Hoofdstuk 9

33 4 0
                                    

Nesmiah

De laatste paar dagen waren een kwelling. Ik zat opgesloten in huis met Senan en het paar Familieleden. Ik kon naar mijn lessen gaan, moest ik dat willen. Het probleem was dat ik Senan niet zomaar alleen kon laten. Telkens wanneer ik weg ging zonder iets te zeggen raakte hij in paniek. Hij was nerveus. Zijn ogen keken constant om zich heen. Hij was bang van Malik en Bine. Meer dan ooit wou ik dat hij me vertelde wat hij had meegemaakt toen hij bij de Familie was. Ik wou dat ik wist waar ik voor moest oppassen.

Malik en Bine trokken zich niets van ons aan. We moesten ons aan hen aanpassen. Ze beheersten ons leven. Bine heeft me zelfs uit mijn kamer gestuurd. Ik had geen idee hoe dat is kunnen gebeuren. Toen ik wou gaan slapen stond ze gewoon met al haar spullen middenin mijn kamer. 'Wat doe je hier?' had ik gevraagd.

'Deze kamer opeisen,' zei ze.

Mijn gekalmeerde woede kwam weer naar boven. Het kostte me de grootste moeite om die de kop in te drukken. 'Dit is mijn kamer.'

Bine keek me aan zonder emotie op haar ronde gezicht. 'Nu niet meer.'

Ik liep de kamer in, naar haar toe. Ik wist niet wat ik moest doen. 'Ga mijn kamer uit.'

'Ik ben niet in je kamer. Ben ook niet van plan om die te betreden.' Ze liep naar de kast en haalde mijn kleren eruit. Ze stopte die in mijn armen. 'Je kamer was toch aan het einde van de gang? Misschien kan je beter gaan slapen. Je ziet er moe uit.'

Ik liet de kleren vallen. Mijn vuist stond klaar om haar een klap in het gezicht te geven. 'Jij! Hoe kun je zo...'

Malik kwam de kamer binnen. Hij ging tussen ons in staan. 'Wat is het probleem?'

Razend keek ik hem aan. 'Ga uit mijn kamer!'

Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Dit was toch Bine's kamer?'

Ik liet mijn vuist neerkomen. Malik ving hem op alsof ik mijn arm gewoon slap had laten vallen. 'Pas op. Straks raak je nog iets.'

'Laat me los!' Ik schudde aan mijn arm. Hij hield hem stevig vast.

Senan kwam ook de kamer binnen, waarschijnlijk door al het kabaal dat ik veroorzaakte. Met angstige ogen keek hij van mij naar Malik. 'Mia,' zei hij.

Ik keek nog een laatste keer boos naar het Familiepaar vooraleer ik wegging uit mijn voormalige kamer.

Het was vreselijk om met die twee te moeten samenwonen. Als Senan er niet was die me met zijn ogen smeekte om hem niet alleen te laten, zou ik allang weg zijn gegaan. Dagenlang zat ik met Senan in zijn studeerkamer. Het was oersaai. Senan werkte aan zijn thesis over magie, mythes en volkssages. Ik weet er het fijne niet van. Hij zat de hele dag boeken te lezen, te schrijven en me zenuwachtig aan te kijken. 'Waarom moet ik op hem letten? Ik heb ook studies om te doen,' dacht ik soms bij mezelf. Ik zei het echter niet luidop. Gewoon omdat ik niet naar mijn lessen kon gaan betekende niet dat ik niets kon doen. Ik kon achter mijn computer naar de opnames kijken en ik kon al beginnen aan mijn taken. Het leuke aan universiteit was het principe van 'academische vrijheid'. Je was niet verplicht om naar de les te gaan – tenzij de professor het expliciet zegt.

Malik en Bine kwamen en gingen. Soms waren ze er en soms ook niet. Ik kon geen regelmaat ontdekken in hun schema. Het was me nog steeds een mysterie waarom ze hier waren. Niet dat het me kon schelen. Ik wou ze hier zo snel mogelijk weghebben.

Na dagenlang nietsdoen vroeg Senan me iets wonderbaarlijks. 'Mia?'

'Wat?'

'Wat ben je aan het doen?'

'Ik ben een tekst over middeleeuws aardewerk aan het lezen. Waarom?'

'Ah, niets. Ik was gewoon nieuwsgierig.'

Ik leg de tekst neer. Hij kijkt me nog steeds aan. Hij heeft zijn computer dicht gedaan. 'Wat wil je werkelijk?'

'Vind je het hier benauwd?'

Ik staar hem aan. Dwing hem met mijn ogen om op te schieten.

'Ik wil naar de bibliotheek. Zin om mee te komen?' vraagt hij aarzelend.

Enthousiast spring ik van de zetel waar ik in lag. 'Natuurlijk. Ik doe mijn schoenen aan.'

*

Het verbaasde me dat we naar de openbare bibliotheek gingen. Ik dacht dat hij de universiteitsbibliotheek bedoelde.

'Academische teksten zijn goed. Soms hebben ze echter ook iets in de gewone bib. Bovendien kan ik wel een ontspannend boek gebruiken,' antwoordde hij.

In de bib splitsten we op. Hij had me een lijst met boeken gegeven die hij wilde hebben.

Toen ik het laatste boek in mijn zak had gestoken keek ik op. De zonnester keek me aan. Ze zat half verborgen achter een kast. Ik had niet verwacht haar ooit nog terug te zien. Een glimlach verscheen op mijn gezicht. Ik wilde naar haar toe gaan, maar bedacht me. De vorige keer was ze te hard geschrokken. Ik besloot om op mijn plek te blijven staan. Ik zwaaide naar haar, zodat ze zeker zou zijn dat ik haar had gezien. Daarna maakte ik geen bewegingen meer. Ik had geen zin om nog eens een achtervolging te moeten inzetten. De kans dat ik haar dan weer kwijt zou geraken was te groot.

Na een tijdje kwam ze naar voren, als een schuwe kat. Ze stond pal voor me. Het was alsof ze elke porie op mijn gezicht bekeek. Het was ongemakkelijk. Toch bewoog ik me niet in de vrees dat ze zou verschieten.

Nadat ze me grondig had bestudeerd stelde ze me de vreemdste vraag aller tijden: 'Je bent een illusie, nietwaar?'

Het meisje waar niemand naar kijktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu