8 ~

293 10 1
                                    

*POV Hope*

Ik had geen idee waar ik was. Rechts, links, rechtdoor. De heenweg was kort, maar nu liep ik wel uren, of tenminste, zo voelde het. Ik had het koud en mijn vest van wol hielp niet. Ik probeerde eerst de paden te volgen, maar daarna bleek dat ik rondjes aan het lopen was. Grappig, hoe dit allemaal in elkaar zit. Een verkeerd stap, en ik was dood. Ik rilde over mijn hele lichaam heen, en bij elk donderslag sprong ik even op. Dat ik bang was voor onweer hielp ook niet echt. 
Bibberend en gefrustreerd leunde ik tegen een boom aan. Die rotzak Jack. Dit is allemaal zijn schuld. Wat bezielde hem? Het was toch gewoon een soort weddenschap? Hij weet niks van mij, en van dat feit begon hij te lullen dat ik een van 'hen' was. Ik hief mijn hoofd en keek door de boombladen en takken heen naar de donkergrijze lucht. Straks ging het regenen, en als ik hier niet uit zou komen, zou ik met schoenen vol water en kletsnatte kleding door dit bos verdwaald moeten dwalen. 

Het begon hard te waaien en mijn hoofd begon pijn te doen. Ik voelde me misselijk en verlangde naar een warm huis, waar een kopje warme chocolademelk naar je toe werd geschoven. Een huis waar je vader en moeder op je zitten wachten, denken waar je met dit weer heen bent gegaan. Ik schoof naar beneden en begroef mijn hoofd in mijn knieën, die ik tegen mijn borst aan drukte. Moe, dat was ik. Mijn ogen deed ik dicht, en ik voelde hoe mijn hoofd steeds zwaarder werd. Misschien was dit wel allemaal een droom, en zou ik wakker worden door mijn moeders geroep. Ze zou een ontbijt hebben klaarstaan, en ik zou haar omhelzen. Vader zou mij een kus geven, en we zouden alle drie lachen om flauwe grappen over alles en niks.

Maar ik wist al te goed dat dat slechts valse hoop was

________________________________________________________________

*POV Jack*

Mijn voeten begonnen pijn te doen. Ik heb overal gekeken, en vroeg me af of ze misschien nu wel thuis zat. Of ze misschien gewoon de weg heeft herinnerd en nu rustig een kopje thee aan het drinken was.
Maar er knaagde iets in me, waardoor ik bleef zoeken. De wind waaide zo hard, dat ik soms aan iets moest vasthouden om niet opzij te worden gewaaid. "HOPE!" schreeuwde ik. "HOPE, WAAR BEN JE?" Mijn stem echode door het bos heen, maar ik hoorde geen antwoord. Zuchtend liep ik verder, van de ene boom naar de ander. Tot ik langs een boom liep en gelijk stopte. Zat daar iemand? Ik liep weer langzaam, zo stil mogelijk terug. Ik zuchtte van opluchting. Haastig liep ik naar d'r toe en ik bukte. "Hope?" Geen reactie. Ik schudde haar en eindelijk hief ze haar hoofd. Ze zag er slaperig en rood uit. Ik hield mijn pols tegen haar voorhoofd aan. Meteen pakte ik haar bij de schouders. Hoe heet was ze wel niet? "Hope, hey, hoor je me?" Ze knipperde een paar keer en knikte. "Kan je lopen?" Ik ging overeind staan en trok haar met me mee. Haar benen trilden en haar hele lichaam was naar de mijne geleund. Ik zuchtte. Dus ik bukte. 
"Op mijn rug."
"Ben jij gek?" zei ze met een schorre stem. 
"Ligt eraan." Protesteren deed ze daarna niet meer, want ze ging gelijk op mijn rug. Ze was minder zwaar dat het had geleken en dat was ook het enige positieve. De terugweg ging soepeler, maar ik moest nog steeds oppassen voor de vallen. 

En toen begon het te regenen.

Niet een beetje, maar heel hard. Ik zag de weg maar half, en de wind hielp ook niet mee. Met spleetogen liep ik stap voor stap verder. Mijn rug begon zeer te doen, en mijn handen glibberig waardoor mijn grip slapper werd. Toch liep ik verder. Tot ik tot mijn schrik een stem hoorde. En niet alleen dat, maar ook niet 1, niet 2, maar meerdere voetstappen. Gauw keek ik om me heen, en verschuilde me achter een dikke boom. Ik spitste mijn oren om de stemmen beter te kunnen horen door deze vreselijke onweer. 
"Waar zijn we verdomde in belandt?" klonk een zware, geirriteerde stem.
"Houd je stil."
"Sorry meneer..." 
Het waren 2 stemmen, maar ik wist zeker dat er meer mensen waren. De weg werd geblokkeerd door de vreemdelingen. Waren het die klootzakken uit Jokarick? 
Weg kon ik niet, en ik wist niet hoelang ze hier zouden blijven. Verdomde, het regende toch? Waarom zou je in dit weer nog rond willen wandelen in deze doolhof van een bos. 

Ik legde Hope langzaam neer om even te rekken. Haar gezicht was bijna zo bleek als melk. 

Wat moest ik nu in vredesnaam?

__________________________________

Deel 8 herschreven




I'm you're hope, You're my hope ✔ [#WattyS2020]Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu