Mijn gevangenis

47 4 2
                                    


toen ik wakker werd zat ik vastgeketend aan een metalen paal in een donkere ruimte, waarvan ik niet kon zien hoe groot die was. Het enigste licht in de kamer was een klein olielampje naast mij. Bang keek ik om me heen, ik zag alleen maar duisternis die zich overal om me heen bevond. Ik voelde een traan over mijn wang rollen en al gauw begon ik luid te snikken, te huilen van angst en van verdriet, want ik herinnerde me nog precies wat er met mijn ouders was gebeurd, ik zag mijn vader en moeder daar nog steeds liggen met het bloed overal. Ze waren dood. Ik zou ze nooit meer zien. En met die gedachte huilde ik mezelf uiteindelijk in slaap, om de meest vreselijke dromen te hebben.


in het begin was het best een mooie droom. Ik was een prinsesje met haar eigen kasteel en met z'n mooie prinsessen jurk waar ieder klein meisje van droomt, alleen droomde ik van een blauwe jurk en niet roze, ik haatte roze. Ik danste in de gigantische balzaal en gleed van de trapleuningen af, voor heel even vergat ik mijn verdriet en was ik gelukkig. Totdat ik een kamer in liep en ik plotseling in de kamer van mijn ouders stond. Ik zag mezelf daar liggen terwijl een van de vreemde mannen zich over mijn ouders heen boog en met een mes hun keel door sneed. Ik gilde maar er kwam geen geluid uit mijn mond ik zakte door mijn knieën en sloot mijn ogen in de hoop dat het zou verdwijnen. Toen ik mijn ogen opende stond ik weer tussen de vier eiken in de woestijn. "jij zal leven om nooit te sterven." Galmde de stem van de vrouw, maar ik zag haar nergens. Plotseling hoorde ik een luide knal en mijn oren begonnen te peipen. Toen opende ik mijn ogen en schoot ik recht overeind, tenminste dat had ik gedaan als ik niet geketend was geweest. Het was nu een stuk lichter in de gevangenis waar ik zat, want dat was het, een gevangenis met stalen tralies voor de ramen waar nu zonlicht doorheen kwam. Er waren drie ramen en een deur waar ook een klein raampje in zat, maar door dat raampje scheen geen zonlicht, maar gewoon het licht van een lamp. Eigenlijk wou ik opstaan en naar een raam lopen om naar buiten te kijken, maar dat kom niet door die stomme ketens. Ik begon weer te huilen toen ik voetstappen hoorde op de gang en even later werd er aan het slot gerommeld en vloog de deur met een klap open.

Live to never dieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu