Hoofdstuk 51 - Druppel

325 28 35
                                    

Floor kreeg weer een beetje lucht, maar de doffe pijn in haar buik hield aan. Vervuld van woede en adrenaline negeerde ze het. 'Jij vuile, vieze, smerige, schofterige...' sputterde ze woest.

'Typisch ongenuanceerd taalgebruik wat je kunt verwachten van een meisje dat uit de Noordelijke hertogdommen komt. Jullie hebben een chronisch tekort aan elke vorm van finesse en klasse,' grijnsde kapitein Breslaak, die nauwelijks onder de indruk leek te zijn van de wanhopige moordaanslag die Floor net op hem had willen plegen, maar was mislukt door haar verbazing toen zij inzag wie haar beoogde slachtoffer werkelijk was.

Toen richtte hij zich tot de mannen die Floor stevig beet hielden. 'Jullie leken nogal gehaast en dat had niets te maken met de aanwezigheid van deze berggeit. Wat is er aan de hand?'

'Het dievengilde, heer. Een hele groep van die schobbejakken staat net buiten de barrière in de startblokken om ons aan te vallen.'

Breslaak keek Floor indringend aan. 'Waarom heb ik het sterke vermoeden dat hun aanwezigheid daar bij de barrière en jouw aanwezigheid hier in deze tombe nauw verband met elkaar houden?'

Floor probeerde hem te schoppen, maar voordat ze de beweging goed en wel kon maken trokken de mannen die haar vast hadden haar iets naar achteren, waardoor ze enkel lucht raakte. 'Als je denkt dat ik je iets vertel, dan heb je het mooi mis!' gromde ze en keek hem woedend aan.

De man met wie kapitein Breslaak had staan praten deed een stap naar voren. Floor keek hem aan en zag enige gelijkenis met de kapitein, maar begreep niet waarom. De man had het gewaad van een priester van de Tempel van het Goede Woord aan. 'Ik ben wel heel benieuwd hoe dit wicht de barrière heeft weten trotseren. Zelfs de meest geharde vechtersbazen pissen in hun broek als ze te dichtbij komen.'

'Wat vreemder is, is dat de laatste keer dat ik dit meisje zag ze nog nauwelijks haar woonwagen uit durfde en nu is ze hier, diep onder de stad, in gezelschap van het dievengilde. Daarbij probeerde ze een mes in mijn donder te steken. Een interessante ontwikkeling op zijn minst, broertje.'

Vandaar dat ze op elkaar leken. De priester was de broer van Breslaak. Ze hadden dezelfde neus en ogen, maar de broer had een iets minder gespierde lichaamsbouw en was iets kleiner. Logisch natuurlijk; de kapitein was een getrainde soldaat, de jongere broer een priester van de tempel. Hij zag er ook iets jonger uit, zeker een jaar of zes.

'Misschien was het slechts toneelspel?'

Breslaak keek Floor diep in de ogen aan. 'Nee, haar angst was echt. Ik zag het in haar ogen. Ze scheet zeven kleuren stront bij de gedachte die wagen uit te moeten. Jammer dat we niet veel tijd hebben om er uitvoeriger naar te kijken.'

'In dat geval wil ik de barrière controleren,' zei de priester. In zijn stem weerklonk wat spanning. 'Als we de tijd niet hebben om uit te zoeken hoe zij hier binnen is geraakt, wil ik er in ieder geval zeker van zijn dat ze voorlopig de enige is die het voor elkaar weet te krijgen.' Hij wees een van de twee mannen die Floor vast hield aan. 'Neem haar mee. De ander trommelt de rest van de volgers op. Zorg dat ze niet via het riool de tombe betreden, maar via de ingang in het huis van mijn broer. Zeg hen dat we weer een vrouw gaan offeren aan onze meester. Misschien dat deze het juiste bloed heeft om zijn lichaam weer tot leven te wekken.'

'Offeren? Meester? Wat?' riep Floor verschrikt en begon tegen te stribbelen.

Razendsnel trok Breslaak zijn zwaard en stak naar Floors keel. Hij stopte net op tijd, maar ze voelde de scherpe punt van het geharde staal in haar huid prikken. Ze hield zich meteen koest.

'Bloeden zal je, berggeit, maar aan jou de keuze of je nog even in leven wilt blijven of we nu meteen beginnen.'

'Ik wil nog wel even wachten,' antwoordde ze angstig en toen haalde de kapitein het zwaard weg. Vervolgens liet ze zich meevoeren, dieper de tombe in.

De Heks van Komschrei (betaversie)Waar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu