Hoofdstuk 2

274 13 13
                                    

Zo snel als ze kan rent Beth door het bos. Ze slaat takken aan de kant om zich een weg te banen over het pad. In de verte doemt een boomstronk op en ze springt er sierlijk overheen. Snel rent ze verder. De koude wind zorgt voor rillingen, maar Beth trekt zich er niks van aan. Ze moet en zal haar zus vinden. Beth komt terecht op een plateau en ze moet kiezen voor een veilige route over de trap of te springen. Even twijfelt Beth, maar dan rent ze met snelheid van de trap. Ze zou zich kunnen bezeren als ze ging springen. Als ze beneden is volgt ze de voetsporen zo snel als ze maar kan. Het is harder gaan sneeuwen en sneeuwvlokjes waaien mee met de koude wind. Plots splitst het pad zich in tweeën en er klinkt geluid bij het rechterpad vandaan. De voetsporen gaan het linkerpad in en dus rent Beth ook het linkerpad in. Herten kijken op als ze geren horen. Even stopt Beth, maar dan rent ze verder. Snel springen de herten aan de kant. Er klinkt geluid achter Beth en ze draait zich met een ruk om. "Jezus! Fuck." Beth draait zich om en ze kijkt om zich heen. "Verdorie, Hannah. Waar zit je?" zegt ze zonder enig antwoord te krijgen. Ze loopt verder tot ze bij een rotswand komt die naar beneden gaat. Ze gaat zitten en pakt de rand. Dan springt ze eraf en ze komt terecht in de sneeuw. Ze pakt haar telefoon uit haar jaszak en schuift het grendelslot, het wachtwoord, naar rechts. Ze klikt de app zaklamp aan en er schijnt een lichtje. "Hannah?" roept Beth en ze begint te lopen. Een hert schiet uit de bosjes en Beth slaakt een gilletje van schrik. Het hert verdwijnt weer in de bosjes aan de andere kant van het pad en Beth loopt verder. Ze begint iets sneller te lopen om zichzelf een beetje op te warmen. In de sneeuw ligt een soort totem en Beth bukt. Met haar rechterhand pakt ze de totem op en er verschijnt een beeld.

Gegil en een meisje dat met haar rug op de punt van een rots valt. Een hoofd , met lichaam eraan, dat op de grond valt en dode ogen die naar het oneindige kijken. Beth legt de totem terug en staat op. Snel loopt Beth verder en ze schijnt met het licht van haar telefoon om zich heen. "Hannah?" Vuur gloeit door de lucht tussen de bomen door aan de linkerkant op een heuveltje. "Wat was dat?" vraagt Beth angstig terwijl ze doorloopt. Ze duwt een tak aan de kant en ze ziet Hannah in elkaar gedoken in de sneeuw. "Hannah?" zegt Beth en ze loopt snel naar Hannah toe. "Hallo?" zegt Hannah angstig terwijl ze opkijkt. Beth stopt haar telefoon in haar zak en trekt haar jas uit. "Hannah! Je hebt het vast ijskoud. Neem mijn jas." zegt Beth en ze slaat haar jas over haar zus schouders. "Wat ben ik toch stom. Zo dom." jammert Hannah terwijl ze de jas aantrekt. Een soort gekrijs van een monster klinkt niet zo ver van ze vandaan. Bang kijken Hannah en Beth naar waar het geluid vandaan kwam. "Hannah..?" "Beth..?" Nog even kijken ze naar het gebied waar het geluid vandaan kwam, maar dan draaien ze zich snel om en beginnen te rennen. "Nee. Nee." jammert Hannah. Hannah struikelt en valt op planken. "Hannah." zegt Beth en ze helpt haar zus snel overeind. Snel beginnen ze te rennen, niet wetend dat Beth's telefoon uit haar jaszak is gegleden en door de planken valt. Een afgrond doemt op en de twee zussen remmen af. Ze draaien zich om en Hannah steekt haar hand uit naar Beth. Beth pakt de hand van haar zus vast en ze schuifelen naar achteren. "Nee, shit. Rot op." roept Beth terwijl ze nog verder naar achteren gaan. Ze pakken elkaars handen stevig vast. "Nee." zegt Beth. De grond onder Hannah's voeten houdt op en Beth met zich mee trekkend valt ze naar beneden. Snel pakt Beth een uitstekende wortel vast en met ze tweeën hangen ze boven de afgrond. Vlammen gloeien over de rand. "Hou vol!" zegt Beth en ze voelt Hannah wegglijden. "Hou vol!" zegt ze nog een keer en ze kijkt in Hannah's angstige ogen. Een man buigt zich over de rand en steekt zijn hand uit. Beth herkent hem niet en twijfelt of ze los moet laten of zichzelf redt en Hannah loslaat. Haar blik gaat van de man naar Hannah. Haar zus verliezen en in verdriet verder leven of allebei doodgaan. Met pijn in haar hart laat ze haar zus los, die haar pols nog steeds vasthoudt. "Het spijt me zo." zegt Beth en ze voelt haar zus wegglijden. Met een gil valt Hannah naar beneden, het duister in. Snel probeert Beth de hand van de man te pakken. De wortel houdt het gewicht niet meer en breekt. Met een nog hardere gil valt Beth haar zus achterna. Haar rug belandt op de punt van een rots en haar rug breekt. Bloed spettert uit haar mond en ze rolt een helling af. Met een klap landt ze naast haar zus die met dode ogen kijkt naar het oneindige. Hannah gezicht zit vol krassen en bloedvlekken. In de wollen, blauwe trui van Beth zitten sneeuwrestjes. Beth en Hannah zijn dood.

Hey iedereen. Zoals beloofd is hier een nieuw hoofdstuk. ;) In de game was dit het voorstukje, dus er kan nog heel wat gebeuren. Positief en negatief. Hopelijk vonden jullie dit een leuk hoofdstuk. Behalve het einde. :( Dat is zo zielig. Als Jess en de rest niet op het idee waren gekomen van de grap was Hannah nooit weggerend. Was Beth niet achter haar aangegaan en waren ze nooit gevallen. Misschien waren ze ook niet gevallen als ze een andere kant op waren gerend. Maar ja, je weet niet van tevoren of er een afgrond is of niet. Maar ik heb nog een vraagje aan jullie. Zal ik de stukken met de totems erin houden, zodat jullie ook de 'toekomst' zien of zal ik het er uitlaten en dat we gewoon kijken wat er komt. Ook al weet ik al wat er gaat komen. :) :p Laat maar even weten in de reacties wat jullie vinden en de meeste stemmen tellen. Tot het volgende hoofdstuk. Byee

Until DawnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu