De trainingen

40 4 7
                                    


Dat was zo ongeveer mijn mentale training. En geloof me dat was genoeg, want als je ooit een onschuldig iemand in koele bloeden hebt vermoord, als je ooit zonder twijfel de trekker hebt overgehaald en een leven hebt ontnomen, dan zal je nooit meer angst voelen dan zal je nooit meer huilen om mensen die je niet kent en dan zal je nooit meer mededogen tonen naar je medemens. Nee geen medemens, want als je dat zomaar over je hard kan verkrijgen ben je geen echt mens meer maar een Monster. Want dat is wat ze me maakte, dat is wat ze van robotarm hadden gemaakt, een moordend Monster. Niets meer en niets minder. Maar met mentale training ben je nog niet klaar, want dan heb je de lichamelijke training nog en die is zwaar, heel zwaar. Mijn lichamelijke training begon vrijwel meteen toen robotarm mij naar de verlaten sporthal diep in het bos, waar de brand nog niet was gekomen. Acht kilometer. Acht kilometer heb ik gerend. Vier over de as van wat eens een bos was en vier over de zachte mos vloer van het woud. Ik herinner me het maar vaag. Wat ik nog wel weet is dat ik gebroken was toen we aankwamen. Vanaf die dag rende ik elke dag dat hele stuk heen om hem vervolgens terug te joggen. Daarna vijftig keer opdrukken en vijf keer naar boven klimmen in de touwen. Daarna waren de oefeningen elke dag anders. De ene dag een parcours door het bos. Weer een andere dag boom klimmen, om de volgende dag weer met geweren, messen of zwaarden te trainen. Dat laatste gebeurde het vaakste. En heel soms gingen we motorrijden. Fantastisch vond ik dat, al kon ik met mijn korten armpjes nauwelijks bij het stuur. Het zag er vast hilarisch uit. Een zes jarige op z'n grote motor die door het bos racete met een man met een mechanische arm.

ik scheurde door de bocht en schoot robotarm weer voorbij. "Als je de bochten nou gewoon iets sneller neemt dan zou ik je niet steeds inhalen." Riep ik hem vrolijk toe. "En als jij nou eens snel bleef rijden kon je me ook voor blijven." Riep robotarm terwijl hij me voorbij schoot. "Dat is niet eerlijk. Jij hebt mij nooit mijn motor laten opvoeren, die dingen moet ik altijd op die van jouw oefenen. Mijn motor kan gewoon niet sneller dan dit." Natuurlijk voelde deze snelheid al geweldig. Het voelde alsof ik eindelijk vrij was. En ik hield van dat gevoel van vrijheid. "Shit" mompelde ik toen ik onze geïmproviseerde finishlijn zag. "Alweer verloren." "Niet getreurd, ik weet zeker dat je het ooit van me gaat winnen. Ik heb nog nooit iemand met zo'n snelheid door de bocht zien gaan. Gebruik dat talent maar goed kleine meid." kleine meid. Zo noemde hij me nou altijd. Zo kon je merken dat hij niet getraind was op menselijkheid. Nog nooit had hij ook maar iets over mij gevraagd, zelfs mijn naam en mijn leeftijd niet. Hij noemde me gewoon kleine meid en ik hem robotarm, want antwoord geven op mijn vragen deed hij evenmin. In stilte reden we rustig terug naar de sporthal. "Ik denk dat je klaar bent voor je eerste missie." Ik keek hem aan. "Denk je dat echt?!" "Dat gaan we morgen zien, dan heb ik een laatste test om te kijken of je klaar bent en als je klaar bent gaan we zo snel mogelijk beginnen. Ze willen die jongen overmorgen pakken." "Welke jongen?" "Dat leg ik je dan wel uit. Morgen ochtend vertrekken we voor zonsopkomst naar de oude basis..."


Live to never dieWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu