Hoofstuk 14

72 12 5
                                    

Ik tik Thomas aan. 'Thomas kijk naar de armen van Kim!' Hij kijkt. Kim ziet het en haalt snel haar mouwen weer naar beneden. 'Ik zag het, Amber? Gaat het wel?' Ik knik langzaam. Hij trekt me in een knuffel. Ik ruik aan zijn kleren. Het ruikt vertrouwt.

'Amber! Kijk!' Roept Thomas. Ik draai me om. Ik zie Bart en Maud naar ons toe lopen. Ik trek een sprintje en ren op ze af. Op de voet gevolgd door Robin. 'Maud gaat het?' Maud haalt haar schouders op en verbergt haar gezicht in het vest van Bart. Ik kijk Bart met een vragende blik aan. 'Ik vertel het je later wel!' Zegt hij zonder geluid. Ik knik. Met z'n viertjes lopen we terug naar de anderen.

Als Maud naast Kim en Liv loopt besluit ik naar Bart te gaan. 'Wat was er met Maud?' Vraag ik. 'De vrouw die er lag is haar tante. Ze was vermist net als jou oom. Ze ging elke dag bij haar langs en toen ze vermist was, was Maud kapot. En nu zag ze haar weer, maar op een hele vervelende manier.' Ik kijk hem met grote ogen aan. 'Ik wist niet dat haar tante vermist was...' Zeg ik geschrokken. 'Hoe komen ze überhaupt in de dodenwereld?' Vraagt Thomas. 'Ja dat snap ik ook niet.' Zegt Bart.

Kim, Liv en Maud lopen nog steeds voorop. Daar achter lopen Simon, Robin en Bart. Ik loop achteraan met Thomas. Hij pakt mijn hand en vlecht zijn vingers in die van mij. Ik glimlach en ik ga wat dichter tegen hem aan lopen. Ik kijk hem aan en hij mij. Ik verdwaal in zijn mooie donkere ogen. Terwijl we elkaar aankijken lopen we verder.

We lopen tegen de jongens aan. Ik schrik. 'Kijk eens voor je in plaats van naar elkaar te kijken!' Zegt Robin licht geïrriteerd. 'Sorry!' Zeggen Thomas en ik lachend. 'Waarom staan we stil?' Vraag ik. 'Daar!' Gilt Liv bang. Ik volg haar vinger. Ze wijst naar een huisje. Ik kijk bij het boven raam naar binnen en dan zie ik het. Ik gil. Kim en Bart rennen naar binnen. Thomas trekt me mee terwijl ik geschokt voor me uit kijk. We rennen de kamer in. Gelijk staan we stil. Ik knijp mezelf. 'Auw!' Roep ik. 'Wat doe jij nou?' Vraagt Thomas geschrokken. 'Ik kneep mezelf in de hoop dat het een droom was, maar dat is niet zo.' Zeg ik teleurgesteld.

Voor ons is er een jongentje die door iemand anders is opgehangen. Liv en Robin komen de kamer in. Ze gaan voor het lijk staan. 'AAA!' Gilt Liv. Ze draait zich met haar rug naar het lijk en verbergt haar gezicht in het vest van Robin. 'Wat is er?' Hoor ik Robin fluisteren. 'Ik had je toch vertelt van mijn broertje, die ontvoerd was? Dat i-is hem.' Zegt Liv half huilend. Robin tilt haar op en loopt de kamer uit. Ik geef Thomas een knuffel. Ik tril. 'Lieverd, het komt goed. Echt waar.' Hij fluistert lieve dingen in mijn oor terwijl hij met zijn hand rondjes draait op mijn rug. Ik word langzaam rustig. Ik trek terug en geef hem een kus. We lopen naar buiten waar Liv bij Robin op schoot zit. Zo te zien is Liv nog aan het huilen en probeert Robin haar rustig te krijgen. De anderen zijn nog in de kamer.

'Wat is er met Liv?' Vraagt Simon als hij aan komt lopen. 'Het jongetje dat is opgehangen is haar broertje. Hij is op jonge leeftijd ontvoerd en hij is hier blijkbaar opgehangen.' Zegt Thomas. Kim en Simon kijken elkaar geschrokken aan. 'Hoe kan het dat er familie van sommige van ons hier vermoord is?' Vraag ik me hardop af. 'Geen idee.' Antwoord Simon. 'Wat?' Vraag ik. 'Je vroeg hoe het kon dat er fanilie van sommige van ons hier vermoord zijn.' 'Ow zei ik dat hardop?' Vraag ik. Ze knikken en beginnen te lachen. Bart en Maud komen nu ook aanlopen. Ze zijn niet mee naar binnengegaan want dat kon Maud er niet bij hebben en omdat Bart op haar moet letten van Levi is ook hij buiten gebleven.

We staan wat te kletsen over wat er gebeurt is als Robin en Liv aan komen lopen. 'Misschien moeten we Levi bellen en hem op de hoogte brengen. Misschien weet hij wat er gebeurt of waar we moeten zoeken maar we moeten iets anders doen dan rondlopen.' Zegt Robin vastbesloten. 'Ik heb zijn nummer, zal ik bellen?' Ze knikken. Ik pak mijn telefoon.

L: Amber? Waarom bel je?

A: we hebben je hulp nodig

L: wat is er?

Ik leg hem uit wat er allemaal gebeurt is.

L: maar dat is verschrikkelijk! Zoiets hebben we nog nooit meegemaakt.

A: wat moeten we doen?

L: het lijkt me verstandig als jullie terug gaan naar de mensheid. Ik overleg met mijn collega's hoe we dit aan gaan pakken.

A: Weet je het zeker? Misschien kunnen we nog een aanwijzing vinden ofzo?

L: ik weet het zeker. Dit is te gevaarlijk. Besef dat dit jullie eerste missie is.

A: oké. Ik zal het tegen de anderen zeggen

L: Is goed.

A: Houd je me op de hoogte van wat er besproken wordt over onze missie?

L: Ja zeker.

A: oké.

L: Ik ga, Doei! Goed dat je belde.

A: Is goed. Doei!

Ik hang op. Ze kijken me met veel spanning aan. 'We moeten terug naar de mensheid. Levi vindt het te gevaarlijk omdat het onze eerste missie is. Hij gaat overleggen met zijn collega's hoe het verder moet.' Ze knikken.

We nemen afscheid en gaan terug naar de mensheid.

÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷÷

Nieuw hoofdstukkiee! Door de proefwerkweek kon ik niet veel schrijven omdat ik veel moest leren. Ik ben blij dat ik eindelijk weer iets online kan zetten!

Laat me weten wat je ervan vindt en als jullie tips hebben mag je die gerust geven!

X
Imke

Dhampiers?! (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu