Hoofdstuk 45

534 27 3
                                    

Miami, FL - January the 11th, 2016 - 13:07 PM

'Wat is je naam?'
Ik slik en kijk mijn nieuwe therapeut aan. Vandaag ben ik niet naar school geweest. Mijn ouders hebben me naar een psychotherapeut gebracht, nadat ze me zaterdag bewusteloos op de grond, in mijn kamer vol met kapotte voorwerpen, hadden gevonden. Drew, Mel en Owen kwamen daarna ook direct langs, doordat ik plotseling ophing op Skype toen. Ze wisten niet wat er met me aan de hand was. Nu nog steeds niet. Niemand weet dat.
'Briana.' Ik kijk toe hoe hij mijn naam bovenaan zijn kladblok opschrijft. Mijn hele lichaam trilt en mijn benen kunnen niet stil hangen. Maar mijn stem klinkt wel rustig.
'Leuk je te ontmoeten, Briana, mijn naam is Ron. Zou je misschien wat over jezelf willen vertellen?'
Ik slik nogmaals.
'Het is goed, neem je tijd.' stelt hij me gerust.
Ik haal een diepe zucht en denk na. Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik bedoel, er gebeuren zoveel dingen in mijn leven. Laat ik maar beginnen met wat persoonlijke gegevens.. 'I-ik ben achttien jaar oud,' stamel ik langzaam. 'Ik woon in Miami. Ik, ehm,'
Ron knikt en schrijft ondertussen letterlijk alles op wat ik zeg.
'Wat doe je het liefst in je vrije tijd?' vult hij me aan wanneer hij ziet dat ik in mezelf twijfel.          'Ik p-pas graag veel op mijn zusje en mijn nichtje. Daar krijg ik extra geld voor.'
'Zijn je ouders en je tante en oom vaak weg?'
Ik knik.
Hij kijkt me observerend aan. 'Oké,' zegt hij nadat hij alles heeft opgeschreven. 'Briana, zou je mij misschien rustig kunnen vertellen, wat er de afgelopen maanden allemaal is gebeurd?'
Ik slik weer. Het blijft even stil. Waar moet ik beginnen?
Wanneer ik mijn mond opendoe, krijg ik al het gevoel dat er een traan uit mijn oog gaat ontsnappen. Ik besluit om het kort te houden, door alleen gebruik te maken van alleen de belangrijkste dingen in één zin. 'M-mijn vriend, Gary, is kort geleden o-overleden,' stotter ik. 'En sindsdien..' Ron blijft me aandachtig aankijken. Ik slik voor de duizendste keer. '..Zie ik een vreemde vrouw.'
Meteen schrijft Ron haastig alles op. 'Kun je haar misschien beschrijven, Briana?' Mijn hart maakt een grote sprong. Mijn ogen schieten wijd open en meteen sta ik op. Dit kan toch niet waar zijn.. Ik wijs naar de kast die achter de therapeut staat.
'Ze staat daar...'
Hij kijkt me verbaasd aan, terwijl ik met grote ogen naar de kast blijf staren. Christina. Ze staat daar. Weer staart ze me met haar rode ogen aan.
Snel kijk ik de therapeut aan. 'Kijk dan!' schreeuw ik paniekerig. 'Ze staat daar!'
Maar wanneer we dan tegelijk naar de kast kijken, is Christina alweer verdwenen. Ik voel mijn hart kloppen. Ik merk nu dat ik in een seconde véél onrustig ben geworden dan daarnet. Teleurgesteld kreun ik hardop.
'Het was Christina,' Ik sta op meteen op. 'Christina is de vrouw die me constant volgt sinds Gary's dood. Ze stond daar net toen u niet keek!'
'Christina wie?!' vraagt hij nerveus, terwijl hij, met zijn trillende hand, alles probeert op te schrijven.
Ik hap naar adem. 'Christina Preston. Een familielid van mijn overleden vriend, Gary Preston. Oftewel, Graham-Gareth Preston. Ze zit al achter me aan sinds dat hij overleed. Zíj is de reden waarom iedereen denkt dat ik gek ben. Dit komt allemaal dankzij háár!'
Ron haalt een diepe zucht en denkt na. Zijn voorhoofd rust in zijn handpalmen nadat hij zijn schrijfblok en pen aan de kant heeft gelegd. Dan kijkt hij weer op. 'Briana, ga weer rustig zitten.' Hij wijst naar de zachte stoel waar ik net op zat.
Ik probeer mezelf te kalmeren. Ik knik en doe wat hij me zegt. Al gauw voel ik een zachte stof die tegen mijn rug aanleunt, waardoor ik weer een stuk rustiger word.
Ron leunt wat meer naar voren en zijn ellebogen rusten net boven zijn knieën. Zijn kin zit verstopt in zijn handpalmen. 'Goed. Zou je mij kunnen vertellen wat er allemaal met je is gebeurd, na de dood van je vriend? Vanaf het begin tot eind. Elk detail, graag.'
Ik schraap mijn keel en haal een diepe zucht. 'Het begon allemaal drie dagen na Gary's begrafenis...' Ik vertel hem precies wat ik sinds die dag heb meegemaakt. Vanaf het moment dat ik op het balkon zat tot aan afgelopen zaterdag. Een half uur lang zit ik diep te graven hoe ik alles zo goed mogelijk kan verwoorden, aangezien alles wat ik vertel nogal onlogisch en onverklaarbaar is. Ron kijkt me aandachtig aan, alsof hij het erg interessant vindt. Nou ja, dan snap ik ook wel, als je therapeut bent moet je niet afwezig in die stoel gaan zitten en een patiënt laten kakelen.
'Dit is toch krankzinnig?!' Ik hap naar adem en mijn handen verplaatsen zich naar mijn voorhoofd. 'Al mijn vrienden en mijn familie geloven me niet, maar weet je wat? Ik zou het zelf ook niet geloven, om eerlijk te zijn. Dus ik snap hun wel. Dit alles klinkt gewoon echt te gek om waar te zijn. Maar wanneer je het zélf meemaakt, ga je anders denken. Dit probleem heb ik nu dus en ik weet echt niet wat ik moet doen.' Ik kreun wanhopig. 'Dit alles laat me lijken alsof ik gek ben. Het is gewoon schamend. Ik heb zo hard geprobeerd om het gewoon te negeren, maar dat gaat niet als bijvoorbeeld mijn kleine zusje erbij wordt betrokken. Dan is het onmogelijk om zo'n situatie te negeren en doen alsof er niks aan de hand is. Want er speelt wél wat.'
Ron denkt na voordat hij zijn woorden uit zijn mond haalt. 'Ik denk niet dat jij gek bent, Briana.'
Ik kijk hem vragend aan en een glimlach wilt uit mijn mond ontsnappen. Is er eindelijk iemand die mij gelooft en begrijpt?! Alsjeblieft, alsjeblieft, alsjeblieft.. geloof mij.
'Het is kei normaal als je vreemde dingen ziet nadat er iemand uit je leven heen is gegaan. Soms ga je zelfs hallucineren en...'
'Hallucineren?' onderbreek ik hem gauw en hij merkt dat ik zijn uitspraak belachelijk vind. 'Wilt u daarmee zeggen dat ik gewoon dingen zie die er eigenlijk in werkelijkheid helemaal niet zijn?!' Nee. Dit was niet wat ik had gehoopt. Ik hoopte alleen dat iemand me zou geloven. Iemand die hier verstand van heeft. Iemand die dit soort dingen vaker heeft gehoord van zijn patiënten. Maar nee, zelfs deze psychotherapeut denkt dat ik gek ben geworden. Maar ik ben níet gek. Ik zie dingen die er wél in werkelijkheid zijn. Alleen ben ik hoog waarschijnlijk de enige die het ziet en meemaakt. Waarom ik? Wáárom ik? Deze vraag heb ik al zo vaak gesteld aan mezelf, dat ik de tel ben kwijt geraakt.
Ron haalt zijn schouder nadenkend op en probeert een blik in zijn gezicht te trekken die tegen me zegt dat ik moet kalmeren. Maar ik luister daar niet naar en blijf recht, stokstijf op mijn stoel zitten, alsof ik bijna een gevecht wil beginnen.
'U gelooft me wel, toch?' vraag ik en ik kijk hem wanhopig aan.
Meteen knikt hij wild. 'Ja zeker, ik geloof ieder woord dat je tegen me zegt, Briana. Ik zeg ook tegen je, dat het heel normaal is als je rare dingen ziet. Dat is wat je mij hebt verteld, toch?'
Ik knik mompelend.
'En volgens jou zie je regelmatig een vrouw die mogelijk een familielid van Gary is?'
Weer knik ik. Ik kijk toe hoe hij zijn kladblok pakt en er geconcentreerd en lezend naar kijkt. 'Christina Preston?'
Voor de derde keer knik ik. Tot nu toe ben ik het de hele tijd met hem eens met wat hij me allemaal zegt. 'Maar.. het is geen sprake van hallucinatie, meneer.' Ik slik en sluit mijn ogen.
Nieuwsgierig kijkt hij op. 'Vertel me wat je denkt, Briana.'
Ik schraap mijn keel. 'Deze vrouw en de jongeman die ik bij mijn oma in Orlando heb gezien, zijn niet zomaar figuren die niet bestaan,' Ik leg de nadruk op "figuren". 'Ze bestaan wel, alleen komen ze niet van deze wereld. Of nou ja, niet meer.'
Hij kijkt me met haast dichtgeknepen ogen aan en met zijn vingers strijkt hij aandachtig over zijn kin.
'Het zijn entiteiten, of geesten, die ooit ook mensen waren geweest. Dus ze komen uit het hiernamaals. Geloof het of niet, het is waar. Deze vrouw, Christina Preston, was een familielid van Gary Preston. Ik dacht al die tijd, sinds dat ik hem kende, dat hij met zijn achternaam "Hanson" heette. Dat is wat hij mij en iedereen die hij kende wijs maakte. Maar hoe dan ook, er was duidelijk iets gebeurd met Christina, jaren geleden, waardoor ze misschien depressief is gestorven en zo haar boze geest uit haar lijf is ontsnapt. Dat is wat ik tot nu toe heb begrepen.'
Ron knikt langzaam en zijn ogen rollen een andere richting op, als teken dat hij aan het nadenken is. Na een paar seconden opent hij zijn mond. 'Die Christina Preston, hé,' stamelt hij. 'Hoe kun je haar uiterlijk het beste noemen in één woord?'
'Hoe bedoelt u?'
'Als je naar haar kijkt,' probeert hij me uit te leggen. 'Wat is het eerste woord dat in je opkomt? Normaal?'
Ik schud mijn hoofd. 'Demonisch.'

Ik zit naast Drew in zijn glimmende, zwarte auto en ik laat mijn hoofd achterover vallen, tegen de hoofdleuning aan. Drew ziet het en glimlacht voorzichtig. 'Was het zó erg?'
Ik haal een diepe zucht als antwoord. In plaats van mijn ouders te hebben gebeld, belde ik Drew om me op te halen. Ik had totaal geen behoefte aan mijn ouders op dat moment. Ik wilde gewoon even met Drew zijn. Ook al weet hij niet meer wie Meggie en mrs. Campbell zijn. Het blijft Drew. Dé Drew die me altijd wel probeert te begrijpen. Alleen dit keer is het haast onmogelijk. Ik kan het zelf niet eens uitleggen. Ik staar droevig voor me uit, nadenkend over wat ik nu in hemelsnaam moet doen. Wat ik met dit incident moet doen. Mijn leven is niet normaal meer.
Drew parkeert de auto recht voor een supermarkt en kijkt me aan. 'Moet je iets drinken?'
Ik schud mijn hoofd, zonder ook maar één woord te zeggen. Ik voel tranen achter mijn ogen branden en met moeite houd ik ze erachter gevangen. Ik moet me sterk houden, hoe moeilijk het ook is. Huilen helpt niet. Met huilen bereik ik niks mee. Met huilen wordt mijn leven niet zoals het eerst was. Met huilen, kom ik niet vooruit..
Dan voel ik een warme hand op mijn bovenbeen rusten. 'Bri..?'
Ik bijt op mijn trillende lip en kijk dan Drew aan, die gelijk aan me ziet dat ik niet lekker in mijn vel zit. Zijn hand verplaatst zich naar mijn wang en ik voel zijn vingers die mijn huid zachtjes strelen. Langzaam verschijnt er een bewegende glimlach in mijn gezicht. Door hem gaat er een warmte bij me naar binnen. Wanneer ik in zijn heldere, mooie ogen kijk, vergeet ik heel even wat er in mijn gedachtes zit. Negativiteit dwaalt langzaam weg en een "tijdelijke blijheid" vraagt om toegang in mijn lijf. Ik leg mijn hand op de zijne, die nog steeds op mijn wang rust. Ik pak het beet en knijp er zachtjes in, als teken dat ik zijn warme hand wil vasthouden. Hij reageert er meteen op en vouwt zijn vingers om het mijne. We blijven elkaar, in stilte, aankijken. Het is geen ongemakkelijke stilte, geen dodelijke stilte. Het is een fijne stilte. Onze ogen zeggen duizend woorden tegen elkaar.
Heel even valt mijn oog op zijn lippen. Mijn mond verlangt naar hem, maar ik weet niet zeker of dat ook bij hem geldt. Maar dan merk ik dat onze gezichten nog maar een paar centimeter van elkaar verwijderd zijn. Hij gaat me kussen. Ik voel het. Ik denk nu even niet meer aan Mel, of aan de rest. Of aan al mijn problemen. Ik denk alleen maar aan Drew, en zijn lippen die ik heel graag wil proeven. Ik hou hem, of mezelf, niet tegen. Ik laat het gebeuren. Ik wíl hem.
Ik sluit mijn ogen en een paar tellen later voel ik zijn zachte lippen die tegen de mijne aan prikken. Ik open voorzichtig mijn mond en hij reageert er meteen op. Ik voel zijn tong die de mijne zojuist heeft ontmoet. Een zachte kreun ontsnapt uit mijn mond van genot en op dat moment leg ik mijn handen in Drews nek. Een gevoel, dat ik al een lange tijd niet meer heb gevoeld, stroomt bij me naar binnen. Een fijn, veilig gevoel.

The Strange Lady (chapter I: the beginning)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu