Hoofdstuk 42

1.4K 107 21
                                    

Toen de donkere flits van de bliksem weer opklaarde, had een dichte mist me omringd. De bliksem moest de wolkenweide verderop hebben geraakt en laten barsten, waardoor de donzige lucht nu chaotisch zich verspreidde.

Ik zag niets en zakte dieper in de modder op mijn knieën. 

De mist liet ijzige tintelingen achter op mijn blote huid terwijl de regen langzaam stopte.

In de verte klonken er stevige voetstappen op de moddergrond. 

Ik spitste mijn oren om te luisteren of ik het wel goed had gehoord, maar het gedempte geluid kwam dichterbij en verderop zag ik een gestalte zich door de witte mist heen boren.

Mijn kin hield ik hoog en mijn blik naar voren gericht om de naderende persoon goed aan te kunnen kijken.

Het zou een engel kunnen zijn of misschien een demon die Aether was binnengevallen.

Brede schouders tekenden zich af in de vochtige witte lucht. De passen vertraagden zodat hij langzaam in beeld kwam.

Een nauw bruin leren jasje, broek onder de moddervlekken en zware stevige laarzen.  

In zijn handen klemde hij een magnifieke boog en op zijn rug waren vlijmscherpe pijlen gebonden, vergiftigd met wijwater, zout en een paar salie bladeren gekleefd tegen de punt.

Zijn heldere blauwe ogen gingen schuil achter zijn donkerblonde haar, dat gegroeid was en slapjes over zijn voorhoofd hing.

'Freddie!' doorboorde mijn stem zich door de stilte. Een werveling van duizenden gevoelens ging door me heen.

Met alle energie die ik nog over had, kwam ik recht en rende recht in zijn armen. Zijn sterke greep sloot zich om me heen.

'Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien,' snikte ik terwijl ik mijn hoofd tegen zijn schouder drukte. Hij bleef zwijgen en ik vroeg me af waarom.

Langzaam duwde ik me van hem af, maar hij bleef me vasthouden. Mijn hoofd was maar een klein stukje van het zijne verwijderd en ik ontmoette zijn bezorgde blik.

Er was niet eens een glimlach te zien op zijn gezicht en heel even begon ik me af te vragen of hij wel blij was om mij terug te zien.

Onze verbonden blikken leken minuten te duren, tot hij zijn hand naar mijn wang bewoog. Het was een zacht gebaar, maar genoeg voor mij om te weten dat hij om me gaf.

Hij keek me diep in mijn ogen aan.

'Viccie,' fluisterde hij schor. Ik kon de kleine stoppeltjes op zijn gezicht zien en de wallen onder zijn ogen. Hij was jong, maar toch leek hij ouder en volwassener. 

'Neem dit,' sprak hij zachtjes, terwijl hij iets kouds en vertrouwds in mijn handen schoof.

Mijn blik gleed naar beneden en ik staarde naar de dolk waarmee ik Ethan had gestoken in de verlaten fabriek. Een huivering ging door me heen. Ik dacht terug aan het trotse gevoel dat het me had gegeven toen het mes zich door Ethan heen had geboord.

Maar zo was ik niet meer. Ik was helemaal klaar met het pijn doen van anderen.

Ik was het moorden helemaal zat. 

Zonder enige aarzeling, drukte ik het mes hard terug in mijn broers handen. Hij staarde me met een verwarde blik aan.

'Vic, alsjeblieft. Je móet het echt aannemen,' verzekerde hij me. Hij reikte het mes weer naar me uit, maar ik liet mijn handen slap langs mijn lichaam hangen.

'Waarom?' snauwde ik. 'Om weer iemand te vermoorden?'

'Iemand vermoorden? Vic, waar heb je het over?' 

Een nerveus lachje verscheen op zijn gezicht en ik besefte dat hij geen idee had van wat er allemaal was gebeurd sinds hij me op het schip had gezet.

'Laat maar, ik hoef het gewoon niet oké.'

Ik wilde me omdraaien, maar hij greep mijn schouder vast en probeerde mijn blik te vangen.

'Nee, het is niet oké!' begon hij weer op zijn normale bezorgde toon. 'Jij bent mijn zus en ik laat je niet nog eens in de steek. Het spijt me dat ik je op dat schip had gezet, Victoria. Maar het was je enige keuze op overleven.'

'Hoe bedoel je, enige keuze?' Ik staarde hem nijdig aan. 

Hij beet op zijn lip, wat hem heel aantrekkelijk maakte. Als Maddy dit had kunnen zien was ze gek geworden. De gedachte dat ze mijn broer nooit zou ontmoeten, liet een steek achter in mijn hart.

'Vader en moeder wisten dat je zou veranderen. Fred wist het, ík wist het.'

Freddie slikte en richtte zijn blik heel even naar de grond, voordat hij verder sprak.

'Fred was van plan je om te leggen. Op dat schip was je veilig, als je op land was gebleven, dan had hij je nagejaagd. Victoria niet doe -'

De woede spatte als een hels vuur door mijn aderen en mijn handen hadden de dolk uit Freddies handen gepikt.

Mijn knokkels werden wit terwijl ik mijn greep rond het handvat verstrakte en de mes in de lucht liet schitteren.

Mijn eigen broer! Mijn eigen bloedverwant! Degene waarmee ik was opgegroeid. Hij wilde me vermoorden vanwege een stomme kus!

Sinds Dylan me had bevrijd, had ik een woede als deze niet meer gevoeld. 

Maar nu was hij er weer, die verzurende, zoete, wraaklustige woede, die me van binnen verslinde.

Krijsend van razernij, vuurde ik de dolk af. Hij sneed diep in de modder en ik draaide me met woeste stappen om.

Ik hoorde Freddie het mes uit de aarde trekken en achter me aankomen. Maar ik wist zeker dat hij me niet meer zou kunnen vinden, aangezien ik al ver weg de dichte mist in was gelopen.




Demons KissWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu