Hoofdstuk 5

196 20 0
                                    

Het zalig moment word weer onderbroken door een ijselijke gil dat ervoor zorgt dat mijn haartjes recht overeind komen te staan. Het galmt door het stille gebouw.

'We moeten maar is gaan zien,' zucht Jace geïrriteerd en ik voel hoe zijn handen langzaamaan van mijn heupen glijden. Ik knikte spijtig. Maar voordat hij zich omdraaide drukte hij nog vluchtig een kus op mijn lippen. Daarna knipoogde hij en draait zich om. Met rode wangen volg ik hem. Mijn katana drukt in mijn handpalm.

Aan het eind van de gang kijkt Jace voorzichtig om de hoek. En hij verstijfde. Voorzichtig leg ik een hand op zijn arm waarvan de spieren gespannen staan. Een bang gevoel nestelde zich in mijn borst. Wat is daar? En waarom staat Jace zo gespannen? Wat heeft hij gezien? Al die vragen spookte door mijn hoofd.

'Wat is er?' vroeg ik zachtjes. Ik kan het niet langer uithouden. Ik moet weten wat daar is of wat er is gebeurt?

Jace draait zich langzaam naar me om. Zijn gezicht is wit  weggetrokken en zijn ogen staan abnormaal groot. 'Die...die vampier is daar,' mompelde hij alsof hij het amper kan bevatten. 'En hij is niet alleen.'

Dat laatste wat hij zei is de druppel. Angstig duw ik hem aan de kant en ik snelde naar het einde van de gang en kijk om de hoek. Het eerste wat ik zie is dat het een immense ruimte is. De ruimte heeft veel weg van een oud Grieks monument. Pilaren houden de ruimte overeind en waanzinnige grote lusters hangen aan het plafond. De diamanten die er aan hangen glinsteren in het maanlicht dat door de ramen schijnt.

Maar dan valt mijn blik op iets anders . Een gil onderdrukkend slaag ik mijn handen voor mijn mond. Er liggen minstens drie of vier lijken op de grond die in een rare houding liggen alsof ze zijn weggesmeten als een stuk vuil. Een koude rilling gaat over mijn rug toen ik de vampier zie, die we eerder deze avond hebben ontmoet. Zijn gezicht hangt onder de bloedvlekken, zijn hoektanden glinsteren gevaarlijk en dreigend in het maanlicht. De rode ogen staan kil en doods.

Naast hem staan er nog twee. Het zijn ook vampiers, bij de beide zijn de hoektanden uitgeschoven en ze hangen onder het bloed. Ze zijn allebei kleiner dan de eerste vampier en ze komen ook niet dreigend over. Dus die ene moet wel de leider zijn.

'Waar zijn ze,' vroeg de leider dreigend. Hij kijkt de andere twee woest aan.

'Maar wie bedoel je dan,James,' vroeg één van de andere twee. 'We hebben alleen deze vier mensen kunnen vinden. Voor de rest is er niemand meer in dit gebouw.' Dus de leider heet James. Wat een toepasselijke naam. 

James kijkt hem vuil aan. 'De jongen en het meisje zijn hier wel. Ik voel het en ik ruik het. IK voel hun angst tot hier. Hun harten bonken van doodsangst. Ze zijn nog in dit gebouw en ze zijn niet ver van ons verwijdert.'

'Maar...,'sputterde één van de twee protesterend.

'Niks, te maren. Ze zijn hier nog en we stoppen niet met zoeken totdat we ze hebben gevonden,' brulde hij woedend. 'Ik wil hun bloed drinken totdat ze leeg zijn. Totdat hun lichaam niet meer is dan een omhulsel.' Zijn ogen glinsterde waanzinnig en wraaklustig.

Met bonkend hart kijk ik Jace aan. Hij kijkt me angstig terug aan. Voorzichtig trek ik hem mee een donkere kamer in. In de duister zie ik niks maar ik hoor onze ademhaling gejaagd gaan.

'Wat gaan we nu doen,' vroeg ik, mijn stem trilde lichtjes. 'We kunnen het nooit halen tegen drie vampiers. We kunnen het amper halen tegen één en je moet weten ik heb nog nooit met een zwaard gevochten. Ik weet nog niet eens hoe ik het te goeie moet vast houden.Laat staan er mee vechten.' Ik voel me zo machteloos. Zo weerloos. Het duurt even voordat Jace iets zei.

'Ssst, het komt wel goed, oké,' fluisterde hij warm en hij pakt mijn armen vast. 'Maar we moeten ons er wel door vechten anders geraken wij hier nooit uit. Ik heb gezien dat dat de enige ingang en uitgang is dus we moeten langs hen heen.'

'Maar kunnen we ook niet wachten totdat ze weg gaan?' De woorden zijn nog maar juist uit mijn mond en ik kan mezelf wel tegen mijn hoofd slaan.Wat heeft die vampier of beter gezegd James gezegd. Dat hij ons kan ruiken en voelen. Hij weet dat we in dit gebouw zitten en als we hier blijven zou het niet lang duren voordat hij ons heeft gevonden.

'Nee, we kunnen niet wachten. Hij ruikt en voelt ons. Het duurt maar even voordat hij ons heeft gevonden,' zei Jace. Die mijn vermoedens doet kloppen.

'Maar wat gaan we dan doen,' vroeg ik hulpeloos. 'Als we gaan vechten gaan we zeker dood en...,' Ik slikte en tranen wellen op in mijn ogen. 'Ik wil je niet kwijt Jace.' Snikte ik wanhopig. Hij drukt me stevig tegen zich aan. Ik voelde zijn borst op en neer gaan.

'Hey, je gaat me niet verliezen,' zei hij troostend. Herinner je nog wat we elkaar hebben beloofd.' Ik knikte tegen zijn borst. Dat weet ik nog heel goed. 'En we gaan winnen tegen die vampiers. We gaan ons niet laten doen. We gaan laten zien dat we niet zomaar tieners of bloedwormen zijn.' Zijn stem klinkt vastberaden en hoop wakkert in me op. Door die vampiers is onze wereld, ons thuis vernietigd. Omdat zei perse op onze aarde willen leven. De wrakstukken die op aarde zijn gevallen daar zitten zij in zodat ze de val kunnen overleven. Door hun schuld zijn mijn ouders omgekomen en mijn vrienden. Woede borrelde zich in me omhoog. Ze gaan boete voor wat ze hebben aangericht.

'We gaan ervoor,' zei ik vastberaden en ik geloofde erin. Ik geef Jace een kus op zijn mond en ik maakte me voorzichtig van hem los.

'Oké, let's go. Hij pakt mijn hand en samen rennen we naar de ruimte waar de drie vampiers nog steeds aan het bekvechten zijn.

We kijken elkaar even aan en samen gaan we de ruimte in. Het gesprek verstompte. Een onaangename stilte verspreide zich. Angstig knijp ik in Jace hand. Hij knijpt zachtjes terug.

'Wel,wel,wel,' mompelde James verrast. 'Wat we hier hebben. We waren opzoek naar jullie. Maar je maakt het nu wel heel gemakkelijk voor ons.' Woedend likte hij langs zijn hoektanden.

'Dat had je gedacht,' zei ik zo rustig mogelijk. Ik hou het gevest van mijn katana krampachtig vast. 'We gaan het je alles behalve gemakkelijk maken.'

James kijkt ons spottend aan en begint ineens brullend te lachen. Onzeker kijk ik Jace aan. Die haalde wanhopig zijn schouders op. Zuchtend kijk ik James terug aan.

'Rachel,'fluisterde Jace ineens in mijn oor. Vragend kijk ik hem aan. Hij wijst met zijn vinger naar de ramen. Met een frons kijk ik naar het raam, maar ik zie niks speciaals. Alleen dat het buiten wat lichter word. Eindelijk word het ochtend. Niet begrijpend kijk ik hem aan.

Jace laat een geïrriteerde zucht door zijn lippen ontsnappen. 'Het word dag en vampiers kunnen overdag niet leven. Als we het nu even vol kunnen houden totdat het dag is dan overleven we het misschien.'

Daar zit iets in wat hij zei. Ineens hoor ik de stem van Eric door mij hoofd galmen. 'Ze kunnen zelfs niet tegen zonlicht.' Er begint zich een plan te ontstaan in mijn hoofd. Als we tegen hen konden blijven praten totdat het dag is , dan hoeven we niet te vechten.

Ik kijk Jace aan en ik zie dat hij het zelfde denkt. Hij knikte.

James is ondertussen uitgelachen en kijkt ons spottend aan. 'Ik ben benieuwd. Laat maar eens zien hoe moeilijk je het kunt maken , bloedworm.'

Mijn angst weg slikkend kijk ik hem uitdagend aan.' Kom maar op, James.' Sarcasme druipt van mijn woorden.

Ik zie hoe James zijn spieren opspanden, klaar voor de aanval.


New WorldWaar verhalen tot leven komen. Ontdek het nu