deel 53

635 21 0
                                    


pp zaka

Ik liep, liep en liep. Door de drukke straten van Casablanca, langs cafetjes, langs winkels, langs kappers, langs apotheken, langs teleboutiques, langs de mensen. Ik stak de drukke straten over zonder om mij heen te kijken, ik lette niet op de mensen die mij dingen nariepen, het leek alsof ik zweefde. Alsof ik werd geduwd door iets, iets wat mij bijstond, iets dat mij stuurde. Ik zag een lege taxi rijden, hield hem aan, stapte in ''3abini nen b7ar'' (breng me naar het strand). Ik kon niet naar Sou, niet nu, ik kon haar niet vertellen wat voor verschrikkelijks zich in haar lichaam afspeelde, ik kon haar dat niet aandoen. Of misschien, misschien kon ik dat mezelf niet aandoen. Ik wist het echt niet meer, ik voelde me verward, totaal uitgeput, in de steek gelaten, kapot van binnen. Misschien was dit wel mijn schuld, misschien als sou er nooit achter was gekomen dat ik nog van saara hield, misschien had ik haar dan al die stress bespaard, al die tranen, al die emoties. Misschien was daarom haar lichaam uitgeput en misschien had daarom die tumor de kans gehad te groeien?
Ye rabie, waarom? Waarom zij? Waarom worden de goeien in het leven weg van ons genomen? En waarom worden de slechten met rust gelaten? ye rabie alash, alash?

De taxi stopte, zonder iets te zeggen stapte ik uit, ik gooide de chauffeur een verfrommeld briefje van 100 dirham toe. Ik begon weer te lopen, ik voelde de zeelucht, ik proefde het zout al op mijn lippen en ik zag de zee. Zo blauw, welliswaar niet zo blauw als de middellandse zee, maar mooi. Onze zee, de marokkaanse zee, de zee van ons allemaal. Die zee die zo oneindbaar groot was, en waar wij mensen maar zo een klein deeltje van uitmaakten. Sterker nog, wij maakten geen deel uit van de zee, wij waren geen zeedieren, wij waren mensen. Wij hadden benen om mee te lopen, handen om mee te eten, een mond om mee te praten.. Was het maar zo simpel, dat wij gewoon zeedieren waren, gewoon dolfijnen of mooie zeepaardjes, dan was er geen sprake van oorlog, van armoede, van honger, van list en bedrog, van elhoub wa elkdoub. Dan was het leven echt mooi..

Het leven is 1 grote test, dit is allemaal Allahs wil. Als Allah wil dat Sou ziek wordt dan is dat Zijn wil, als Hij wil dat Sou deze wereld verlaat en tot Hem terugkeert, dan is dat Zijn wil. Als Hij ons het mooiste wat ter wereld bestaat, een kindje, wil schenken, dan krijgen we dat van Hem, dan moeten we Hem dankbaar zijn, en Hem eren. Als dit zo geschreven is, wie ben ik dan? Wie ben ik om aan dit lot te twijfelen? Wie ben ik dan om ondankbaar te zijn voor al het mooie wat ik van Hem heb gekregen? Ja wie ben ik? Ben ik Zakaria, die playertje, ben ik zaka, die hartendief, en die hartenbreker, ben ik zaka die gigantische klootzak? Of ben ik zakaria, een man met ballen? Een man die zijn verantwoordelijkheden kent, die onderdanig is aan Hem, aan Allah? Dat ben ik, dat zijn wij..

Ik ging met mijn handen door het zand en liet de zandkorrels door mijn vingers glijden. Want als 1 regendruppel kon beschrijven hoe mooi ik je vind, dan zou het voor alijd regenen. Dat had ik toch gestuurd in het prille begin van de relatie tussen mij en Sou? Dat had ik haar toch gestuurd na ons eerste afspraakje.. En als al deze zandkorrels hier zouden kunnen beschrijven hoeveel ik toch van je hou Sou, dan zou alles uit zand bestaan.. Ik had je gemist, ik praatte tegen mezelf, alsof Sou tegenover me zat.. Sou, ik wil je niet kwijt! Godverdomme! Je moet blijven, je moet sterk zijn Sou, je moet ze moer wat leren sou, die tumor moet je bestrijden! Kom op, je kan het, samen kunnen we het! Doe het voor jou, voor de baby, voor ons!

Ik veegde met mijn handpalmen de tranen van mijn gezicht af, ik voelde me zo schuldig, dit was allemaal mijn fakkin schuld.. Ik wou altijd meer, meer, meer! Waarom was ik zo ondankbaar? Machteloos wierp ik mij op de grond, mijn gezicht naar de grond, op mijn knieen, mijn armen naar voren gestrekt. Allahoe akbar.
De woorden van de arts bleven door mijn hoofd spoken..

''Meneer, mijn vrouw is zwanger, hoe moet dit nu verder? Is de baby in levensgevaar? En mijn vrouw? Is het levensbedreigend? Of kan zij nog geopereerd worden? Kan zij nog geholpen worden? '' Had ik hem gevraagd...
''Ik zat al te wachten, tot u deze vragen zou stellen. De baby is in principe niet in levensgevaar, over 2,5 maand is uw vrouw uitgeteld als ik mij niet vergis, met allahs wil zal uw kindje gezond ter wereld komen. Maar u moet niet vergeten dat u vrouw ziek is, en dat zij een kind draagt in een ziek lichaam, het hangt er helemaal vanaf hoe ver de tumor is en hoe sterk u vrouw is. Het eerst volgende wat ik u vraag om te doen is uw vrouw meenemen, ik heb veel contacten in de medische wereld hier in Marokko, ik ken een goeie privekliniek in Ifrane waar zij u en uw vrouw met allahs wil verder kunnen helpen. Maar zoals ik al eerder heb gezegd zal eerst een weefselonderzoek uitgevoerd moeten worden, gevolgd door rontgenfoto's etc. '' had hij mij op rustige toon gezegd..
Ik had geknikt... ''Meneer khadafi, ik verwacht u hier morgenochtend om 9 uur met uw vrouw, is dat afgesproken?''

Morgen moest ik met Sou naar die arts toe, die arts die ik nu voor de duivel aanzag, hij was degene geweest die het slechte nieuws had gebracht, hij was degene geweest die mijn hart aan het opvreten was, mijn geweten aan het uitspelen was, mij vanbinnen in de war had geschopt. Maar ik durfde niet, ik durfde het Sou niet te vertellen, en ik durfde al helemaal niet met haar naar hem toe te gaan. Ik was gewoon een mietje, ik voelde me voor het eerst in mijn leven echt machteloos, ik kon niks doen, het enige waar ik op kon vertrouwen, en waar ik op kon bouwen, was Allah. Niemand anders, niemand anders had alles op Aarde in Zijn macht, en niemand anders wist wat de toekomst zou brengen..


elhoub wa el kdoeb (voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu