Het was inmiddels halverwege de middag van hun tweede dag op weg naar Nordberg. Floriana had gedacht dat haar armen en benen al zeer deden toen ze de dag ervoor weer bij bewustzijn was gekomen, maar inmiddels ging ze gebukt onder een veelvoud van die pijn. Ze had de nacht tijdelijk in een andere houding doorgebracht; vastgebonden aan een boom en met even weinig bewegingsvrijheid. Daarbij koelde het 's nachts nog flink af en ze had de hele nacht gerild van de kou. Ze vermoedde zelfs een beginnende blaasontsteking te hebben. Niet dat de escorte stopte en haar losmaakten om haar de gelegenheid te geven zichzelf te ontlasten. Ze moest het maar gewoon laten lopen en, hoe smerig ze dit ook vond, had ze geen keus gehad dit ook inderdaad te doen toen haar blaas op knappen had gestaan. Alleen haar kringspier hield ze stevig dicht. Eten kreeg ze helemaal niet en vocht hooguit net genoeg om haar in leven te houden. Ze voelde haar weinige overgebleven kracht met het uur afnemen.
Met niets anders te doen door haar geketende plek op de kar waren haar gedachten continue de gebeurtenissen sinds zevendag af gegaan en steeds op hetzelfde uitgekomen; een intens gevoel van verdriet, angst, onbegrip en machteloosheid. Daar kwam de mensonterende vernedering die ze nu onderging nog eens bij. Floriana vroeg zich af waar ze dit aan had verdiend; ze was altijd een lieve, gehoorzame en zorgzame dochter geweest en had altijd klaargestaan voor de mensen in haar omgeving.
Ze kon wel janken - of correcter gezegd; ze wilde dat ze kon janken, maar haar tranen waren op. Niet dat ze zich groot probeerde te houden. Nee, ze wilde janken, grienen en smeken, maar ze kreeg het niet voor elkaar. Het leek alsof ze haar emoties wel voelde, maar in de verte. Ver weg, alsof ze iemand anders toebehoorde, ook al waren ze nog zo duidelijk in haar aanwezig. Als ze de rust had om hier goed over na te denken, dan zou ze het een vreemde contradictie vinden; aan de ene kant al die vreselijke gevoelens en aan de andere kant dat totale gebrek aan gevoel. Maar die rust had ze niet. Ten toon gesteld op de wagen sjokte ze door het bergachtige landschap van het hertogdom, met elke stap van het paard weer een kleine halve meter dichterbij haar onvermijdelijke dood.
'Sergeant, is dat Haldens Pas, daar iets verderop?' vroeg de priester.
De sergeant antwoordde bevestigend en wees een van zijn mannen aan. 'Waarschuw de mensen dat we straks met een heks door het dorp rijden. Laat ze weten dat als iemand van hen het recht in eigen handen denkt te kunnen nemen, die persoon straks achter de wagen meegesleept wordt en samen met haar verbrand zal worden.'
De soldaat salueerde gedisciplineerd en gaf zijn paard de sporen. De rest van de escorte keek hem na en sjokte in onveranderd tempo in de richting van de kleine stad.
Floriana keek opzij en zag dat de kruisboogschutter zijn wapen klaar maakte voor gebruik. De andere soldaten trokken hun zwaard en hielden het paraat. Met een strenge blik keken ze recht vooruit. Ze begreep niet waarom, maar vermoedde wel dat het weinig te maken zou hebben met haar veiligheid.
Toen ze een klein kwartiertje later Haldens Pas in reden, was de priester voor het paard dat de kar trok gaan rijden. Twee soldaten reden links en rechts van het paard en achter haar hoorde ze het geklik van de hoeven van de derde soldaat op de stenen van de hoofdstraat. Welke soldaat er nu vooruit gezonden was en of die al terug was wist Floriana niet. Ze was inmiddels zo zwak en suf dat de exacte samenstelling van haar escorte haar niet meer helder voor de geest stond.
De soldaat op de bok zat een beetje in elkaar gedoken, alsof het elk moment kon gaan regenen, maar de lucht ver boven hen was helder blauw met hier en daar een wit wolkje.
Hoe het dorpje het zo snel voor elkaar gekregen had wist ze niet, maar het leek erop alsof alle inwoners zich opgesteld hadden aan weerskanten van de hoofdstraat. Toen de priester langs reed juichten veel mensen en hij nam het applaus met elegant ogende handbewegingen in ontvangst. Toen de kar langs reed veranderde het gejuich in vloeken en verwensingen, waarvan sommige dusdanig kleurrijk waren dat Floriana niet begreep hoe ze het in hun hoofd haalden om deze naar een meisje van zestien te schreeuwen, zelfs als ze echt een heks zou zijn geweest. Haar gevoel van machteloosheid werd nu alleen nog maar groter, want ze wilde het liefst iedereen uitleggen dat er een vergissing in het spel was. Ze was geen heks en had zelfs nooit overwogen er eentje worden. Ze had nog nooit iemand in haar leven kwaad gedaan en wilde dit ook helemaal niet. Toveren kon ze al helemaal niet. Als ze een heks was, dan was ze verreweg de slechtste heks ooit.
JE LEEST
De Heks van Komschrei (betaversie)
FantasyDe zestienjarige Floriana vind haar leventje wel prima zo; ze helpt haar zieke moeder in het huishouden, heeft leuke vriendinnen en woont in een fijn stadje. Op een dag komt er een priester in de stad die de aanwezige meisjes tussen de twaalf en de...