek gelaten, knul. Je zal haar nooit meer zien. Ik wed dat ze nooit van je gehouden heeft."
Ik begon te huilen. Ik wist dat het niet mocht van hem, maar toch deed ik het. "Je liegt," zei ik boos tegen papa. "JE LIEGT, PAPA, JE LIEGT! Mama houd wél van mij! Ze zou nooit weggaan zonder..."
Ik kreeg onverwachts een klap in mijn gezicht en ik sloeg achterover.
"Ze haat je, Joshua. Ze heeft je altijd gehaat," zei papa ademloos.
"Geloof me, ze haatte niemand zo veel als jou, pap..." Wist ik er nog net uit te persen, voordat mijn vader me opnieuw vastgreep.
Het duurde niet lang voordat ik mijn bewustzijn begon te verliezen en het werd al snel zwart voor mijn ogen.

~

'Joshi? Josh!'
Het visioen was voorbij, maar de herinneringen aan mijn gestoorde vader dwaalden nog steeds als een soort vergif door mijn hersens.
'Josh! Word wakker!'
Dat was Kelvin, ik wist het honderd procent zeker. Maar... Kel schreeuwde tegen me. Waarom deed 'ie dat?
'Wakker worden, verdomme!'
Ik deed mijn ogen open en knipperde de eerste seconden tegen het felle licht dat in mijn ogen scheen. Naast me hoorde ik een overdreven zucht.
'Dat werd wel tijd zeg, ik begon me al zorgen te maken om je.'
Kelvin stond over me heen gebogen, en het felle licht kwam van de zaklamp van zijn telefoon. Hij scheen recht in mijn gezicht en zodra ik dat doorkreeg, sloeg ik het ding weg waardoor hij het ding bijna liet vallen.
'Waar zijn we,' bromde ik slaperig. Ik keek om me heen. Dit was absoluut niet mijn eigen slaapkamer. En ook niet het matras van Kelvin en Peter waar ik op lag. Ik lag gewoon op een vieze grond, vlak onder een trap die me niet bekend voorkwam. Was ik van de trap gevallen? Ik kon me er helemaal niks meer herinneren.
Kelvin stond op en hielp me overeind. 'We waren op het feestje, er ging een kerel langs met sterke drank en jij hebt het gedronken. Ik had je moeten tegenhouden, man, sorry. Ik was zelf ook niet helemaal honderd. Joost is spoorloos verdwenen, en Jard kan ik ook nergens vinden. Je bent de eerste die ik tref.' Er klonk iets van paniek in zijn stem, waardoor ik me ook zorgen begon te maken. Wat als ze iets was overkomen?
'Hoe laat is het,' vroeg ik, en haalde mijn hand door mijn haar. Het was vettig en zat vol viezigheid. 'Rond vier,' zei Kelvin.
'Maar jezus, man. Ik dacht serieus even dat je dood was, of zo!' Zijn stem was nu een mengeling van paniek en opluchting.
'Ik dacht dat we naar een netjes feest gingen, een bepaalde bijeenkomst van oude mensen, je weet wel,' zei ik, en negeerde daarmee zijn woorden.
'Gingen we ook, maar na een half uur hadden we er al genoeg van, het was namelijk super leip. Naast het gebouw was een feesttent, daar zijn we uiteindelijk heengegaan. Hadden we misschien beter niet kunnen doen, mijn hoofd doet pijn als de neten.'
Toen hij dat zei, voelde ik opeens ook mijn hoofd bonken, alsof Kel's woorden dat hadden veroorzaakt. Moe was ik ook. Ik wilde eigenlijk maar één ding; Slapen. Naast Ryan op de harde matras. Ja, dat wilde ik. Ik verlangde naar die koude matras. En naar haar. Ik wenste dat ze nu hier was, gewoon, voor een knuffel, en om me te vertellen wat ik nu moest doen.
Ik miste haar. Ik miste haar?
'We gaan Jard en Joost zoeken. En dan naar huis. Dat gaan we doen,' zei ik vastbesloten, en liep zonder op een antwoord te wachten een willekeurige kant op. Ik koos voor rechtsaf. Ook al had ik geen idee waar ik heen liep, voelde ik me met elke stap sterker en krachtiger, tot ik bijna over de stenen grond zweefde. Op naar Ryan! gilde mijn lichaam, en ik begon me af te vragen of ik niet nog steeds een beetje raar was van het drankje van vanavond.
Ik voelde me bijna onoverwinnelijk, tot Kelvin zo stom was mijn pret te bederven. 'Josh... We moeten déze kant op. Daar heb ik al gezocht.'
Zo snel liet ik me niet kennen, dus brulde ik naar achteren: 'Misschien wel niet goed genoeg!'

Normaal zou ik nu bang zijn. Misschien wel verdrietig, verward, of anders wel een heel klein beetje boos. Maar deze keer niet. Waarom niet? Mijn vader viel me weer eens lastig in mijn dromen, Kelvin maakt me wakker omdat ik waarschijnlijk van de trap was gedonderd en bewusteloos was geraakt, ik had knallende koppijn en ik voelde mijn linkerschouder niet meer, Jard en Joost zijn plotseling verdwenen, maar Jezus Christus, wat had ik opeens zin in een paashaas. Wat er ook in het drankje had gezeten, het maakte je ontzettend vrolijk. Té vrolijk.

Ik bleef dezelfde richting inlopen, tot het doodliep. Kelvin zeurde en bleef maar roepen "Ik zei het toch", "Waar the fuck is Jard", "Ik heb koppijn" en "Ik heb honger, ik kan op dit moment zoveel hamburgers eten, jonge". Maar ik negeerde het allemaal. Mijn blijheid stond niks in de weg, en het enige waar ik aan dacht was Ryan. Geen idee waar het vandaan kwam, maar ik begon automatisch te glimlachen.
Oké, wacht heel even. Wat was er met me aan de hand? Kunnen drankjes ervoor zorgen dat je opeens iemand leuk gaat vinden, of zo? Vond ik Ryan leuk?
Nee.
POEF! Blijheid weg. Alsof het uit mijn lichaam was gezogen met een stofzuiger. Ik zweefde niet meer over de stenen, kreeg weer die knallende koppijn en ik begon me al snel te ergeren aan het gezeur van Kelvin. Waar was mijn blijheid gebleven?

Na even zoeken besloten we - ja, tóén pas - de jongens te bellen. Joost belden we als eerst. En wat bleek; hij lag te slapen. In zijn eigen bed. In zijn eigen huis. Aan de andere kant van fucking Nederland. Hij vertelde dat hij zich niet goed voelde vanavond en naar huis was gegaan, en dat hij dat ons wilde vertellen maar ons niet kon vinden. Ook zei hij dat wij hem hadden wakker gebeld, wat me nog bozer maakte dan ik al was. 'We waren fucking bezorgd om je, dude!' waren de woorden die ik boos door de telefoon riep voordat ik ophing. De boosheid laaide in me op, als een overheersende ziekte.
'Weet je, ergens moeten we blij zijn dat hij al thuis was. Wie weet was hij onder een auto gekomen,' opperde Kelvin. Ik wist dat hij gelijk had, maar dat maakte me niet minder boos. Ik toetste snel het nummer van Jard in - en ja, natuurlijk wist ik dat ik ook gewoon naar mijn contacten kon gaan. Ik was gewoon gestrest, oké?
Het duurde lang, zo lang dat ik bijna ging hopen op een slaperige stem, net als bij Joost. Maar nee, die kwam niet. Ik had nog een aantal keren gebeld, en daarna probeerde Kelvin het ook nog eens een aantal keren. Maar Jard nam niet op. Dat was vreemd, want Jard nam altijd op. Hij was het type vriend die je midden in de nacht kon wakker bellen als je een nachtmerrie had gehad. Een vriend die altijd voor je klaar stond. Ik had nog nooit eerder Jards voicemail gekregen, tot nu. Het was een flauwe voicemail, zo een waarbij je eerst een simpele "hi, met Jard" te horen krijgt, en vervolgens een lange stilte. En ja, dan hoor je een "haha grapje, 't is m'n voice mail. Gottcha". Pfff. Zo flauw. Maar de eerste keer trapte ik er wel bijna in. Het klonk te nep, dus op het laatste moment besefte ik dat het de voicemail was. Kelvin kwam daar echter later achter, namelijk wanneer hij voor de eerste keer deze nacht belde. Hij ratelde maar door, en het was een grappig gezicht. Op een ander moment had ik er waarschijnlijk om gelachen. Zo hard dat ik de eerste paar minuten niet meer bij zou komen. Maar nee, nu niet. Ik had Jard denk ik wel twintig keer gebeld, en elke keer als ik die slechte voicemail-grap weer hoorde, werd ik bezorgder.
'Het komt vast wel goed, Jard is niet dom,' zei Kelvin geruststellend. Hij klonk nog redelijk koel. Hoe kon hij hier zo koel onder blijven? Ik stond op het punt om te flippen...
Ik keek om me heen. We bevonden ons ergens aan de rand van de stad, gokte ik. Als we naar huis wilden, moesten we ver lopen, aangezien de trams 's nachts niet reden.

Het voelde al bijna alsof ik gewoon bij Kelvin en Peter woonde. Alsof wij vieren een klein tienergezinnetje vormden. Ja, zo voelde het. Het was allemaal zo automatisch gegaan, de afgelopen dagen. Om eerlijk te zijn hebben we vrij weinig gedaan, en ik was nauwelijks meer met Ryan. Ik had niet meer met haar gesproken en had zo veel mogelijk oogcontact vermeden. Maar nee, ik was niet boos. Ik was niet verdrietig en ook niet teleurgesteld. Waarom deed ik dan zo tegen haar? Dit verdiende ze niet. Ze wist van niks. Ze had geen idee dat ik met Riley had gesproken. En toch bleef ik zo afstandelijk.

Oh, en toen zag ik het.
Nee, het was niet Jard, die daar liep een eind verderop. Nee. Het was een meisje. Een klein meisje. Zwart gekleed en kapotte spijkerbroek, versleten All Stars. Haar haar los over haar schouders, in het licht van de straatlantaarn was het bijna goudkleurig. Ryan.
Dit was het moment dat ik Riley vergat. Ik vergat alles en wist niet meer waar ik mee bezig was. En Jard... wie was dat ook alweer? Ik hoorde Kelvin niet meer naar me sissen dat ik hier moest blijven staan, en de straten om me heen waren weg. Alles was weg. Alles, behalve Ryan. Voordat ik als een bezetene op haar afrende, besefte ik iets: het blije gevoel was terug. Het was nooit het drankje geweest dat me zo happy maakte.
Nee, hoor.
Het was Ryan.
Het was altijd al Ryan geweest.


 

Cinemates Fanfic.Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu