Hoofdstuk 27

701 52 5
                                    

Ik loop door een onbekende, mistige park. Ik geloof dat ik hier nog nooit eerder ben geweest. Ik kijk om me heen en mijn blik blijft hangen bij een reclamebord dat naast een vies, houten bankje staat.
"De winnares van de danscompetitie Columbus 1893 is geworden... de beeldschone Diana Amadeus Van Cleef!"
Daaronder hangt een foto van een vrouw met een overdreven, opgestoken kapsel, met make-up op die je eigenlijk eerder gewoon schmink zou noemen en ze heeft een ouderwetse korte jurk aan. Zoiets is al lang uit de mode.
Hó. Wacht eens even. Mijn oog valt op de woorden "..de danscompetitie Columbus 1893..".
Columbus?! 1893?!
Ik slik. Waar ben ik?
Normaal zou ik meteen stressen en onrustig heen en weer rennen en ijsberen, maar op één of andere manier blijf ik heel kalm en haal ik gewoon rustig adem. Ik begin te lopen en bekijk alles langzaam wat er in mijn omgeving te zien is.
Niet dat er veel te zien is, het is hier juist rustig. Té rustig, kan ik zeggen. Het is hier eigenlijk doodstil. Net een verlaten parkje. Ik hoor alleen het geluid van de wind langs mijn oren ruisen. Het is hier ook nog zó mistig, dat een groot deel van mijn zicht letterlijk de kleur wit is.
Toch blijf ik doorlopen. Ik kan niet stoppen. Er is iets met dit parkje. Ik voel het nu al. Er gaat een rilling door me heen. Het is niet koud en het enige wat ik aan heb is een hemdje met daaronder een joggingbroek. Mijn slaapkleding, dus.
Voor het eerst zie ik een oude man met een wandelstok aanlopen. Hij kijkt naar de grond terwijl hij met een kromme rug voorzichtig kleine stappen maakt. Hij heeft een hele opvallende, grijze snor en een visserspetje op.
Ik loop naar hem toe. 'Ehm.. Hallo.. Hai. Mijn naam is Briana.'
Zonder op te kijken loopt hij gewoon door, alsof hij me niet hoort.
'Ik kom uit Miami.. Kunt u me misschien-..'
Voor ik het weet is hij al tien meter van me vandaan. Ik frons mijn wenkbrauw. Hij is best wel snel voor iemand met een wandelstok.
Achter me hoor ik ineens zacht gesnik. Meteen draai ik me om, maar er is niks te zien. Ik kijk naast me en probeer goed te luisteren. Volgens mij komt het achter die bomen vandaan.
Langzaam loop ik ernaartoe. Het geluid wordt steeds luider. Ik duw alle takken en bladeren uit mijn gezicht en probeer steeds erachter te kijken.
Dan zie ik iemand op de grond langs het randje van een vijver zitten, met z'n hoofd verstopt in z'n gesloten armen om z'n knieën heen gedraaid. Zijn schouders schieten op en neer terwijl hij zachtjes huilt.
Even kijk ik de jongen na, maar al snel ga ik voorzichtig naast hem zitten. Volgens mij komt hij me best bekend voor, qua kledingstijl en zijn kapsel dan, want zijn gezicht kan ik natuurlijk niet zien. Zijn donkerbruine haar zit vol met gel en zit bekakt naar achteren opgestoken en zijn kleding ziet er duur uit. Heb ik hem niet eerder gezien..?
Ik slik. 'H-hey.'
Hij negeert me en huilt gewoon door.
'Gaat het?'
Weer blijft het stil, maar erg vind ik het niet. Ik kijk hem na met een treurige blik en haal een diepe zucht. Dan kijk ik naar de grote, mooie vissen die in de vijver zwemmen. Om me heen is het nog steeds erg mistig en bijna alles is grijs van kleur.
'Waarom..? W-waarom?' klinkt het opeens.
Ik kijk weer naast me. De jongen praat dus toch wel.
'I-ik hield van haar..' Zijn schouders blijven op en neer schudden en zijn gezicht ligt nog steeds op zijn knieën.
Ik frons even mijn wenkbrauw, maar ik word wel steeds nieuwsgieriger. Wie is "haar"..?
'Z-ze.. z-e is.. ze..'
Hij komt totaal niet meer bij zijn woorden. Ik slik en blijf naar hem kijken. Ik wacht gewoon af.
'..Ze is weg..'
Dan blijft het weer stil. Ik snap er nog steeds niks van.
'W-waarom..?' stamel ik. 'Waar is ze heen gegaan..?'
'M-mijn lieve Christina.. Ik hield zóveel van haar..'
Hoort hij me eigenlijk wel? Het lijkt alsof hij gewoon in zichzelf praat. Ik moet meteen denken aan de oude man met de wandelstok van net. Hij negeerde mij ook al.
Ik kijk naar mijn hand en arm. Ik ben toch niet onzichtbaar voor hun..?
Maar hoe dan ook, Christina dus.. Wie zou dat nou zijn?
'Z-ze is er niet meer..' gaat de jongen verder. 'M-mijn mooiste, liefste meisje. Z-ze is dood..'
Mijn mond valt half open. Aw.. zo zielig. Het was zijn vriendin dus.. 'W-wat erg..'
Ik wil hem troosten. Ik steek mijn trillende hand langzaam uit om hem op de rug van de jongen te leggen.
Plotseling schiet hij snel overeind en gaat hij in één ruk met zijn gezicht mijn kant op.
Ik schrik en mijn ogen schieten wijd open wanneer ik zijn doodenge, bloedende, bovennatuurlijke gezicht zie. Ik slaak een gil en val achterover. Bang probeer ik naar achteren te kruipen, wat haast op één of andere manier niet echt lukt. Wat gebeurd er?!
Alles om me heen wordt steeds donkerder en de enge jongen kruipt precies als de Grudge naar me toe. Hij komt steeds dichterbij me. In paniek adem ik als een gek in en uit.
HELP.

Ik schrik wakker. Zwetend van angst kijk ik met grote ogen naar het plafond. Ik schiet snel overeind en zie dat ik gewoon in mijn eigen bed lig.
Het was een droom.

The Strange Lady (chapter I: the beginning)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu