19. Melanie
"Melanie?" Twee mannen openden de celdeur, voordat mijn moeder hen opzij duwde en me omhelsde. "We hebben niet veel tijd." zei ze, voor ze me terug wat van zich afduwde. "Er is een heleboel commotie buiten. Blijkbaar is iemand binnen gedrongen en vraagt hij naar jou." Ik bekeek haar met open mond. "Naar mij?" herhaalde ik. Ze sloeg haar armen opnieuw om me heen. "Ik weet niet wanneer ik je nog terug zie, maar weet dat ik je ontzettend graag zie schat. Ik heb dit allemaal nooit gewild. Je vader maakt alleen niet altijd de juiste keuzes. Maar bij hem zal je veiliger zijn dan hier."
Veel tijd om te reageren had ik niet, aangezien de twee mannen mijn armen al vastpakten. Mijn moeder beende achter ons aan. "Vergeet nooit dat ik er voor je zal zijn, schat. Zodra de storm hier is gaan liggen, zal ik er alles aan doen om je terug naar hier te halen." Zodra we buiten waren, stopte ze met praten.
We moesten een aantal honderden meter stappen, voor ik de echte commotie zag. Veel roedelleden stonden buiten en keken me allemaal aan, zodra ik voorbij liep. Vanop een afstand zag ik mijn vader staan. Zijn ogen keken droevig en onzeker.
De mannen lieten me los, zodra ik voor hem stond. "Papa, wat is er aan de hand?" vroeg ik hem. Mijn moeder had me weinig informatie gegeven en door de vele roedelleden te zien, merkte ik nu pas dat er echt iets vreemd aan de hand was. "Ik ga niet blijven wachten!" Ik herkende de stem meteen, waardoor mijn aandacht van persoon wisselde. Een paar meter verderop stond Casper. Hij hield een man stevig vast.
"Melanie is hier. Kan je hem dan nu loslaten?" Mijn vader had mijn pols vast. Hij wreef erover met zijn duim, alsof hij me zo wou zeggen dat alles goed kwam. "Hij gaat met ons mee naar de grens. Anders geraken we hier nooit buiten." Als vanzelf zette ik een aantal stappen naar voor en ging naar hen toe. Opeens was het ook muisstil, alsof iedereen verwachtte dat ik zou tegenwerken. Dat ik niet wou meegaan met Casper.
Mijn toekomst was bij hem even onzeker als hier. Alleen was er niets dat me weerhield om hem niet te geloven. De matebond tussen ons was nog steeds sterk, zeker langs mijn kant. En aangezien hij teruggekomen was, hoopte ik dat dat bij hem ook het geval was.
"Casper?" Zijn ogen keken me niet aan. In de plaats daarvan waren ze strak op mijn vader gericht. "We gaan langzaam naar achter lopen." mompelde hij, voor hij deed wat hij net gezegd had. Ik volgde zijn voorbeeld en volgde. Mijn ogen keken ondertussen naar alle roeddelleden, die ons op hun beurt ook in de gaten hielden. Waarschijnlijk dachten ze enkel aan de man die Casper vast had. Hij had hem wat van zich afgeduwd en hield het pistool in die kleine ruimte.
Het was muisstil terwijl we naar de grens liepen. Enkel onze voetstappen en ademhaling was hoorbaar. "Melanie, zodra ik hem loslaat begin je te lopen." Mijn vader en een aantal anderen waren ons gevolgd, tot aan de grens. Ze maakten geen aanstalten om ons aan te vallen. Alleen leek me dat wel hun plan zodra Casper de man losliet.
"Nu." Casper duwde de man voor zich uit en draaide zich om. Op dat moment was ik al in mijn wolf veranderd en liep ik het bos al in. Ik had helemaal geen idee waar ik naartoe moest, dus besloot ik gewoon rechtdoor te lopen. Pas na een paar minuten besloot ik te vertragen en zochten mijn ogen naar Casper.
Door een stekende pijn veranderde ik terug in mijn mensenvorm. Ik hapte even naar adem en voelde mijn hart sneller kloppen. Mijn wolf jammerde in mijn hoofd. Hier was ook maar één logische verklaring voor: mijn vader had mijn band met de roedel verbroken. Nu zou ik hen niet meer kunnen bereiken met de mindlink. Alle banden die ik met hen had waren weg. Alleen had ik daar op dit moment helemaal geen spijt van.
"Ze zijn ons niet gevolgd."Ik draaide mijn hoofd in Casper's richting. Ik had niet eens gemerkt dat hij me gevonden had. Zijn ogen stonden bezorgd zodra hij opmerkte dat ik pijn had. Hij beende naar me toe. "Gaat het wel?" Ik hield mijn hand voor me, als teken dat het wel ging. "Het is niks." mompelde ik. Ik voelde de tranen branden in mijn ogen. Daarom sloot ik ze, in de hoop dat Casper het niet zou merken.
"Het spijt me. Misschien ... Misschien had ik je beter niet moeten komen halen." Mijn ogen schoten open, om daarna mijn hoofd te schudden. "Ik ... Ik weet niet waarom je het gedaan hebt of wat je bedoeling juist is, maar bedankt." zei ik met een geforceerde glimlach. Casper haalde kort zijn schouders op. "Bedankt me maar als mijn groep je aanvaard, en niet aanvat." Ik hield mijn hoofd schuin en wachtte even af. Wat bedoelde hij juist?
Hij merkte al snel op dat ik geen reactie had. "Ik ... Ik ben van plan om je naar mijn groep te brengen. Ik hoop je zo wat tijd te geven om te bekomen en hopelijk kan je dan een plek vinden waar je kan wonen." Ik zette onbewust een stap naar achter. Bedoelde hij nu echt dat ik bij jagers moest wonen?!
"Dit was de enige mogelijkheid, Melanie. En daarbij, je moet geen schrik hebben. Ik ben bij jou. Ik zal ervoor zorgen dat ze je me rust laten." Ik slikte moeizaam. Mijn vingers wreven over de tattoo. Mijn hele lichaam zei dat ik moest weglopen. Hem moest bedanken en zelf mijn weg moest zoeken. Alleen waren zijn woorden veel te aanlokkelijk. De matebond wou niets liever dan hem geloven en met hem meegaan.
"Kom, hoe sneller we daar zijn hoe beter." Hij stak zijn hand naar me uit, als uitnodigdend gebaar. Zonder verder nog te twijfelen, pakte ik het vast. En bezegelde dan ook mijn keuze. Om naar de vijand te gaan.
A/N: Laat zeker weten wat jullie ervan vinden!
Vote/Comment/Follow
JE LEEST
Myth Hunter
WerewolfElke weerwolf wachtte op hetzelfde moment. Het moment waarop ze voor de eerste keer konden veranderen. Meteen ook het moment waarop er een tattoo op hun lichaam verscheen. Elke tattoo was anders. Toch was er altijd één die net dezelfde was. Die van...