Hoofdstuk 2: De aanval.
Louisa's POV:
Ik was de jongen niet meer tegengekomen, maar ik moest telkens denken aan hoe hij daar gestaan had. Uiteindelijk besloot ik om hem gewoon uit mijn hoofd te zetten. Het was waarschijnlijk mijn verbeelding geweest. Doordat ik ondanks dat nog steeds piekerde over de jongen, zag ik een boomwortel over het hoofd en viel ik op de grond. Toen ik weer opstond voelde ik een stekende pijn bij mijn enkel en kon ik nauwelijks op mijn enkel staan. Ik had waarschijnlijk mijn enkel verstuikt. Langzaam strompelde ik verder richting de hut van mijn grootvader. Eindelijk was ik vlakbij de rand van het bos gekomen, maar opeens hoorde ik een zachte plof achter me. Ik draaide me langzaam om, maar er was niets te zien. Toen ik weer verder wilde lopen, werd ik van achteren vastgegrepen en werd er een doek tegen mijn mond en neus gedrukt, waardoor ik moeilijk kon ademen. Ik probeerde te ontsnappen door me uit de greep van het iets of iemand te verlossen, maar na een tijdje voelde ik mijn lichaam slapjes worden en kon ik me amper verzetten. Plotseling werd ik op de grond gelegd en voelde ik hoe iets de wond bij mijn enkel likte. Ik probeerde met mijn benen te trappen, maar mijn benen wilde niet bewegen. Ook probeerde ik te zien wat er met mijn benen was, maar het enige wat ik te zien kreeg was een wazige zwarte vlek met twee felrode ogen. Het iets had mijn enkel losgelaten en zat opeens naast mij. Het tilde me op zodat ik op ooghoogte zag en likte toen mijn nek. Ik voelde hoe twee scherpe dingen zich in mijn nek boorde en hoe het iets zijn lippen om mijn hals sloot en begon te drinken. Daarna werd alles zwart om me heen.
Lucas' POV:
Ik was geschokt toen ik er na een tijdje achter kwam dat mijn prooi geen dier was. Ik had al die jaren dat ik samen met mijn pleegouders op jacht ging, gejaagd op dieren. Maar ik had nu geen enkel dier gezien dus ik moest wel een mens aanvallen om te overleven. Gelukkig had ik altijd voor de zekerheid een verdovingsmiddel mee, om te zorgen dat het mens mij niet zou kunnen zien of voelen. Ik sprong uit de boom en landde zo zacht als ik kon, precies achter het mens. Toen pas zag ik wie mijn prooi was. Het was het meisje dat ik bij het meer gezien had. Opeens zag ik de grote wond op haar been. Ook liep ze nu mank en haar enkel was erg opgezwollen. Ze was waarschijnlijk gevallen over een boomwortel. Ze had me gehoord en draaide zich om. Zo snel als ik kon rende ik tot achter haar rug. Verbaasd keek het meisje naar de plaats waar ik net stond en bleef verbaasd kijken. Snel pakte ik de doek met verdovingsmiddel en duwde deze tegen haar mond en neus aan. Ze schrok heel erg en verzette zich hevig, maar ik was toch veel sterker en na een tijdje werd ze wat slapjes. Ik legde haar nog zachtjes op de grond en meteen daarna nam mijn vampieren instinct mijn lichaam over. Ik werd meteen naar de wond op haar been toegetrokken omdat deze erg diep was en er veel bloed uit kwam. Ik likte het bloed van de wond op haar been. Het smaakte heerlijk. Veel beter dan de meeste dieren of mensen die ik gebeten had. Ik genas de wond op haar been een beetje en wilde eigenlijk weggaan, maar ik had al zo lang niet meer gegeten dat ik de drang om haar bloed te drinken niet kon weerstaan en ik haar bij haar schouders pakte en tegen mij aan legde zodat ze rechtop zou blijven zitten. Ik kon de smaak van haar bloed proeven toen ik haar nek likte op zoek naar een goede plaats om te bijten. Ik had een ader gevonden in haar hals en beet. Haar bloed was gewoonweg heerlijk. Ze was volkomen gezond, maar op de een of andere manier voelde ik me steeds schuldiger naarmate ik haar bloed dronk. Nadat ik haar gebeten had was ze flauwgevallen waardoor ze nu slap tegen mij aan lag. Zelfs nu zag ze er betoverend mooi uit. Haar lippen waren zo rood als bloed en haar haar was zo zacht als zijde. Ik stopte met drinken omdat ik een vreselijk gevoel kreeg in mijn borst. Ze lag vredig op de grond en zou waarschijnlijk nooit meer wakker worden. De pijn in mijn borst werd steeds erger en ik voelde me ook vreselijk schuldig dat ik zo'n mooi meisje van haar leven zou beroven. Ik beet in mijn eigen hand en dronk mijn bloed, maar ik slikte het niet ik. Zachtjes duwde ik mijn lippen op de hare. Ik opende haar mond een beetje en liet mijn bloed in haar mond stromen. Ik hoopte dat ik zo haar leven zou kunnen redden, zonder haar in een vampier te veranderen. Opeens ging haar borstkas hevig op en neer en keek ze mij geschrokken aan. Ze wilde zich lostrekken, maar ik hield haar vast tot ze slikte. Ze zou nu in ieder geval blijven leven. Ze zakte weer weg en ik tilde haar voorzichtig op. Nu ik vlakbij de rand van het bos was zou ik vast wel een plek tegenkomen om een tijdje te blijven. Langzaam daalde ik af en wat verderop zag ik een oude berghut staan. Ik klopte op de deur en een grote, maar oude man deed open. Eerst keek hij me nors aan, maar toen hij het meisje zag zei hij met een brommende stem: ''Wat is er met mijn lieve kleindochter Louisa gebeurd?'' Ondanks zijn botte uiterlijk en bromstem klonk hij oprecht en bezorgd en ik antwoordde: ''Beste man, ik heb uw kleindochter in het bos gevonden. Ze is gevallen en heeft toen denk ik haar hoofd gestoten, waardoor ze is flauwgevallen. Ook denk ik dat ze haar enkel verstuikt heeft.'' De man keek eerst nogal wantrouwend aan, maar hij zei toch: ''Dank u wel, dat u mijn kleindochter gebracht heeft. Als u wilt kunt u wel een poosje blijven. Het dichtstbijzijnde dorp is namelijk een dag vanaf hier.'' ''Als het zou kunnen, zou ik heel graag een poosje blijven. Dank u wel.''
JE LEEST
Mijn Liefde voor Jou.
RomanceLouise (14 jaar) woont alleen met haar grootvader in Oostenrijk. Als ze op een keer vanuit het bos naar huis loopt wordt ze aangevallen door een vreemd wezen met felrode ogen. Wat is dat voor een wezen? en waarom voelt zij zich vreemd als de nieuwe...