Hoofdstuk 7

27 5 0
                                    

Nesmiah

De deur van ons herenhuis zag er normaal uit. Het paste niet bij wat ik voelde. De deur hoorde eng te zijn. Het zou door spinnenpoten moeten zijn omgeven, geverfd met bloed. In plaats daarvan was het een normaal bruin. Bruin zoals alle houten deuren eruit zien.

De sleutel zat in mijn rechterhand. Achter deze deur stonden de Familieleden. Ik had het gevoel het hol van de leeuw te moeten betreden. Senan was er echter ook. Hij was het lam. Een lam dat ik moest redden. Hij had me zelfs gesmeekt – daar kon ik me nog steeds niet overzetten.

Voor ik de sleutel in het slot kon steken ging de deur al open. Het gezicht dat ik zag was een pak ouder geworden sinds ik het voor het laatst had gezien zes jaar geleden. Mijn broer zag er gemener uit, ruwer, machtiger. Hij gaf me een grijns. 'Nesmiah. Nessy. Dat duurde lang.'

Ik stapte door de deur en gaf hem daarbij een duw met mijn schouder. 'Noem me geen Nessy.'

'Het past goed bij je en vroeger vond je het geen probleem,' antwoordde hij.

'De tijden zijn veranderd, Malik.'

Ik ging de trap op naar de woonkamer. Senan zat aan de tafel over een kop thee gebogen. Tegenover hem zat een meisje van ongeveer mijn leeftijd. Ook zij had een kop thee voor zich. Het was granaatappelthee. De enige thee die we in huis hadden. Senan en ik vonden die allebei verrukkelijk. De vreemde atmosfeer voegde een onbekende bitterheid toe aan de normaal heerlijke geur. Het was misselijkmakend.

Malik kwam na mij de woonkamer binnen. 'Ga je nog zitten?' Hij vroeg het alsof hij de gastheer was en ik de gast. Het stoorde me enorm. Ik leefde hier, niet hij.

Senan keek op van Maliks stem. Toen hij mij zag verspreidde de opluchting zich over zijn gezicht. Ik gooide mijn rugzak in een hoek van de kamer en ging naast Senan op de stoel zitten tegenover Malik en het meisje. Dit keer bekeek ik het meisje wat beter. Ik leek haar niet te herkennen, wat niet vreemd was. Nadat Senan was weggestuurd had de Familie zijn beleid aangepast. De kinderen werden vanaf dat moment weggehouden van Familiegebeurtenissen. Ik heb er nooit het fijne van begrepen. Op de leeftijd dat ik er normaal gezien bij betrokken zou worden werd ik, net zoals Senan, uit de Familie gebannen.

'Wil je wat thee?' vroeg ze.

Ik bolde mijn hand op tot een vuist. Deze mensen kwamen ons huis binnenstormen en deden alsof het van hen was alsof het de natuurlijkste zaak op de wereld was. 'Nee,' antwoordde ik bot. 'Waarom zijn jullie hier? Waarom moest ik zo dringend naar huis komen?'

Malik maakte een verbaasde uitdrukking. 'We heeft gezegd dat het dringend was?'

'Jullie.'

'Dat hebben wij toch nooit gezegd? Hebben wij dat gezegd, Bine?' vroeg Malik aan het meisje.

'Niet dat ik me kan herinneren,' antwoordde zij.

'Zo kwam het anders wel over,' zei ik.

'Oh, mijn excuses,' zei Bine, 'maar had ik niet gevraagd of je iets beters te doen had? Als je had gezegd dat je het druk had hadden we heus wel langer kunnen wachten. Het is niet zo belangrijk.'

Het was haast niet de moeite iets terug te zeggen. Ze zouden toch alles verdraaien om hun zin te krijgen. Ik keek zijdelings naar Senan. Hij hield zijn theekop iets te stevig vast. Het leek er niet op dat hij wat ging zeggen.

'Waarom zijn jullie hier?' herhaalde ik.

'We komen hier een paar maanden wonen. Dat vind je vast niet erg, toch Nessy?' antwoordde Malik. 'Wij zijn het immers die dit huis aan jullie hebben gegeven.'

Ik spleet mijn ogen. Het was wel degelijk erg.

'Hier... wonen?' klonk Senans stem. Aarzelend keek hij naar Bine. Het verbaasde me om zowel angst als hoop in zijn ogen terug te vinden.

Bine gaf hem een bevestigende knik.

'Waarom?' vroeg ik.

'Dat zijn je zaken niet,' antwoordde Malik.

'Jullie komen hier wonen. Dat zijn mijn zaken.'

'Je bent geen lid van de Familie. Als ik jou was zou ik mijn bek houden. Vergeet niet dat we je elk moment dit huis uit kunnen smijten.'

Woede rees in me op. Ik haatte dit. Malik en ik kwamen vrij goed overeen toen we jonger waren. Het brak mijn hart dat hij me bedreigde. Hij vermorzelde al de hoop die ik had op een vredige relatie. Ik sloeg mijn hand op de tafel. De theekoppen trilden, mijn hand bonkte. 'Fijn om te zien wat bloed voor je betekent! We zien elkaar voor de eerste keer in jaren en dan behandel je me zo. Je stormt hier binnen, commandeert en doet alsof het allemaal van jou is! Hoor ik dat gewoon te accepteren?'

Senan trok aan mijn mouw. Hij fluisterde mijn naam. Hij trachtte me te kalmeren, te beschermen tegen de gruwel van de Familie. Ik was altijd al sceptisch geweest tegenover de houding die Senan aannam wanneer we het over de Familie hadden. Nu zag ik het met eigen ogen. Malik zou me echt kunnen buitengooien als een stuk vuil.

'Nesmiah,' zei Bine, 'jij en Senan delen niet hetzelfde bloed als wij. We zijn allemaal biologisch gelinkt, maar bloedverwanten zijn we niet. Dit alles,' ze wees om zich heen, 'hebben jullie van ons gekregen. We hebben het recht om jullie te commanderen, want alles hier is van de Familie, niet van jou.'

Haar woorden deden pijn. Haar kalme manier van doen was kleinerend. Voorheen was ik woedend, nu was ik razend. 'Zwijg! Ik was niet tegen jou bezig. Malik is mijn broer! Wie ben jij om mij te onderbreken?'

Bine stond op. Ze was kleiner dan mij, desondanks was ze intimiderend. 'Malik en ik zijn Familieleden, jij niet. Dat is het enige dat ertoe doet. Je kan zitten hier zitten schreeuwen zoveel als je wilt, gedraag je maar als een klein kind. Het zal de realiteit niet veranderen. Malik en ik zijn superieur. Wij verlenen jullie een gunst doordat jullie hier mogen blijven. Zet ons niet op de proef.' Ze keek me lang en diep aan vooraleer ze de deur uitliep.

Ik zweeg. Haar vervloekte woorden maalden door mijn hoofd. Ze aten me op van binnenuit.

'Ik ga het eten maken,' zei Malik. Hij stond op en liep naar de keuken.

Senan en ik bleven alleen achter aan de tafel. Het leven dat we zorgvuldig hadden opgebouwd was in een klap ingestort door de Familie die ons beiden kwelde.

'Wie is dat meisje?' vroeg ik na een lange stilte.

'Bine.'

Ik slaakte een zucht. 'Ja, dat had ik gehoord. Wie betekent zij voor jou?'

'Ik weet niet wat je bedoeld.'

'Dat weet je wel. Je kent haar. Ik wil weten wie ze is.'

Senan keek me droevig aan. 'Hetzelfde als wat Malik voor jou is.'

'Ze is je zus?'

Hij knikte.

'Ze was vast liever toen ze klein was,' zei ik meer om vriendelijk te doen, dan dat ik het echt geloofde.

Senan zei: 'De Familie veranderd mensen. Dat heb je nu vast wel begrepen.'

Ik dacht aan Malik en aan mezelf. Malik was ouder dan mij. Van zodra hij naar de Familiegebeurtenissen mocht werd hij hooghartiger en verkondigde vaak onbegrijpelijke dingen. De Familie had ook mij veranderd door me buiten te smijten. Ik vroeg me af hoe Senan was voor de verbanning. Ik kon het me haast niet inbeelden.

----------------------------------------

Dit is een ramp. Ik vind het leuker om in Nesmiahs perspectief te schrijven dan in Solènes. Ik denk dat het komt doordat er dialoog is bij Nesmiah, er gebeurt meer. Volgend hoofdstuk zal Solène weer aan het woord zijn. Dank jullie voor het lezen!

Het meisje waar niemand naar kijktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu