hoofdstuk 42

447 22 5
                                    

~ Fenna ~

Het is stil op het bureau. Menno en Carla zijn nog steeds in het ziekenhuis. Liselotte is in haar lab. Bram zit achter zijn bureau en ik zit op zijn bureau. Een gesprek voeren zit er niet in. Ik zit een beetje naar buiten te staren en Bram zit met zijn telefoon te kloten. Niks bijzonders allemaal dus. Ondanks dat er genoeg geluid wordt geproduceerd door de andere aanwezigen op het bureau is het op de plek waar Bram en ik ons begeven stil. Of dat alleen maar zo lijkt ? Geen idee. Ik vind het wel even prettig. Kan ik in alle rust een beetje nadenken en bijkomen. De afgelopen 2 weken heb ik slecht geslapen. Een paar nachten zelfs helemaal niet. Dan was ik de hele nacht wakker en moest ik denken aan alle onuitgesproken ruzie's die ik met Evert heb gehad en aan hoe alles zou kunnen lopen. De tranen vloeide rijkelijk. De hele nacht heb ik voor me uit zitten staren. Ergens rond een uur of 7 keek ik eens op de klok. Om kwart over 8 moest ik op het werk aanwezig zijn. Naar bed gaan had dan geen zin meer. Had het toch al niet want ik kon toch niet slapen. Dan kwam ik als een spook het bureau binnen lopen. Iedereen die me aan keek. Nee, dat zeg ik verkeerd. Het was niet alleen kijken het was letterlijk staren geworden. Begrijpelijk. Carla die wilde op die dagen dat ik naar huis ging om alsnog te gaan slapen. Eigenlijk heeft ze gezegd dat ik vrij mag nemen tot dat ik er weer klaar voor ben om te werken. Maar dat kan ik de rest van het team niet aan doen. Ze missen Evert al en als ik dan ook nog eens af val hebben ze helemaal te weinig mensen. Dan moeten de overgebleven teamleden nog harder lopen dan dat ze nu al doen en geloof me we lopen nu al de benen onder ons lijf vandaan. De ene zaak na de andere stroomt binnen. Iedereen houdt vol dat ze het wel gaan redden zonder mij. Daar twijfel ik ook niet aan maar voelt gewoon niet goed om ze nu ook in de steek te laten. We hebben elkaar allemaal nodig. Niet alleen op werkgebied ook op persoonlijk vlak. De stilte wordt verstoord door een harde ringtone. Ik kijk op naar Bram. " telefoon " zeg ik alleen. " ik hoor het " " neem dan op "" maar het is jouw telefoon " Ik kijk naast me op het bureau. Inderdaad. Bram heeft gelijk. Het is mijn telefoon die afgaat. Weet ik nu ook al niet meer hoe mijn eigen telefoon klinkt ? Het wordt alleen maar erger geloof ik. Zonder te kijken wie mij belt neem ik op.

In de auto staat de radio  erg hard. Afleiding noemt Bram het. Afleiding van het verkeer, ja. Carla kon alleen maar stotteren aan de telefoon. Enigszins verstaanbare woorden kon ik niet uit ons korte dialoog over de telefoon opmaken. De enige paar woorden die ik hoorde waren; Evert, komen en nu. Nou, 3 keer raden waar we nu naar toe gaan. Ik zit voorin op de bijrijdersstoel terwijl Bram rijd. Lies is achtergebleven op het bureau. Ze was bezig met een onderzoek zei ze. Het lijkt wel als of we alle stoplichten mee hebben want binnen 10 minuten rijden we de parkeerplaats van het ziekenhuis op. Het ziekenhuis waar ik naar mijn mening de afgelopen 2 weken veel te veel ben geweest. 

Een aantal dokters begroeten ons onderweg naar boven. We nemen de lift en komen aan op de 3e etage. Kamer 349 is de uiteindelijke eindbestemming. Menno en Carla zitten allebei op een stoel naast het bed van Evert. Ik ga op de laatste stoel zitten en Bram blijft staan. " zijn toestand is met een heel klein percentage verbeterd " is het de beurt aan Menno om ons op de hoogte te brengen van de laatste ontwikkelingen. Een klein percentage. Niet veel maar hij gaat dus vooruit. Dat is het belangrijkste. De grootte van de stappen maakt niet uit zolang hij ze maar maakt. Dit nieuws geeft ons weer een beetje hoop. Hoop voor de toekomst. Hoop die we hard nodig hebben. Want hoop is het enigste waar we nu op kunnen leunen. Het enige wat er voor zorgt dat we niet kopje onder gaan in deze zee van onmacht en drama.

Moordvrouw storyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu