hoofdstuk 43

425 21 9
                                    

~ Fenna ~

Ik zit in m'n eentje in de auto. Mijn blik gefocust op de weg. Ergens op de achtergrond klinkt de muziek van de radio. Ik ben onderweg naar het ziekenhuis. Eigenlijk met een beetje tegenzin. Sinds een week word de hoop van de team weer flink op de proef gesteld. De vreugde was groot toen we hoorde dat Evert een kleine vooruitgang had geboekt. De schrok was daar in tegen groter toen we nog geen 2 dagen later te horen kregen dat zijn toestand toch weer achteruit is gegaan. Het zekere voor het onzekere moest genomen worden. Elke dag is er nu iemand bij Evert in het ziekenhuis. Af en toe blijft er ook iemand bij hem slapen, zodat hij niet constant alleen is. Om daarnaast ook nog te werken en een goede nachtrust te krijgen is zwaar, maar toch zou niemand het anders willen op dit moment. De geur van chinees eten verspreid zich door de auto. Ik los Menno zo meteen af in het ziekenhuis en had beloofd om eten mee te nemen. Zin en tijd om te koken had ik niet dus daarom is het afhaalvoedsel geworden.

Menno trekt de deur van de ziekenhuis kamer achter zich dicht. Hij had nog aangeboden om samen het afgehaalde voedsel te nuttigen, maar dat heb ik afgewezen. Ik had het immers voor hem gehaald en ik zou toch geen hap door mijn keel krijgen. Ik ga op de stoel zitten die Menno naast het bed van Evert had geplaatst. In zijn gezicht zit al zoveel meer kleur dan toen ze hem binnen brachten. Hij lijkt alsof er eigenlijk niks aan de hand is met hem. Was dat maar zo. Mijn blik valt op de monitor aan de andere kant van het bed. De monitor waaraan hij is gebonden. De monitor waar op allemaal verschillende lijntjes en symbolen in allemaal verschillende kleuren worden aangegeven. Wist ik maar wat elke lijn, kleur of symbool zou betekenen. Niet dat dat iets aan de situatie zou verbeteren, maar toch. Misschien zat ik hier dan een stuk beter op mijn gemak.

Mijn hoofd til ik langzaam op. Langzaam, zodat ik hem niet wakker maak. Een rare gedachte, aangezien ik weet dat het toch niet zal gebeuren. Zelfs niet als ik nu bijvoorbeeld op hem zou gaan springen. Het is al donker buiten. Ik heb net bijna 2 uur met mijn hoofd op het bed, dicht tegen Evert aan liggen huilen. Mijn haar plakt aan mijn gezicht door de tranen. Ik veeg de haren weg, net als de tranen die nog over mijn wangen rollen. Dat ik überhaupt nog tranen heb verbaasd me. De afgelopen paar dagen heb ik niks anders gedaan dan huilen. Alleen tijdens het werk lukte het me om mezelf sterk te houden. Een enkele keer ging het met pijn en moeite, de andere keer ging het me veel beter af dan verwacht. Hoe moeilijk het soms ook was, ik moest door. Carla heeft me bijna bevolen om een een paar dagen of een paar weken betaald verlof op te nemen. Hoe graag mijn lichaam ook zou willen, ik kon het niet. Werken is de enige manier om mezelf af te kunnen leiden. Ieder ander zou een paar dagen op vakantie gaan of helemaal niks doen, maar dat kan ik niet. Op vakantie gaan was sowieso geen optie. Ik kan Evert niet alleen laten - ook al merkt hij waarschijnlijk niet eens dat ik of de andere hier zijn. 

Ik werp een korte blik naar mijn pols. Vijf over half elf in de avond. Het zilveren horloge om mijn pols schittert in het maanlicht dat door een kleine opening van de gordijnen de kamer kan betreden. Het horloge dat veel te groot is en eigenlijk niet eens van mij is. Het is van Evert. Sinds hij in het ziekenhuis ligt heb ik het elke dag gedragen. Zo is hij nog enigszins bij me ondanks hij een paar kilometer van huis, in een ziekenhuis bed ligt te vechten voor zijn leven. Hij is sterk, dat weet ik. Hij zal mij en de rest van het team - zijn vrienden, zijn familie - niet in de steek laten. Niet op deze manier in ieder geval. Hij zal vechten tot hij niet meer kan en zelfs dan zal hij nog niet stoppen. Dat weet ik, dat voel ik. Ik werp nog een blik op het horloge en merk dan pas hoe snel de tijd eigenlijk voorbij vliegt. Een kwartier geleden kijk ik voor het laatst op het horloge. De wijzers geven vijftien minuten verandering in de tijd aan, terwijl het voor mijzelf voelt als één korte ademhaling. Ik schuif voorzichtig de stoel waar op ik zit een stukje naar achter en kom langzaam overeind. Mijn benen voelen zwaar aan. Al helemaal als ik zoals nu er met mijn hele gewicht op steun.' Ik zie je snel weer. ' Ik plant een korte kus op zijn voorhoofd. Ik zucht kort en draai me dan om. Hoe langer ik hier zou staan, hoe moeilijker het wordt om nog naar huis te gaan. Ik pak mijn tas op van de vloer en hang deze om mijn schouder. Nog één keer draai ik me om en kijk ik naar hem. Met lood in mijn schoenen en in slakkentempo verplaats ik mezelf naar de deur. Achterom kijken doe ik niet, bang dat ik dan helemaal niet meer naar huis wil. Ik doe een handreiking naar de deurklink en duw deze al zacht naar beneden. Ik schrik op doordat de stilte die in de kamer heerst wordt doorbroken. ' Fenna, blijf alsjeblieft. ' 

Moordvrouw storyWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu