Hoofdstuk 54

10 2 0
                                    

Nesmiah

Ik ben op mijn hoede van zodra ik mijn straat betreed. Er staat een veel te chic uitziend busje in de straat. Dat ruikt verdacht. Mijn vermoedens worden bevestigd wanneer ik een man door het raam van ons huis naar de bus zie staren. Ik klik mijn tong. Nog meer Familieleden, alsof twee nog niet genoeg was.

Ik heb nu helemaal geen zin meer om het huis binnen te gaan. Ik heb echter aan de Zonnester beloofd dat ik zou opschieten, dus ik heb geen andere keus. Ik storm onmiddellijk naar mijn kamer en pak de borstel. Mijn haast wordt onderbroken door Senan die zijn hoofd van achter zijn studeerkamer tevoorschijn tovert. 'Mia?'

Ik heb zien om te doen alsof ik hem niet heb gehoord, maar dat heb ik de afgelopen week al te vaak gedaan. 'Wat?'

'Euhm... waar ga je heen? Je bent net terug.'

'Ik kom gewoon iets ophalen. Solène wacht op me.' Dus houd me niet langer op.

'Heb je het gezien?'

'Bedoel je dat extra Familielid dat uit het niets is komen opdagen?'

Senan knikt.

'Wat is er mee?'

'Waarom denk je dat ze hier zijn?'

'Senan, het kan me eerlijk gezegd geen bal schelen. Ik heb wel belangrijkere dingen aan mijn hoofd dan uitzoeken waar de Familie zich mee bezighoudt.' Ik loop van hem weg. Boos omdat hij me weghoudt van Solène. Boos op mezelf omdat ik hem zo rottig behandel wegens de Zonnesters woorden en een indruk waarvan ik niet eens weet of ik het me heb verbeeld of niet.

'Wacht!' Senan pakt mijn hand vast.

Ik kijk hem scherp aan. Hij zit op het randje van mijn geduld.

'Kan je niet blijven? Ik voel me niet op mijn gemak.'

'Ik heb Solène beloofd om zo snel mogelijk terug te komen. Als je niet alleen wilt zijn, mag je gerust meekomen.' Ik zeg het alleen omdat ik weet dat hij gaat weigeren. De Zonnester zou woedend op me zijn moest hij effectief voor haar neus staan.

Hij laat mijn arm los.

'Wanneer ik vanavond terug ben zal ik met je praten, oké?' Dat ben ik hem verschuldigd. Hij is de enige constante in mijn leven, de enige échte familie die ik heb – in de normale zin van het woord. Ik kan me onmogelijk van hem vervreemden.

'Oké,' zegt hij zwakjes. 'Blijf alsjeblieft niet te lang weg.'

Mijn blik verzacht en ik voel een mondhoek omhoog gaan. 'Ik zal mijn best doen.'


Senan

De enige reden dat ik Mia roep is omdat ik de schijn moet ophouden. Er is een vreemd Familielid in het huis en de lafaard die ik van mezelf heb gemaakt zou dat nooit kunnen negeren. (Ik bedoel, de echte ik kan dit ook niet negeren, maar om totaal andere redenen.) De Senan die Nesmiah kent, doet het in zijn broek van angst, van onzekerheid, van weet ik veel nog allemaal. Het is logisch dat die niet alleen wil zijn.

Gelukkig begint Mia's reactie weer normaal te lijken. Ze ontwijkt mijn blik niet en spreekt normaal. Misschien is het omdat ze gehaast is. Omdat ik weer volgens haar verwachtingen handel. Dit was een goede keuze. Hoe sneller ze mijn stommiteit vergeet hoe beter.

Wanneer Nesmiah het huis uit is ga ik naar de kamer waar het onbekende Familielid zich heeft gevestigd. Ik moet het huis uit op zoek naar een goede locatie om Warboel te huizen. Aangezien Bine en Malik zich in dat busje bevinden kan ik niet naar hen gaan om te zeggen dat ik het huis uit ben. De man moet voldoen. Bovendien kom ik zo misschien wat meer over hem te weten en over wat er zich in de mysterieuze bus bevindt.

Ik kuch, hopend op die manier de mans aandacht te trekken.

Hij blijft strak voor zich uitkijken.

'Euhm... meneer?' Ik heb geen idee hoe ik hem moet noemen. Ik herinner me nog dat de meeste Familieleden een officiële status of zoiets hadden, waar je hen bij kan benoemen, maar aangezien ik Verbannen ben heb ik het recht niet om dat te weten.

Zijn ogen flitsen voor nog geen seconde naar mij vooraleer hij zich weer op het zicht voor hem concentreert.

'Ik zou graag het huis willen verlaten, maar daar moet ik Bi...' ik onderbreek mezelf vooraleer ik de twee Familieleden bij naam vernoem (dat is denk ik een taboe om te doen als Banneling). 'Daar moet ik de Familie van verwittigen. Op het moment bent u de enige hier...'

De man spreekt nog steeds niet. Hij doet alsof ik er niet ben. De gebruikelijke woede naar de Familie steekt de kop op. Is dit hoe Warboel zich haar hele leven lang heeft moeten voelen? Als ze niet zo belangrijk was voor mijn wraak zou ik bijna medelijden met haar hebben. Ik ben verbaasd dat haar hele innerlijk niet doordrongen is van haat naar de wereld toe. (Het kan natuurlijk best zijn dat ze net zoals ik goed is in het te verbergen, maar ik betwijfel het.)

'Ik moet naar de universiteit voor mijn thesis. Het zal niet al te lang duren, hoogstens tot het avondmaal. Zou u zo vriendelijk willen zijn om dat door te geven?' De gewoonlijke trilling in mijn stem geeft de indruk van nervositeit.

Hij geeft nog steeds geen kik. Waarschijnlijk ben ik – een Banneling – als een vervelend insect in zijn ogen. Ik kan enkel hopen dat hij geen absolute klootzak is en de twee Familieleden op de hoogte brengt (wat ik ten zeerste betwijfel).

'Oké, dank u voor het luisteren. Dan zal ik maar vertrekken? Als dat voor u in orde is, natuurlijk.'

Stilte.

Ik vertrek. 

-----------------------------

Ik ben trots op mezelf. Dit was een relatief goede schrijfweek.

Het meisje waar niemand naar kijktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu