Hoofdstuk 9

113 7 3
                                    

Mike en Jess hebben geen idee van de man die maar op een paar meter afstand van ze staat. Ze lopen weg van het hutje naar een poortje. Mike drukt op een knop, op het hek, en het knopje kleurt groen. Er klinkt gezoem, alsof je aanbelt bij een flatgebouw en degene die je belt zegt dat je naar binnen mag. Dan drukt diegene op een knop en dan gaat de deur open. Datzelfde gezoem klinkt in het bos nadat Mike op de knop heeft gedrukt. Hij trekt de hendel omhoog en hij doet het poortje open. "En de poort ging open." zegt Mike en hij laat Jess door de opening lopen. Hij volgt en hij sluit het poortje. Jess kijkt op haar telefoon en ze zegt: "Goed hè?" Ze draait zich naar Mike toe terwijl ze achteruit loopt. "Ja. Schitterend." zegt Mike. Jess draait zich weer om en Mike loopt achter haar aan. "Ik weet wat goede muziek is." zegt Jess en ze draait langzaam een rondje terwijl er muziek uit de telefoon van Jess klinkt. Ze lopen over een brug en water buldert onder ze door. "Ben je al in de stemming?" vraagt Jess terwijl ze een trap oploopt. "Nog niet zo te zien." "Ik ben helemaal in de stemming!" spreekt Mike Jess tegen terwijl hij achter Jess de trap oploopt. "Het is best avontuurlijk." zegt Jess. "Zo'n seks-capade." Samen lopen ze verder over het bospad. Jess voorop en Mike erachter met de zaklamp. Sneeuwvlokjes dwarrelen door de lucht en er schijnt zwak maanlicht tussen het bladerdek door. Het bos ziet er spookachtig uit. Alsof er ieder moment een gek op het pad kan springen met een kettingzaag ofzo. Aan de rechterkant van Mike en Jess is een rotswand en aan de andere kant een leuning van houten palen die ervoor zorgen dat niemand van de hoge rand kan vallen. Aan één boomstam is een lint gewikkeld. "Politielint." zegt Jess nadat ze stopt met lopen. "Ja, van Hannah en Beth." zegt Mike nadat hij ook stopt met lopen. "Is dat nog niet opgeruimd?" zegt Jess terwijl ze Mike aankijkt. "Het onderzoek is nooit afgesloten." zegt Mike en hij tilt zijn armen een stukje omhoog, die hij na een paar seconde weer laat zakken. "Oké. Beetje griezelig dit." zegt Jess en ze slikt even. "Waar ze ook moge zijn, ze zijn vast blij dat we allemaal aan ze denken." zegt Mike. "Dat is een mooie gedachte." zegt Jess en ze begint verder te lopen, gevolgd door Mike. Ze lopen een tweede trap op. Eenmaal boven slaan ze de bocht om. Een krijs klinkt door de lucht. Een vrouw, een wezen. Wat het ook mag zijn, het klinkt niet goed. Meteen stoppen ze met lopen en ze kijken zoekend om zich heen. "Hoorde je dat?" vraagt Jess angstig. "Ik hoorde iets, ja." zegt Mike en hij probeert niet te laten merken dat hij bang is. Jess kan er lang over door blijven gaan als ze er achter komt. Ze lopen verder, een derde trappetje op. Het derde trappetje is kort, dus ze zijn snel boven. "Verdomme." mompelt Mike als ze boven zijn en ze slaan de tweede bocht om. "Als het pad zo geblokkeerd is, komen we nooit bij de blokhut." zegt hij als er een ingang van een mijn tevoorschijn komt. "Ik ga dus echt niet terug naar dat spookhuis om warme chocolademelk te drinken met Emily." zegt Jess terwijl ze naar binnen loopt. Ze leunt tegen het hout, die als een balustrade het gebied achter zich beschermt. Met veel gekraak breekt het hout en Jess valt naar beneden, de mijn in. Het is niet erg diep, dus de klap is niet hard. "Jess!" schreeuwt Mike terwijl hij naar beneden kijkt bij het gebroken hout. Zoekend kijkt naar beneden. "Fuck." zegt hij en het woord galmt een beetje door de mijn. "Jessica." roept hij. Jess staat beneden rechtop, te kijken recht vooruit. "Hé, niks aan de hand!" roept ze en Mike kan een zucht van opluchting niet tegenhouden. "Jezus, ik schrik me een ongeluk." zegt hij. "Anders ik wel." zegt Jess en ze kijkt naar Mike, die nog boven staat. "Heb je iets gestoten?" vraagt Mike terwijl hij onderzoekend naar Jess kijkt. "Volgens mij heb ik nog al mijn zeven ledematen!" roept Jess en ze spreid even haar armen. "Kun je eruit komen?" vraagt Mike. "Weet ik niet. Ik kan hier niets zien." zegt Jess en ze werpt even een blik achter zich. "Wacht. Ik kom eraan!" roept Mike en hij buigt door zijn knieën. Hij springt naar beneden. Niet wetend dat de man van het hutje twee meter van hem was verwijderd. Zijn brilglazen glinsteren amper in het donker. "Zeg stuk, help me eens met dit karretje." zegt Jess nadat ze naast een mijnkarretje is gaan staan. Het mijnkarretje blokkeert een gedeelte van het pad, waardoor Mike en Jess niet verder kunnen lopen. Mike pakt het handvat van het mijnkarretje vast en hij begint te duwen, zonder enig resultaat. Het mijnkarretje verroert zich amper. "Help me eens." zegt Mike. "Oké." zegt ze en Jess zet haar handen tegen het mijnkarretje aan. Samen beginnen ze met al hun kracht tegen het mijnkarretje te duwen. Met wat gerammel gaat het mijnkarretje naar voren en ze kunnen erlangs. "Ik had niet verwacht dat we op deze manier samen zouden kreunen." zegt Mike. Jess pakt zijn bovenarm vast en ze begint te lachen. Ze lopen verder, voorbij het mijnkarretje. Dit keer Mike voorop met de zaklamp en Jess erachter. Er klinkt even geklingel en er komt een mijnkarretje op Mike en Jess afrollen. Met al zijn kracht houdt Mike hem tegen en het karretje komt tot stilstand. "Mijn god. Gaat het?" vraagt Jess bezorgd. "Ja, niets aan de hand." zegt Mike. Ze lopen verder en ze kunnen links of rechts. Ze nemen rechts, de andere kant van waar het mijnkarretje vandaan kwam. "Ik krijg hier de kriebels. En geen lekkere kriebels." zegt Jess terwijl ze een trap naar boven oplopen. "Ik kan ervoor zorgen dat je je beter voelt." zegt Mike met een glimlach. "Doe dat straks maar." zegt Jess. Eenmaal boven lopen ze verder, door de donkere mijn. Waterdruppels vallen op de grond. Balken houden alles recht, maar het zal niet lang meer duren voordat alles instort. De balken zien er allesbehalve stevig en mooi uit. Het hout is aan het rotten. Hier en daar liggen tonnen en tafels met spullen. Met veel gekraak komt er een balk naar beneden en hij landt niet meer dan vijftien centimeter voor de voeten van Mike en Jess. Mike kan een schreeuw niet onderdrukken en Jess deinst samen met Mike gillend achteruit. "Gaat het?" vraagt Mike en hij legt zijn hand op haar schouder. "Scheelde niks." zegt Jess en Mike haalt zijn hand van haar schouder. "Volgens mij heeft deze plek zijn beste tijd gehad." zegt Mike en hij schijnt even naar boven, vanwaar de balk vandaan kwam. "Jep, het is tijd om te gaan." zegt Jess. Snel loopt Jess verder gevolgd door Mike. Mike loopt naar een van de tafels en hij kijkt wat erop ligt. Een kaart van de mijn. Op de plekken, waarvan de maker van de kaart dacht, dat die gevaarlijk zouden kunnen zijn is het rood gekleurd. Met grote letters staat er bij de rode plekken: Gevaar. "Wat een zooitje hier." zegt Mike en ze lopen verder. Na twee bochten om te zijn gegaan, komt er licht en sneeuw. "Eindelijk een sprankje hoop." zegt Jess en ze stapt de buitenlucht in. Mike volgt haar en ze lopen verder over het besneeuwde bospad. Gekraak van sneeuw klinkt onder hun schoenen en ze laten voetafdrukken achter in de sneeuw. Na nog een bocht te hebben genomen zien ze een bord met blokhut erop bij een trap staan. Ze lopen de trap op met het idee dat ze er misschien bijna zijn. "Kijk eens aan." zegt Jess terwijl ze met flinke stappen verder lopen over het bospad. "Toen Josh het over de blokhut had, dacht ik aan die van Abe Lincoln." zegt ze. "Wacht maar tot je de Lincoln suite ziet." zegt Mike lachend. "Ah. Ben je van plan me presidentieel te verwennen?" vraagt Jess. "Zin in een ritje in de Air Force One?" vraagt Mike. Jess begint even te lachen. "Bewaar het maar voor de verkiezingstoespraak, makker." zegt ze. Er verschijnt een plateau met leuning en een verrekijker. Jess loopt naar de verrekijker terwijl ze zegt: "Oeh, een telescoop!" Ze pakt hem vast en ze kijkt er doorheen. "Even kijken naar de bomen, naar de wolken, naar de blokh..." Bij het woord blokhut sterft haar stem weg en ze wordt even stil. Ze stapt weg bij de verrekijker en Mike kijkt haar even verbaasd aan. "Wat is er?" vraagt hij. "Ik zag iemand bij de blokhut." krijgt hij als antwoord. Lachend pakt Mike te verrekijker vast. "Laat eens zien." zegt hij en hij kijkt er doorheen. Sneeuwvlokjes dwarrelen voor de lens naar beneden. De blokhut ziet er verlaten uit. Hij beweegt even van links naar rechts en dan even naar beneden. Terwijl hij weggaat met zijn gezicht bij de verrekijker verschijnt er een gezicht voor de verrekijker. Witte ogen en rimpelige huid. Mike haalt lichtjes zijn schouders op en hij kijkt nog een keer. Het gezicht is weg. Mike kijkt nog even rond, maar hij ziet niks. Hij gaat met zijn gezicht weg bij de verrekijker. "Heb je weer aan de eierpunch gezeten?" vraagt hij lachend. "Er is verder niemand." Jess kijkt hem met open mond aan en ze schud kort even haar hoofd. "Dat zal dan wel." zegt ze, maar het angstige gevoel in haar gaat niet weg. Ze weet het zeker. Er was iemand bij de blokhut. Mike loopt naar een bord en hij buigt zich er iets verder naartoe. "Jess?" zegt hij. "Hm mm." klinkt er bij Jess vandaan. "Blijf in de buurt, oké?" zegt Mike terwijl hij met het licht van de zaklamp over de afbeeldingen van een wolf, een beer en een hert gaat. "Hoezo?" vraagt Jess. "Op dit bord staat dat er hier soms bruine beren rondlopen." zegt Mike. "Michael! Ik heb een geweldig idee." zegt Jess en Mike stapt weg bij het bord. "Wat?" vraagt hij terwijl hij naar een tweede poortje toeloopt. "Laten we een beer gaan knuffelen!" zegt Jess en ze loopt achter Mike aan. "Kom op, alsjeblieft, kom op." smeekt Jess. "Laten we vooral geen beer knuffelen." zegt Mike en hij maakt het poortje open. Jess loopt erdoorheen en Mike volgt haar. Hij sluit het poortje achter zich en hij valt in het slot. Ze lopen een trap af naar beneden en eenmaal beneden ziet Mike een hert staan achter het hek. Uit het niets vliegt er een vogel naar Mike en Mike slaat hem weg. Jess begint te lachen en ze zegt: "Kijk uit, uilskuiken." "Ik reageerde op zijn paringsroep." zegt Mike. "Jij doet het ook met iedereen." zegt Jess verbaasd, maar ze moet toch wel lachen. "Ik zit vol met liefde." zegt Mike. Jess loopt verder en buiten hoor bereik van Jess mompelt hij: "Ik schrok." Mike loopt achter Jess aan en ze lopen over een tweede brug. Het water buldert nog harder als de andere keer. Ze lopen verder over het besneeuwde bospad, waar al snel voetafdrukken in komen te staan. Een tweede bord met blokhut komt in zicht en ze slaan linksaf. Mike zucht diep en hij zegt: "Verdomme, Josh. Had je dat pad niet even voor ons vrij kunnen vrijmaken?" Een grote en lange boomstam en veel houtstukken versperren de weg. "Serieus?" vraagt Jess en ze glimlacht even. "Wat?" vraagt Mike. "Ik had niet verwacht dat jij zo snel op zou geven." zegt Jess. "Weet jij dan iets beters." zegt Mike en hij wijst naar de versperring. "Achteruit, Debbie Downer." zegt Jess. Ze draait zich naar de versperring toe en ze spreid haar armen. Ze rent naar de versperring toe en ze springt op de boomstam. "Oh, boe. Uitslover." protesteert Mike. Jess maakt snel een sneeuwbal en ze zegt: "Mike, er zit iets op je gezicht." Mike voelt even aan zijn gezicht en hij krijgt meteen een sneeuwbal in zijn gezicht. "Boem!" zegt Jess enthousiast. Mike draait zijn rug naar haar toe en hij knielt neer. "Oké, gaan we het zo spelen?" zegt hij en hij maakt ook een sneeuwbal. Hij draait zich terug naar Jess, maar op de plek waar Jess stond waait nu enkel een koude wind. Jess is weg. "Jess?" vraagt Mike en hij loopt iets meer naar de boomstam toe. Een luide en lange gil klinkt door het bos. Een gil van Jess.

Hey iedereen. Spannend hoor. Waar zal Jess zijn? Heeft de geheimzinnige man haar meegenomen? Sommige (die de game al hebben gezien) weten wat er gaat gebeuren. Laat alsjeblieft daarover niks achter in de reacties. Wat er gaat gebeuren, bedoel ik. Dit was het hoofdstuk, tot het volgende. :)



Until DawnWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu