Hoofdstuk 18

65 13 15
                                    

Het is zo ver. Vandaag gaan we allemaal naar Maud verhuizen. Ik leg mijn koffers op mijn bed. In de eerste koffer stop ik al mijn kleren. In de tweede mijn make-up, mijn andere toiletspullen, fotolijstjes, hoeslakens en dat soort dingen. In de derde koffer doe ik mijn boeken, opladers en laptop. In mijn handtas doe ik wat eten en drinken voor onderweg, mijn telefoon en portemonnee doe ik er ook in. Ik maak nog een rondje en pak nog wat laatste spullen.

Het huis waar ik en mijn ouders wonen blijft gewoon van mijn ouders. Ik heb hier nog wel gewoon een kamer zodat ik even weg kan als ik wil.

Gister toen ik thuis kwam waren mijn ouders thuis. Ik heb met ze geklets en afscheid genomen. Omdat ze bijna nooit thuis zijn snappen ze dat ik bij een vriendin wil gaan wonen.

Ik zit in de trein en staar door het raampje naar buiten. Een jongen komt naar me toe. 'Mag ik hier komen zitten?' 'Ja tuurlijk.' Zeg in terug. De jongen heeft donker blond haar en groene ogen. 'Ik ben Fabian!' Zegt hij, hij geeft me een hand. 'Ik ben Amber.' Zeg ik terug. 'Waar ga je naar toe?' 'Een vriendin, we gaan samen wonen met nog wat vrienden en vriendinnen. Vandaag is het zover! En jij?' 'Naar mijn moeder. Ik woon op mezelf en ik zie haar erg weinig. Ze is vandaag jarig dus ga ik even langs.' Zegt Fabian simpel. 'Gefeliciteerd!' 'Dankje!' Zegt hij lachend.

'Doei!' Roep ik als Fabian uit de trein stapt. Hij is de hele tijd bij me blijven zitten. We hebben wat gekletst en hij heeft zijn nummer gegeven. Ik weet niet of ik er wat mee wil doen, ik heb met Thomas en ik zou hem voor geen goud willen ruilen maar misschien wil hij gewoon vrienden zijn. Ik pak mijn oortjes uit mijn tas en stop ze in mijn telefoon. Ik zet mijn playlist aan en zing alle liedjes in mijn hoofd mee.

Eindelijk ben ik bij het station waar ik uit moet stappen. Liv is hier 15 minuten geleden ook aangekomen. We hebben afgesproken bij de Starbucks. Ik loop naar binnen en kijk even rond. Ik zie Liv zitten en loop op haar af. 'Haai bestie!' Zegt Liv opgewekt. 'Heei!' We geven elkaar een knuffel en we pakken onze koffers/tassen. We lopen naar een taxi. We geven het adres af en leggen onze spullen in de kofferbak.

We bellen aan. Kim doet open. Ze trekt ons naar binnen. Liv en ik kijken elkaar verbaast aan als we door Kim de woonkamer in worden geduwd. Maud kijkt haar niet begrijpend aan. 'Kim? Wat is er?' Vraagt Liv. Ik kijk hoopvol naar Maud als ik zie dat Kim niet gaat reageren. 'Ik weet het ook niet, zo doet ze al sinds ze hier is.' 'Ik moet jullie wat vertellen.' Zegt Kim uiteindelijk. 'Ga je gang.' Zegt Maud. 'Ik woonde bij mijn ouders tot nu. Mijn moeder was altijd weg en mijn vader was altijd thuis. Hij hing op de bank, was dronken, gebruikte drugs, hij mishandelde me. Alles wad ik zei of deed was fout. Hij sloeg me als ik twee minuten later thuis was dan afgesproken. Hij trapte me als ik zijn koffie liet vallen. Hij schold me uit.' Zegt ze met betraande ogen. Voorzichtig trekt ze haar mouwen op. Grote blauwe plekken worden zichtbaar. Maud, Liv en ik kijken haar geschrokken aan. 'Wat heftig!' Floep ik eruit. Ik geef Kim een knuffel. Ik voel Maud en Liv erbij komen. Als we haar los laten zegt ze snel: 'Zeg alsjeblieft niks tegen de jongens! Ik vertel het ze nog wel maar niet nu al.' 'We beloven het!' Spreekt Maud voor ons. Liv en ik knikken instemmig. Kim zucht opgelucht. Ik heb het met haar te doen. Zij kan er ook niets aan doen. Het overkomt je of het overkomt je niet. 'Weet je moeder het?' Vraagt Liv. Kim schud zachtjes haar hoofd. 'Nee, als ik iets zou zeggen zou het alleen maar erger worden zei hij. Bovendien zou hij boos worden en dan ben ik er al helemaal geweest.' Liv knikt begrijpend. De bel gaat. Kim veegt haar tranen weg

Iedereen is er behalve Thomas. Hij is al een half uur te laat en ik heb niets van hem gehoord. Ik heb hem al zeven keer gebeld maar hij neemt niet op. Op whatsapp is hij ook al niet online geweest. Ik word onrustig. Wat nou als er iets ergs is gebeurd?! Ik voel hoe mijn ademhaling versnelt. Ik begin te hyperventileren. Simon komt naast me zitten en trekt me tegen zich aan. 'Concentreer je op mijn ademhaling en probeer dat mee te doen.' Terwijl ik dat probeer wrijft hij over mijn rug. Ik voel dat ik kalmeer. Hij laat me los en kijkt me glimlachend aan. 'Hoe wist je wat je moest doen?' Vraag ik. 'Mijn nichtje hyperventileerde heel vaak als ze schrok. Mijn oom stelde haar dan gerust dus ik weet door hem hoe ik dat het beste kan aanpakken. Gaat het weer een beetje?' Ik knik. 'Dankje!' Ik geef hem een knuffel. 'Geen dank.'

Ik hang nog steeds tegen Simon aan. We zijn een kwartier verder en Thomas is er nog steeds niet. Als de telefoon gaat neem ik op.

Ik: Hallo met Amber.

Politie: hoi Amber, met Peter, van de politie

Ik: hoi?

Politie: er is een melding gekomen dat Thomas een ongeluk heeft gehad. Het is niet heel heftig maar hij moet wel in het ziekenhuis blijven om te kijken hoe het gaat. Hij gaf zijn telefoon aan ons toen we hem ondervroegen wat er gebeurt was. Hij zei dat we u moesten bellen. Zou u naar het ziekenhuis kunnen komen?

Ik: Ja ik kom eraan.

Er word opgehangen en ik staar verbaast naar de telefoon. Ik pak Robin bij zijn arm en trek hem mee naar buiten. Hij houdt me tegen. 'Wat is er?' Ik leg hem uit wat de politie me vertelde. Hij gaat naar binnen en zegt dat de andere achter hem aan moeten komen. En met drie auto's rijden we naar het ziekenhuis.

Dhampiers?! (Voltooid)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu