Hoofdstuk 43

1.5K 107 113
                                    

De modder werd steeds kouder en kouder. Alsof het in een keer winter werd en het ieder moment kon gaan sneeuwen.

Op zich zou dat onmogelijk moeten zijn, aangezien er rond me zich nog steeds enkele bloeiende bloemen bevonden, tot er een sneeuwvlok naar beneden dwarrelde en op het puntje van mijn neus smolt.

Razendsnel veegde ik de druppel weg met de bovenkant van mijn hand en staarde doodsbang naar de rode vlek op mijn hand.

Het sneeuwde bloed. Bevroren bloed.

Bewust van het ergste, richtte ik mijn blik omhoog en zag hoe steeds meer donkere sneeuwvlokken hun weg naar beneden vonden.

Het zag er mooi uit, aangezien het op echte sneeuw leek, tot ze op je huid belandden, smolten en kleverig bloed achterlieten.

Ik zette me af en spurtte zo snel ik nog kon. Ik zag niet veel door de mist en het duurde dan ook niet lang tot ik hijgend op de grond neerzakte.

Het begon steeds heviger te sneeuwen en de mist voelde zelfs bevroren aan.

In de verte weerklonk een donderslag en recht voor me kon ik gelige vlammen hoog boven de mist zien uitsteken. 

Het dorp.

Ik was bijna terug bij het dorp.

Hopende dat ik me daar wel kon oriënteren, sleepte ik mezelf wanhopig verder door de modder.

Maar de grond werd met de seconde harder en vaster, waardoor de blubber zich als ijs vormde.

Mijn vingertoppen en voeten prikten en waren intussen verkleurd tot een mooi samenspel van blauw, paars en rood.

Hoe dichter ik naar de vlammen kroop, hoe warmer het werd en hoe luider ze sisten.

En ik dacht dat ik de hel al had gehad.

Door het vuur was het minder mistig rond de nu nog overeind staande gebouwen.

Ik trok mezelf moeizaam omhoog aan een bakstenen muur van een huis en slenterde verder tussen de gebouwen door.

De koude lucht in de velden was lastig geweest voor mijn keel, maar deze rook was nog erger. 

'Luister goed naar me, Timothy. Ik brand deze hele wereld af, met of zonder haar,' snauwde een bekende stem in de verte.

Mijn hart sloeg een tel over en ik duwde mezelf verder langs de stenen muren.

Ik móést zeker weten of dit echt was en niet een of ander hersenspinsel door de giftige rook.

Hoe dichter ik bij de twee jongens kwam, hoe luider hun stemmen klonken door de stilte. Ik wilde niet gezien of gehoord worden en bleef verborgen achter de laatste hoek staan.

Voor me was een klein geplaveid pleintje met een half afgebrokkeld fonteintje in het midden. Alles was gekleurd in rode bakstenen en hier en daar staken een paar planten hun kopjes ergens bovenuit.

Zonder de rook, donder, mist en het vuur, zou het er best gezellig uit hebben gezien.

'Het spijt me, Heer Daímonas,' sprak Timothy teder. 'Maar ik dacht echt dat je haar levend wilde hebben.'

Gelach. 

Een duistere lach.

'Tussen leven en dood zit voor mij niet veel verschil, Tim. Ik kwam hier voor dat kreng, maar ook voor wraak. Eindelijk voelen deze Engelen wat ik heb gevoeld! Eindelijk weten ze hoe het is om te vergaan van de pijn!'

Hij sprak steeds luider en woester.

'Mijn hele leven werd verwoest toen ik werd verbannen! Ik zou ooit beschermengel worden! Maar nee, deze mensen moesten mij en mijn broer oh zo broodnodig in het hellevuur smijten!'

Timothy lachte een kort, nerveus lachje en ik hoorde zijn stappen mijn kant op komen. Hij hield er duidelijk niet van dat er zo werd gepraat, zeker niet alleen tegenover hem.

Plotseling sloeg het vuur over naar een volgend gebouw en ik voelde de warmte vlak boven mijn hoofd hangen.

Een paar dakpannen kletterden naar beneden en ik slaakte een gesmoorde kreet toen er eentje recht naast mijn schouder belandde.

De hitte sloeg op mijn hand en nog meer dakpannen en stenen brokkelden af.

Met bosjes sloegen ze op me in. Ik dook in elkaar en wilde weg rennen, maar een donkeroranje baksteen sloeg keihard in op mijn schouder.

Jankend tuimelde ik neer op de grond en richte mijn blik omhoog, stenen en bloederige sneeuw kwamen op me neer als vogels in een duikvlucht.

Kermend draaide ik me om over de grond en voelde hoe nog maar stenen zich op mijn lichaam stortten.

'Snel, weg hier, voordat we zelf verbranden. Ik heb wel beter dingen te doen, die Sterrenengel en zijn lekkere zusje vangen bijvoorbeeld,' lachte de duivelse stem van de demonen koning, die ik ooit met heel mijn hart vertrouwde.

Vleugels klapten en alle geluiden stierven af.

Ik was alleen achtergelaten.

Bedolven onder het brandende puin.

Dat de volgende ochtend spierwit en bloedrood bevroren lag in ijs en sneeuw.

Ikzelf, bewusteloos en doodgevroren onder de restanten van het verwoeste hemelrijk, Aether.

Demons KissWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu