Hoofdstuk 43 - De nieuwe arrestant

265 28 4
                                    

Bij gebrek aan iets beters te doen zaten Pien en Peet in een hoekje van hun cel op de grond. Ze hadden beiden geprobeerd om wat te slapen, maar het wilde niet lukken. Ze maakten zich ontzettende zorgen om Linette, Kristel, haar moeder en Floor.

Vanuit de kamer naast het cellenblok hoorde ze ineens gejuich. Ze stonden beide op en renden naar de deur van de cel. Pien was net iets sneller en stond het eerst bij de deur. Ze was te klein om door het raam te kijken, dus moest ze op haar tenen gaan staan.

'Wat is er aan de hand?' vroeg Peet zachtjes.

'Ik kan het net niet zien!' fluisterde ze.

'Laat mij er dan bij. Ik ben groter.' Peet probeerde haar al met zachte hand opzij te duwen.

'Noem je mij klein?' vroeg Pien verongelijkt. Ze kon er ontzettend slecht tegen als ze last van haar lengte had en hierdoor iets niet kon.

'Nee, ik noem mijzelf groot. Aan de kant.'

Schoorvoetend deed Pien een stapje opzij. 'Wat zie je?' vroeg ze al voordat Peet goed en wel voor het raampje in de deur kon kijken.

'Mag ik eerst even kijken, ongeduld?' mopperde Peet. 'Ze brengen iemand naar binnen. Hij is geboeid. Een arrestant zo te zien. De schout grijnst van oor tot oor. Ik heb hem nog nooit zo vrolijk gezien.'

'Wie dan?'

Toen zag Pien de ogen van Peet groot worden en haar hand ging naar haar mond.

'Pien, dit geloof je niet. Afgaande op de beschrijving die jij en Floor gegeven hebben...'

'Dames, jullie krijgen bezoek. Niet in dezelfde cel natuurlijk, maar jullie zijn niet meer alleen. En het ironische van het verhaal is dat we hem te pakken hebben kunnen nemen door de verklaring van jullie leerlinge.'

'Nee!' riep Pien met grote ogen. Het kon maar één man zijn.

'Na weken van terreur is er vanavond eindelijk een einde gekomen aan de duistere greep waarmee de man in het zwart de stad in angst en ongewis hield. Twee zaken binnen een dag opgelost; dat noem ik een mooi resultaat!' riep de schout triomfantelijk. Met een klap smeet hij een celdeur dicht.

'Laat me erbij! Ik vermoord hem!' bulderde Pien.

'Alsof je iets kunt doen. Je zit net zo goed achter tralies als hij,' foeterde Peet. Toen richtte ze zich tot de schout. 'Hoewel ik erg blij bent dat u die man eindelijk te pakken heeft, zou ik toch willen weten of u onze leerling al gevonden heeft.'

Peet deed een stapje terug toen het gezicht van de schout voor het raam in de deur verscheen. Pien kon hem nu ook goed zien; hij leek inderdaad in opperbeste stemming.

'Nog niet, maar dat is een kwestie van tijd. Door onze pogingen om haar te vinden liep een team van mijn mannen ineens tegen deze kerel op. Hij snuffelde rond in de buurt van de woning van kapitein Breslaak. Ze herkenden hem aan zijn litteken, precies dezelfde als in de verklaring van jullie leerling. Hij liep een doodlopende steeg in zonder goede toegang tot de daken en toen hadden we hem. Niet dat dit enige verandering in jullie zaak brengt. Die heeft immers niets met deze te maken.'

Het gezicht van de schout verdween weer.

'Wacht even,' zei Peet vlug. 'Nu hij toch ter sprake is gekomen; heeft kapitein Breslaak nog met u gesproken?'

Het gezicht van de schout verscheen weer voor het raam. Hij keek nog steeds goed geluimd, maar tevens een beetje verbaasd. 'Niet sinds vanmorgen, hoezo?'

'Hij had Pien beloofd om met u te praten over onze arrestatie. Er is een vergissing in het spel, ziet u. Pien heeft die man niet vermoord. De moordenaar en de ontvoerder van zijn vrouw en kind zit nu in de cel tegenover ons.'

De schout begon te lachen. 'Leuk geprobeerd, maar ik trap daar niet in. De man in het zwart ontvoerd vrouwen en vermoord ze waarschijnlijk. De kruier zou de eerste man zijn die hij te pakken heeft genomen. Ik ken dit soort moordenaars; die veranderen niet van werkwijze. Vrouwen zijn een gemakkelijk doelwit.'

'Maar de vrouw van Joris en zijn kind dan? Waar zijn die?'

'De stadswachten hebben het aan de buren gevraagd. Ze is gisteren naar haar moeder vertrokken, samen met het kind. Ze was niet eens in de stad toen je vriendin haar man vermoordde.'

'Nee, dat klopt niet!' riep Pien. 'Haar moeder zou naar Waterpoort komen, niet andersom. Er was zelfs helemaal geen sprake van dat ze naar haar moeder zou gaan. De man in het zwart heeft het gezin aangevallen en haar ontvoerd. Ondervraag hem! Hij weet vast en zeker waar ze is!'

'Hem ondervragen doe ik morgen wel. Er zijn al vier dagen geen nieuwe vermissingen gemeld en gezien zijn werkwijze zijn alle al vermiste vrouwen waarschijnlijk toch al dood. Morgenochtend vroeg is hij aan de beurt en ga ik hem uitgebreid uithoren, maar eerder niet. En de kapitein heeft mij al gewaarschuwd dat jij mogelijk zou proberen je eigen moord in de schoenen van onze vriend hier te schuiven. Hij verzekerde mij dat je niet te vertrouwen bent, maar ik heb hem uiteraard niet nodig om tot die conclusie te komen. Dat had ik zelf namelijk ook al in de gaten.' Toen verdween het gezicht weer.

'Wat? Nee, dat moet een vergissing zijn! Dat kan hij niet gezegd hebben! Kunt u hem vragen hier te komen? Ik wil hem spreken!'

Aan de voetstappen te horen liep de schout het cellenblok uit. Pien kon het net niet zien. 'Ik heb hem sinds vanochtend niet meer gezien. Hij was ook niet thuis toen we die vrouwenmoordenaar arresteerde. Hij zal wel druk zijn, op het kasteel of zo. En zelfs als ik hem had gezien of wist waar hij was, dan zou ik hem nog niet hierheen sturen om zijn tijd te verdoen. En vanaf nu zijn jullie stil. Ik weet voldoende. Jullie twee worden morgenochtend voorgeleid aan de hertog. Die zal bepalen wat we met jullie gaan doen, maar ik vermoed dat het de strop wordt.' Toen hoorde ze een deur dicht gaan. Dat moest de deur die naar het cellenblok van de rest van het pand scheidde wel zijn.

'Wacht! Schout!' riep ze hem na. Het kon niet. Kapitein Breslaak had het haar beloofd. Hij zou een goed woordje doen en de zaak uitzoeken. Hij zou met de hertog praten en met de schout. Er moest een vergissing in het spel zijn.

'Volgens mij ben je voor de gek gehouden, Pien,' zei Peet en klopte haar vriendin op haar schouder. 'Het spijt me.'

Pien staarde naar het raam met tranen in haar ogen. 'Nee, dat kan niet. Dat kan gewoon niet!'

'Het lijkt er toch op, Pien. Als ik de schout goed begrijp heeft de kapitein hem gesproken na die belofte aan jou.'

Ze balde haar handen tot vuisten tot haar knokkels wit waren. Toen sprong ze tegen de deur aan en greep de tralies beet. Zo bleef ze hangen, met haar gezicht tegen de tralies aangedrukt. 'Jij monster! Wat heb je met Linette gedaan? En met Kristel? En met haar moeder?'

Het bleef ijzig stil aan de overkant van het cellenblok. De man in het zwart zei niets terug, hoeveel Pien ook tegen hem bleef schreeuwen.

De Heks van Komschrei (betaversie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu