Hoofdstuk 10

26 5 4
                                    

Nesmiah

De vraag resoneerde door mijn hoofd. Het meisje had een vreemd accent. Ze klonk alsof ze moeite had de woorden te vormen. Ik was niet zeker of ik haar vraag goed had begrepen. 'Wat?'

De zonnester fronste opnieuw. 'Ben je een illusie?'

Ik bleef een lange tijd stil, niet wetende wat ik daarop moest antwoorden. 'Als ik "nee" zeg, ga je dan weglopen?'

Het meisje leek geschrokken. Ze keek schichtig om haar heen. 'Heb je het tegen mij?' Ze wees naar zichzelf.

Ik knikte. 'Tegen wie anders?'

'Jij bent geen illusie?' De zonnester begon langzaam achteruit te stappen.

'Ik ga je heus niet bijten, hoor.' Haar reactie zette me op scherp. Ik was klaar om achter haar aan te lopen.

Ze keek me angstig aan. 'Je negeert me niet. Ik wordt niet genegeerd,' mompelde ze. Ze bracht haar hand naar haar mond en begon op haar nagels te bijten. 'Heb jij het Zicht?'

Niets van wat ze zei leek me logisch. 'Het Zicht?'

Ze knikte. Haar ogen begonnen rood te worden, vocht verzamelde zich. 'Wie ben jij? Ben je een mens?'

'Ik ben Nesmiah Van der Sterren, een mens.'

Het meisje leek niet tevreden. 'Ben je zeker?' Ze was al meer dan drie meter van me verwijderd.

'Vrij zeker. Wat is jouw naam?'

Ze keek nogmaals om zich heen. Alsof ze niet kon geloven dat ik tegen haar sprak. Alsof er iemand anders naast haar hoorde te staan. 'Mijn... mijn naam?'

'Ja, je naam. Ik zou het graag willen weten.'

'Mijn naam... mijn naam?' Tranen rolden over haar gezicht. 'Ik... ik ben niet zeker.'

'Huh? Hoe kan je je eigen naam niet weten?' Ik ging naar haar toe, overbrugde de meters die ze had gecreëerd.

De zonnester schrok. Ze zakte in elkaar op de grond. Bolde zich op. 'Dit is niet echt. Niet echt, niet echt,' fluisterde ze.

Ik hurkte me voor haar neer. 'Wat moet ik met haar aanvangen?' Ik reikte mijn hand en raakte haar schouder aan.

Het meisje keek op. Haar glinsterende ogen keken me aan. 'Je bent niet echt.'

'Welles,' zeg ik simpel. 'Zo echt als één en één twee is.'

Haar ogen vernauwden zich. 'Dan zou je me negeren.'

'Ik ben niet echt omdat ik jou niet negeer?' vroeg ik sceptisch. 'Wat een rare redenering.'

Het meisje leek onzeker. 'Je bent echt?'

'Ja.'

'Ga weg,' zei ze. Ze sloeg mijn hand van haar schouder. 'Ik geloof je niet.'

'Waarom niet?'

'Omdat je een illusie bent.' Ze sloeg haar ogen neer.

'Omdat ik je niet negeer?' vroeg ik, proberend haar logica te volgen.

Ze knikte. 'Ik wil geen hallucinaties.'

'Dus je wilt dat mensen je negeren?' Ik was niet zeker of ik haar begreep.

Ze keek boos op. 'Nee!'

Ik begreep geen snars van wat ze zei. Ik begreep niet eens meer wat ik zei. Dit hele gesprek sloeg nergens op. 'Waarom vlucht je dan van mij?'

'Waarom?'

'Ja, waarom. Je wilt niet genegeerd worden. Ik negeer je niet. Waarom weglopen?'

'Omdat... omdat...' ze bewoog haar ogen naar alle kanten. Naar alle kanten behalve naar mij. 'Omdat ik... bang ben.'

'Van mij?'

De zonnester keek naar me op. Keek me recht in de ogen. Dat verbaasde me. Eerst keek ze overal, behalve naar mij en nu was ik het enige waar ze naar keek. 'Jij bent gevaarlijk. Zeker als je geen hallucinatie bent.'

Dat was de eerste keer dat iemand mij ervan beschuldigde gevaarlijk te zijn. Ik had dan misschien niet de beste zelfbeheersing, maar gevaarlijk was ik niet. Ik vermoedde dat de Familie Senan en mij zelfs had verbannen omdat we een gebrek aan gevaar hadden. Malik en Bine waren bijvoorbeeld veel gevaarlijker als ik. 'Waarom ben ik gevaarlijk?'

'Je negeert me niet.' Ze wende haar blik weer van me af, bracht haar hoofd tussen haar knieën.

'Word je vaak genegeerd?' vroeg ik. 'Pesten ze je soms op school?' Ik wist niet hoe oud het meisje was. Ze leek ongeveer mijn leeftijd, of iets jonger. In het middelbaar had ik een jaar overgeslagen. Ik was de jongste persoon die ik ken op de universiteit, zeker aangezien ik ook laat in het jaar was geboren. Hoe dan ook, ze leek alsof ze nog net in het middelbaar hoorde te zitten.

Het meisje leek haar spieren op te spannen. 'Ik ga niet naar school,' zei ze.

'Niet? Hoe oud ben je?'

'Ga weg.'

'Waar zijn je ouders?' Ik keek rond me heen. Alsof ik ze zo om de hoek kon zien staan. 'Heb je soms problemen thuis? Moet ik hulp gaan halen?'

'Ga weg. Ik heb jou niet nodig, heb niemand nodig. Maak me niet gekker dan ik al ben.'

'Hey, luister. Je bent niet gek. Je bent volkomen normaal,' zei ik. Het klopte waarschijnlijk niet. De zonnester leek inderdaad wat problemen te hebben.

Ze hief haar hoofd op. 'Als ik normaal ben, ben ik dan een mens? Als jij een mens bent, ben ik dat dan ook?'

'Je bent een mens, zelfs al zou je abnormaal zijn.'

Ze leek er over na te denken. Na een korte tijd gaf ze me een minuscule glimlach. 'Oké.'

Haar glimlach was schitterend. Haar hele gezicht leek te zijn veranderd. Ik bleef er een lange tijd naar staren. Het ontnam me de woorden uit de mond.

'Wat was je naam?' vroeg het meisje opnieuw.

'Nesmiah.'

'Moeilijk,' mompelde ze. 'Je bent echt?'

De vraag begon me te irriteren. Het maakte me onzeker over mijn eigen bestaan. Het was geen leuk gevoel. 'Voor zover ik weet wel, ja.'

Uit het niets greep ze mijn mouw vast. 'Laat me dan niet alleen.'

De zonnester leek kwetsbaar, zo fragiel als porselein. Ik wou niet iets zeggen waar ik me niet aan kon houden. 'Ik...'

'Mia! Daar ben je,' zegt Senan van achter me. 'Heb je mijn boeken gev...' Hij stopte met praten wanneer zijn blik op het meisje viel.

Het meisje waar niemand naar kijktWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu